De waarde van het denken en de lichtgelovigheid

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)

«« 188 / 248 »»
[1] DE ROMEIN zei: 'Luister, grote Meester, ook al zou ik geen wonder zien, maar alleen Uw woord horen, dan zou ik toch weten dat er zeer veel van een waarachtig goddelijke geest in U moet wonen! Zonder diens invloed kan geen mens zo wijs spreken, en op U is ons oude devies: Sine affiatu divino non exsistit vir magnus!* (*zonder goddelijke inspiratie bestaat geen bijzonder mens) volledig van toepassing; want U bent door de hoogste God beslist het meest beademd! Bij zo'n buitengewone wijsheid is het goed te begrijpen dat ook de wil ongewoon krachtig moet zijn, want hij weet maar al te duidelijk wat hij wil en welk middel voor de verwezenlijking geschikt en noodzakelijk is. Een dom mens zal in zijn hele leven niets groots en wonderbaarlijks tot stand brengen, maar wel degene die zich zowel van het te verwezenlijken werk als van de daarvoor noodzakelijke middelen volledig bewust is.
[2] Wie wijs is in zijn spreken, zal het ook in zijn daden zijn; wie echter om woorden verlegen zit en zelfs dom is, diens werken zullen door de mensen beslist nooit bewonderd worden. Ook al lukt het een blinde kip vaak een gerstekorrel met haar snavel op te pikken, dan is zij daarom nog geen zinnebeeld van wijsheid zoals de nachtuil, die ook 's nachts goed ziet waar haar aanstaande buit zich bevindt.
[3] De mensen die de bekende bouwkundige wonderen gebouwd hebben, hebben vooraf beslist een bouwplan ontworpen waarin van te voren al precies vastgelegd was hoe het grote kunstwerk er uit moest zien en welke functie het moest hebben. De bouwmeester van zo'n wonderbouwwerk dat nu reeds - zoals de piramiden van Egypte - enige duizenden jaren getrotseerd heeft en waarschijnlijk ook verder nog duizenden jaren trotseren zal, was beslist geen blinde kip, maar een nachtuil die ook 's nachts duidelijk zag, omdat het hem anders onmogelijk geweest zou zijn zo'n bouwwerk tot stand te brengen. En daarom ben ik van mening dat alleen de grote wijsheid van een door een machtige god bezield mens in staat is wonderbare dingen ten aanschouwen van de andere zwakke mensen te verwezenlijken, omdat de wijsheid in de eerste plaats meesteres en versterkster van de wil is, en zij de enige is die de deugdelijke middelen ontdekt waardoor zij dat, wat zij wil, ook altijd gedaan krijgt, en zodoende ook onvermijdelijk en ongehinderd het beoogde doel bereikt.
[4] Grote wijze Meester, U hoeft daarom voor mij helemaal niet meer door enig wonder het bewijs te leveren dat alles moet gebeuren wat U in Uw grote wijsheid maar wilt; want Uw onbegrijpelijk grote wijsheid en de grote beslistheid van Uw woord leveren mij daarvoor de zekerste en ongetwijfeldste borg. - Heb ik als Romein gelijk of niet?'
[5] IK zei: 'Vergelijk deze heiden nu eens met de joden, die zeggen dat God hun Vader is! Zij vinden alle grote tekenen die Ik al zo vaak en zo veelvuldig zichtbaar en hoorbaar voor hen gedaan heb niet voldoende, en deze heiden herkent Mij aan Mijn woord! Daarom zeg Ik tegen jullie Joden daar beneden in de grote stad: Het hemelse licht zal bij jullie weggenomen en aan de heidenen gegeven worden!
[6] Maar jou, Mijn beste Agricola, zal Ik toch een teken geven, omdat jij Mij ook zonder teken gelooft; want de genezing van deze jonge vrouw die Ik nu Zelf heel lief heb gekregen, is voor denkers van jouw formaat te gering, want enigen uitjouw gezelschap hebben toch heimelijk bij zichzelf gedacht: 'Kijk, dat is een slimme man! Hij wachtte met het genezen net zolang tot hij duidelijk zag dat het vanzelf al beter ging met de jonge vrouw! Toen het moment kwam waarop vanzelf beterschap intrad, wat een dokter duidelijk kan zien, riep hij haar pas en zij ontwaakte, zoals zij ook zonder zijn roep zeker ontwaakt zou zijn!' Kijk, dat dachten jouw intelligente metgezellen bij zichzelf en ten dele dacht jij het ook!
[7] Maar daarmee maak Ik niemand een verwijt, want een zelfstandig denker is Mij altijd liever dan duizend lichtgelovige zielen voor wie het niets uitmaakt of men hun een alfa of een omega laat zien. Want wie niet denkt, leert en begrijpt ook niets, en voor hem is goud en lood uiteindelijk hetzelfde; maar de denker koopt nooit een kat in de zak. Daarom zei je ook na de genezing van deze lieve jonge vrouw bij jezelf: 'Dat teken is hem wel goed gelukt, - maar ik moet hem eerst horen spreken, dan pas zal blijken of hij werkelijk uit zijn wijsheid de kunde bezit zulke tekenen slechts door zijn wil te verwezenlijken!' Toen je Mij echter hoorde spreken, verdween je twijfel; want Mijn woorden werden voor jou en ook voor je metgezellen een borg voor de volle waarheid van het teken en voor het eigenlijke doel van Mijn aanwezigheid.
