Arbeiders bezoeken de Heer op de Olijfberg

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)

«« 202 / 248 »»
[1] Daarna gingen allen de Olijfberg op, waar Ik juist met de leerlingen en met Lazarus zat te eten en waar zich ook de dertig Romeinen bevonden en zaten te eten. Daar aangekomen, vroegen zij een knecht van de herberg of Ik er was. En de knecht beaamde dat. Toen de ongeveer zeventig man dit heugelijke bericht hoorden, juichten zij en vroegen de knecht om naar binnen te gaan en Mij te vragen of zij bij Mij in de kamer mochten komen.
[2] De knecht ging naar binnen en vroeg het Mij.
[3] En IK zei tegen hem: 'Ga naar buiten en zeg tegen degenen die je gezonden hebben: Wie honger heeft, laat die komen en zich verzadigen, en wie dorst heeft, laat die komen en drinken! Want wie door Mij verzadigd wordt, zal in eeuwigheid geen honger meer hebben, en wie van Mijn wijn gedronken heeft, zal nooit meer dorst hebben; want uit zijn lendenen zullen beken levend water stromen. - Ga nu naar buiten en zeg hun dat!'
[4] De knecht ging snel naar buiten en bracht dat woordelijk aan de mannen over.
[5] Toen zij dat hoorden, wisten zij niet waar zij aan toe waren en vroegen zich af of Ik hun hier soms voor niets wilde laten eten, maar zij vonden zichzelf te onwaardig om dat aan te nemen.
[6] Daarom zeiden zij tegen de knecht (DE ZEVENTIG): 'Doe ons een plezier en ga nog een keer naar binnen en zeg de goede meester en heer, dat wij niet voor eten of drinken hierheen gekomen zijn, maar alleen om van hem nog een paar woorden van licht en leven te horen!'
[7] Daarop ging de knecht weer de kamer binnen.
[8] Maar IK kwam hem Zelf tegemoet en zei tegen hem: 'Ik weet al wat je Mij zeggen moet. Ga jij maar weer aan je werk, Ik zal wel Zelf met de mannen spreken!'
[9] De knecht verdween, en Ik kwam naar buiten naar de mannen en zei tegen hen: 'Wie oren heeft, laat die horen en verstaan, en wie ogen heeft, laat die zien en begrijpen! Jullie zijn hierheen gekomen ter wille van de ware spijs en de ware drank die Ik jullie wil geven. Voedsel voor het lichaam doet niets voor het eeuwige leven van de ziel, dat doet alleen Mijn woord en jullie geloof, en het handelen volgens het woord. Mijn woord is de ware spijs, en jullie geloof en jullie handelwijze is de ware drank. Kom daarom allen die vermoeid en beladen zijn tot Mij, want Ik wil jullie allemaal sterken!'
[10] DE MANNEN zeiden: 'O heer, wat bent u goed en wijs! Als u het toestaat, zouden we graag in de kamer komen en daar wachten op die geestelijke spijs van u, tot het u, o heer en meester, belieft ons met een paar woorden te sterken en op te wekken. Maar kijk, bij ons bevindt zich degene, die door uw grote wijsheid vandaag in de tempel aan de brutaliteit van de Farizeeën ontkomen is, en ook haar armzalige echtgenoot! Zij kwamen beiden met ons mee om u nog eens te bedanken voor de grote weldaad die hun bewezen is! Als u wilt, komen zij ook met ons mee in de kamer.'
[11] IK zei: 'Ik ben toch in deze wereld gekomen opdat allen tot Mij zullen komen die op een of andere wijze vermoeid en beladen zijn. Want Ik ben een ware dokter, die naar de zieken toegaat en hen helpt, en niet naar de gezonden die de dokter niet nodig hebben. Kom allemaal dus nu in de kamer!'
[12] Ik ging dus weer de kamer in en allen volgden Mij.
[13] De waard had intussen al een grote bruiloftstafel neergezet waaraan de ongeveer zeventig man en de vrouw ruim plaats hadden. Toen allen aan de tafel zaten, vroeg de waard hun of zij iets wilden eten of drinken.
[14] Daarop antwoordde EEN van hen: 'Vriend, wij zijn allemaal min of meer arm en hebben niet voldoende geld om een beker wijn te kunnen bestellen; breng ons daarom alleen maar brood en een paar kruiken water , daarmee zijn we ook tevreden! Wij zijn allemaal dagloners en leven van het werk van onze handen. Deze tien feestdagen zijn voor ons de slechtste tijd, omdat we dan niet mogen werken. Als we echter geen werk hebben, hebben we ook geen inkomsten en dus geen geld waarmee wij behalve ons dagelijkse brood nog iets anders zouden kunnen aanschaffen, omdat het beetje wat we gespaard hebben al bijna op is.'
[15] DE WAARD zei: 'Maar jullie hebben toch zeker vrouwen en kinderen! Waar leven die dan van, als het jullie mannen al zo slecht gaat?'
[16] DE MAN die zoëven gesproken had zei: 'O vriend, dat geluk is ons, behalve degene wiens vrouw bij ons is, niet beschoren! Vrouwen zijn er nu slechts voor de rijken op de wereld; wij armen kunnen geen vrouw nemen, laat staan onderhouden. Kijk, wij zijn ongehuwd en hoeven niet voor vrouwen kinderen te zorgen! In deze uiterst slechte tijd kunnen we nauwelijks voor ons zelf zorgen; hoe zou dat dan wel met vrouw en kinderen moeten? De Heerjehova zij gedankt dat we ongetrouwd zijn!'
[17] Toen zei LAZARUS: 'Maar, beste mensen, als jullie in Jeruzalem zo krap zaten, waarom kwamen jullie dan niet naar mij in Bethanië? Daar hadden jullie werk in overvloed gevonden! En bij mij kan niemand zich beklagen dat hij het ooit te krap had.'
[18] DE MAN zei: 'Dat is ons bekend; maar wij weten ook dat iedereen uit de verre omtrek naar u toegaat en bij u werk en verdienste zoekt, en daarom durfden wij u niet lastig te vallen. Maar binnenkort zullen wij van uw aanbod wel gebruik maken.'
[19] Daarop gaf Lazarus de waard opdracht, al deze mensen rijkelijk van brood en wijn te voorzien. En de waard met zijn bedienden brachten voldoende brood en wijn.
[20] Toen deze gasten ook de wijn zagen, spraken zij hun dank uit, en EEN van hen zei tegen Lazarus: 'Heer, het drinken van de wijn zal wel gaan, maar het betalen zal minder goed gaan! Wij zullen de rekening echter na de feestdagen beslist terugbetalen.'
[21] LAZARUS zei: 'Eet en drink zonder zorg; want wat jullie hier verteren, is reeds betaald!'
[22] Allen vroegen nu, wie dat allemaal al betaald had; want dat wilden zij graag weten om de weldoener daarvoor op passende wijze hun dank te kunnen brengen.
[23] Maar LAZARUS zei: 'Vraag daar niet naar, maar eet en drink; want de weldoener is al volkomen tevreden met jullie goede wil!'
[24] Daarop stonden ALLEN op en zeiden: 'Hiermee brengen wij dan onze grote dank aan de weldoener die onbekend wil blijven!'
[25] Pas toen gingen zij weer zitten en begonnen te eten en te drinken.
«« 202 / 248 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.