[2] Op de derde dag, nog heel vroeg, merkte ik dat er zich iets in mijn grote slaapvertrek ophield en bewoog. Ook de bedienden die bij mij de wacht hielden, merkten het. Ik vroeg hun meteen wat het was, en wat het te betekenen had. Maar de bedienden wisten het niet en bezwoeren zoiets nog nooit eerder waargenomen te hebben. Het leek nu eens een schaduw op de wand en dan weer rook die zich van de vloer van de kamer verhief en heen en weer zweefde alsof hij door een licht zuchtje wind bewogen werd. Er kon daar echt niets gemakkelijk in brand vliegen omdat vrijwel alles van steen was, zelfs de tafels, bedden en stoelen. Wij staarden een tijdje in stomme berusting naar dit schijnbare spel van de natuur, en iedereen wachtte met een zekere angst op wat er tenslotte uit voort zou komen.
[3] Het duurde echter niet zo erg lang tot dit schaduw en rookspel opeens verdween. Daarna werd een sterk geruis hoorbaar en een heel jeugdige maar overigens zeer bedroefd uitziende vrouwelijke gedaante kwam te voorschijn; gezien haar vreemde kleding leek zij op een vrouw uit het oude Egypte.
[4] Ik vatte moed en vroeg haar met de stem van mijn hart wie zij was, en wat zij hier wilde.
[5] Ogenblikkelijk richtte het wezen zich op en zei: 'Ik ben een dochter van Sesostris en mijn naam is Isia.Jij bent ook van dezelfde stam en je kunt mij vrijmaken uit deze vesting van ellende en vertwijfeling waarin ik al een lange aardse tijd verblijf. Vertel mij over een echte, ware God! Die alleen zal mij bevrijden van deze lange kwelling; maarjouwen mijn goden zijn alleen maar dode gedachten van de blinde mensen.'
[6] Ik zei: 'Richt je dan tot de God der Joden!'
[7] T oen ik dat gezegd had, werd de gedaante helemaal wit en verdween.
[8] Wat er verder gebeurde doet hier echt niet terzake. De verschijning was ditmaal vrouwelijk en leek precies op een meisje van hoogstens drie en twintig jaar. Als dochter van Sesostris heeft zij beslist ook eens op deze aarde lichamelijk geleefd, en het zou me erg verwonderen als zij niet volkomen leek op haar toenmalige lichamelijke gedaante.
[9] Maar dit levert toch wel een volledig en onomstotelijk bewijs dat ten eerste ieder lichamelijk mens een onsterfelijke ziel heeft, en dat die tijdens het leven van het lichaam het hele lichaam bewoont, en na het vergaan van het lichaam op zichzelf helemaal dezelfde gedaante heeft die zij eerder in het lichaam had. Meer hebben jullie niet gevraagd, en dus heb ik jullie ook niets verder te vertellen.
[10] Maar dat de ziel het hele lichaam van de mens inneemt, kan ik jullie door nog een zelfbeleefde gebeurtenis bewijzen, luister dus verder!
[11] Ik kende in Rome een man die in een veldslag een been tot boven zijn knie verloren had en in leven bleef Toen ik die man vroeg of hij nooit meer iets van het verloren been, als het ware als gevoel vanuit zijn herinnering, merkte, en of hij voelde dat hij geen been had, bezwoer de man, dat het voor hem leek alsof hij helemaal geen voet kwijt was. Door dat gevoel was het hem al meerdere malen overkomen dat hij op die voet die er nog steeds leek te zijn, wilde gaan staan, en daardoor was hij ook al een aantal keren behoorlijk hard gevallen.
[12] Uit dit ware voorval kan ook weer meteen geconcludeerd worden, dat de ziel in de eerste plaats het hele lichaam doordringt en geen ledemaat verliest ook al wordt het lichaam helemaal verminkt, en ten tweede dat de ziel zelf onsterfelijk is en na de lichamelijke dood verder blijft leven en zich verder ontwikkelt.
[13] Ik geloof dat ik jullie vraag nu helemaal ordelijk heb beantwoord. Ik zou jullie nog wel een aantal van zulke feiten uit oude tijden en van al de ons bekende volkeren kunnen vertellen; maar dat zou de waarheid van mijn antwoord niet vergroten. En dus heb ik ook deze vraag helemaal volledig beantwoord en kunnen jullie mij nu wel de vijfde vraag stellen! Wat denken jullie ervan?'