[8] Omdat jullie, jij met je metgezellen, echter alleen het woord en met het teken geloofd hebben, daarom wil Ik dan nu ten aanschouwen van jullie ook een groot teken doen.
[9] Kijk, waar Ik ben, ben Ik waarachtig niet alleen, maar daar dienen Ml] talloze scharen machtige, lichte engelgeesten uit alle hemelen! Als een keizer of een koning vanwege een belangrijke regeringsaangelegenheid ergens heen reist, reist hij ook niet alleen, maar hij neemt nog een groot en talrijk gevolg met zich mee. En kijk, zo is dat dan ook bij Mij het geval. Ook Ik heb vanwege een uitzonderlijk grote, nieuwe regeringsaangelegenheid op werelds en geestelijk gebied, als de enige Heer van de hele oneindigheid, nu in de wereldse tijd juist op deze aarde, in het lichaam van deze mensen, een uitermate belangrijke reis ondernomen, die nodig is omdat anders geen mens van deze aarde ooit een waarachtig, eeuwig leven zou kunnen bereiken!
[10] En omdat Ik als zeer groot monarch deze reis* (*'deze reis' is toegevoegd) op aarde uit heel gewichtige levensmotieven heb ondernomen, kunnen jullie je wel voorstellen, dat nu ook veel legioenen van Mijn dienstbare engelen de reis samen met Mij maken en ook steeds rondom Mij zijn, op Mijn wenken wachten en Mijn bevelen op alle sterren uitvoeren.
[11] Met jullie lichamelijke ogen kunnen jullie hen weliswaar nu nog niet zien of waar nemen; wanneer Ik echter enige tijd jullie innerlijk gezichtsvermogen zal ontsluiten, zullen jullie hen wel zien en horen, en jullie zullen zelfs met hen kunnen spreken en iets van hen kunnen verlangen. Maar eerst moet Ik aan jullie vrije wil de heel belangrijke vraag stellen of jullie die begeleiders van Mij ook in alle ernst willen zien en spreken, want dwang vindt bij Mij nooit plaats!'
[12] Toen aarzelden de Romeinen even, want deze mededeling van Mij vonden zij toch wel wat al te gek.
[13] Maar AGRICOLA zei tegen de anderen: 'Zal ik jullie eens wat zeggen? We laten hem zijn gang gaan en dan zien we wel verder! Een paar dingen zijn me bij hem nu weer speciaal opgevallen! Wie vertelde hem hoe ik heet?! Want uit een zekere voorzichtigheid heb ik hier nog niemand mijn naam gezegd. Hoe kan hij hem dan weten? Maar nog meer! Wie kon hem onze gedachten verraden?! En kijk, toch wist hij alles! Ah, neem van mij aan dat dat echt geen kleinigheid is! Nu zei hij weer dat hij niet alleen hier is, maar dat er talloze scharen machtige geesten bij hem zijn! Vrienden, als dat zo is, is hij absoluut een volmaakt god in optima forma, en hebben wij het geluk, dat nog nooit eerder voorgekomen is, om de echte Jupiter persoonlijk te zien! Wij gaan dus er allemaal mee accoord om dat te zien en te horen wat hij ons zojuist heeft voorgesteld. Wel, we willen het dus en daarom vragen wij hem om ons zijn machtige reisgezellen te laten zien, als hem dat mogelijk is!'
[14] Allen, zelfs Mijn eerdere leerlingen waren het er helemaal mee eens dat zij dat wilden.
[15] En AGRICOLA kwam naar Mij toe en zei: 'Grote Meester, toon ons Uw talloze, machtige, geheime en onzichtbare begeleiders als U dat mogelijk is, dan zullen we zien 'Nat dat dan wel voor wezens zijn. Wij allen vragen U om ons te laten zien wat U ons daarnet in het vooruitzicht heeft gesteld!'
[16] IK zei: 'Dat zal ook meteen gebeuren! Maar blijf vooral kalm, want wat jullie nu zullen zien, zal, ook al is het door Mijn wil verzacht, jullie erg aangrijpen, ondanks dat jullie dappere Romeinen zijn!'
[17] DE ROMEIN zei: 'Meester, onze lijfspreuk is: Si totus illabatur orbis, impavidum ferient ruinae!* (* Al zou de hele wereld verwoest worden, dan zullen de onverschrokkenen op de ruïnes verder leven!) Wie geen vrees heeft voor de dood, is ook niet bang voor de goede geesten en nog minder voor de kwade, die wel eens niet al te veel macht zouden kunnen hebben! Wij zijn volledig op alles voorbereid, ook al is het nog zo buitengewoon, en U kunt uw teken wel laten beginnen. Wij zijn er allemaal erg benieuwd naar!'
[18] IK zei: 'Sta dan op van jullie zitplaatsen en kom met Mij mee naar buiten! Daar zullen jullie een uur lang de heerlijkheid van God de Vader zien, die Mij, dat wil zeggen in dit lichaam, in deze wereld gezonden heeft voor het heil van de mensen.'
[19] Toen Ik uitgesproken was, stonden allen van hun zitplaatsen op en gingen met Mij naar buiten.
«« 188 / 248 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.