[2] Wij allen, zo'n tweeduizend man, beseffen heel goed wat U en Uw goddelijke zending betekenen. Wij hebben heel goed gemerkt wat U bedoelde toen U zei: 'Ik ben niet alleen, maar de Vader is overal bij Mij!' Maar deze domoren merkten het niet en zullen eeuwig niet merken dat de Vader en U één en dezelfde zijn, en dat U, wanneer U zegt: 'De Vader heeft Mij gezonden!' alleen maar het menselijke, zwakke verstand te verstaan wilt geven dat U, Eeuwige, voor Uzelf een lichaam geschapen heeft om voor ons wormen van deze aarde in onze grote nood een zichtbare God, leraar en trooster te zijn. Uw heilige lichaam is Uw zoon, en U bent in U zelf Vader voor ons arme zondaars en wormen van deze aarde!
[3] En deze dwazen begrijpen dat niet, terwijl ze zeggen dat zij alle profeten op hun duimpje kennen die toch uitdrukkelijk genoeg in geuren en kleuren de tijd voorspeld hebben waarin de Messias zal komen. En die tijd is nu helemaal aangebroken; waarom zal de Beloofde dan niet gekomen zijn?
[4] Als de grote, van Gods geest vervulde zieners deze huidige tijd ongeveer duizend jaar geleden, precies zoals die nu is, hebben kunnen aankondigen, en als deze tijd nu precies zo gekomen is als toen van te voren beschreven werd, waarom zou dan juist de voor deze tijd beloofde Messias weggebleven zijn?! Maar Hij is ook niet weggebleven, Hij is onder ons; wij hebben Hem snel en gemakkelijk herkend!
[5] Maar deze blinde nakomelingen van degenen die reeds in de woestijn aan de voet van de Sinaï, terwijl Jehova op de berg onder bliksem en donder de heilige wetten aan Mozes gaf, het gouden kalf aanbeden en Jehova niet geëerd hebben -ofschoon Hij vlak voor hun neus luid Zijn wetten verkondigde -, zijn nu voor het aangezicht van God nog dezelfde aanbidders van hun gouden kalveren, en bij al hun mateloze domheid toch nog brutaal genoeg zich zelfs aan U o Heer te vergrijpen. O Heer, laat ze gaan, en leer ons U beter en dieper kennen - en ook onze erge zonden die wij zo vaak tegenover U begaan hebben! ,
[6] IK zei tegen het volk: 'Houd je rustig, want Ik moet immers ook deze mensen zeggen wie Ik ben, opdat zij zich eens niet verontschuldigen kunnen dat het hun niet gezegd en hun er niet op gewezen zou zijn! Ik heb al tegen hen gezegd dat Ik Mijn eer niet zoek, en bij deze mensen al helemaal niet, en dat er Eén is die hen zoekt en richt. (Joh. 8,50) Maar deze blinde en verkeerde soort zal dat nooit inzien en begrijpen, tot de bijl aan hun wortels gelegd zal worden. Daarom zeg Ik echter nog eenmaal tegen hen: Waarlijk, waarlijk, als iemand Mijn woord zal houden, zal hij de dood eeuwiglijk niet zien! ' {Joh. 8,51)
[7] Toen zeiden de JODEN die nu al helemaal blind van woede waren: 'Nu beseffen we pas goed dat je de duivel in je hebt! Als jouw woord gelijk is aan Gods woord, dan was het toch ook Gods woord waaraan Abraham, Izaak en Jacob en alle profeten zich gehouden hebben, en toch zijn zij allemaal gestorven! Is dan jouw woord goddelijker dan dat van de Vader en de profeten, zodat je kunt zeggen: 'Wie Mijn woord zal houden, zal de dood in eeuwigheid niet smaken!' (Joh.8,52) Ben je dan meer dan onze vader Abraham, die gestorven is, en de profeten, die allen gestorven zijn? Wie denk je wel dat je bent?' (Joh.8,53)
[8] IK zei: ' Als Ik Mijzelf zou eren, zou Mijn eer geen waarde hebben; maar het is Mijn Vader die Mij eert, waarvan jullie zeggen dat Hij jullie God is. (Joh. 8,54) Jullie kennen Hem echter niet, maar Ik ken Hem. En als Ik zou zeggen: 'Ik ken hem niet!', zou Ik een leugenaar zijn, net als jullie die zeggen dat Hij jullie Vader is! Ik ken Hem echter werkelijk en houd dus Zijn woord! (Joh. 8,55)
[9] Ik zeg jullie echter nog iets, om je te laten zien dat jullie vader Abraham Mij niet onbekend is. Kijk, Abraham was blij dat hij Mijn tijd op deze aarde zou zien! Jullie zeggen wel dat Abraham gestorven is; maar Ik zeg jullie, dat hij evenwel Mijn tijd hier vanaf Mijn eerste dag voortdurend gezien heeft, en daar veel vreugde aan beleeft (Joh. 8,56); hij ziet Mijn tijd nog steeds en is blij!'
[10] Dat was voor DE BLINDE JODEN iets te ongeloofwaardig en zij zeiden met wijd opengesperde mond: 'Wat?! Je bent nog geen vijftig en jij hebt Abraham gezien?' (Joh.8,57)
[11] IK zei: 'Waarlijk, waarlijk, Ik zeg jullie: Ik was er oneindig veel eerder dan Abraham! ' (Joh. 8,58)
[12] Dat deed de joden van woede barsten. Zij hadden geen woorden meer om hun overgrote verontwaardiging uit te drukken. Toen bukten zij zich en raapten losse brokken steen op, waarvan er genoeg In de tempel lagen omdat men aan de bodem zelden tijd besteedde, en wilden die naar Mij gooien; maar Ik verborg Mij snel, werd volledig onzichtbaar en midden tussen hen door gaand verdween Ik uit de tempel. (Joh. 8,59) De leerlingen en Lazarus met de Romeinen kwamen Mij al gauw achterna, en wij gingen vervolgens snel weer onze Olijfberg op.
[13] Maar in de tempel vond nu iets zeldzaams plaats, dat zich tijdens feestdagen vrijwel nog nooit had voorgedaan. Het volk stortte zich op de joden en begon hen dermate in het nauw te drijven dat er soldaten bij gehaald moesten worden om de rust enigermate te herstellen. Maar het volk liet zich nauwelijks kalmeren en eiste van de Romeinse soldaten dat alle woedende joden die de rust zo geweldig verstoord hadden, geboeid aan het gerecht overgeleverd zouden worden, wat dan -in ieder geval pro forma ook gebeurde. Toen pas was het volk weer tevreden.
[14] Daarop ging een schriftgeleerde midden tussen het volk staan om het tegen Mij op te zetten; maar hij had nog geen tien woorden gezegd of hij moest al de benen nemen.
«« 200 / 248 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.