[14] DE SCHRIFTGELEERDE zei: 'Dat je deze vierde vraagbuitengewoon goed beantwoord hebt, moeten wij allen toegeven. Maar wij geven ook toe, dat wij je geen vraag meer kunnen stellen; want je bent een uitermate geleerd man met erg veel ervaring, bij wie wij allen in de leer zouden kunnen gaan. Wat moeten of kunnen wij je nog verder vragen?! We zullen je de honderd pond goud betalen en daar houdt de zaak mee op.'
[15] DE ROMEIN zei: 'Best! Inmiddels kunnen we deze geschiedenis wel laten voor wat het is, omdat jullie nu inzien dat wij Romeinen niet zo dom zijn als jullie gewoon waren van ons aan te nemen. Jullie hebben nu gezien dat wij alles degelijk onderzoeken en het daarbij gevonden goede en ware behouden. Maar omdat jullie daar nu wel van overtuigd zijn, vraag ik jullie: Heb ik gelijk, als ik jullie nu je grote dwaasheid verwijt om de godmens die daar zit, niet als zodanig te willen en te kunnen erkennen naar wat Hij volgens mijn mening ontegenzeggelijk is?'
[16] DE FARIZEEËN zeiden: 'Beste, werkelijk zeer wijze vriend! Dat willen wij ook, en we zijn er zelfs heimelijk van overtuigd dat die Galileeër heel goed de beloofde Messias kan zijn en ook zal zijn; maar ook wij kunnen een oud spreekwoord van jullie aanhalen, en dat luidt: Ultra posse nemo tenetur. * (* Men moet van niemand meer verlangen dan hij kan) En dat is bij ons het geval. Wij kunnen dat niet vanwege de betrekking die wij jammer genoeg bekleden. Want als wij openlijk zijn leerlingen worden, zullen we door de tempel zonder enige consideratie vervloekt en uitgestoten worden. Waar moeten we dan heen, en wat doen we dan, en wie zal ons kost en inwoning geven?
[17] Ja, als iemand leven kon als een vogel in de lucht, dan zou het heel gemakkelijk zijn een leer te aanvaarden die op zichzelf wel vol van de zuiverste waarheid is, maar absoluut het tegengestelde is van ons huidige jodendom! Wij kunnen het dus alleen maar heel in het geheim voor ons zelf aannemen en geloven. Naar buiten toe moeten wij ertegen zijn, omdat wij anders niets zouden hebben om van te leven en ergens te kunnen wonen. Wie dat bedenkt, zal beslist wel inzien wat wij wel of niet kunnen doen.'
[18] DE ROMEIN zei: 'Deze verontschuldiging van jullie is zo waardeloos en zo leeg als een uitgeblazen ei en bevat niet de minste reden om jullie van het aannemen van de waarheid af te kunnen houden. Want nu jullie weten en wel moeten erkennen wie deze godmens is, kunnen jullie toch onmogelijk vragen wat jullie zullen eten, waarmee je je zult kleden en waar je zult wonen. Als de hoogste geest van God in Hem woont, die hemel en aarde geschapen heeft en alles onderhoudt en bestuurt, en als iedere ademhaling en iedere polsslag alleen van Hem afhangt, dan zal Hij ook wel degenen die in Hem geloven en Hem liefhebben alles geven wat zij voor hun lichamelijke levensonderhoud nodig hebben.
[19] Kijk eens al naar deze mensen hier! Zij eten en drinken en zijn goed gekleed. Ook al hadden zij hun kleren al eerder, dan toch niet het voedsel wat zij hier nu gebruiken. Ook jullie drinken nu wijn die nooit eerder in een zak zat, en eten brood dat nooit in een bakkersoven was. Als jullie nu net als wij Romeinen daarvan overtuigd moeten zijn, hoe kunnen jullie je dan met zulke waardeloze redeneringen verontschuldigen?
[20] Maar wat hebben jullie uiteindelijk aan je tegenwoordige functie en lichamelijke verzorging? Zal die jullie verzekeren van het eeuwige leven? Wie zal eens jullie zielen verzorgen als je Hem de rug toekeert die dat alleen kan doen, zoals Hij jullie Zelf vanmorgen in de tempel duidelijk genoeg heeft gezegd dat degene die in Hem gelooft de dood in eeuwigheid niet zal zien, voelen en proeven?! Als je nu volgens jullie zeggen erkent dat Hij de grote Beloofde is, bestaat er toch voor jullie en voor totaal niemand een geldige reden om niet openlijk voor alle mensen in Hem te geloven en volgens Zijn leer te leven. -Heb ik gelijk of niet?'
[21] ALLE AANWEZIGEN zeiden: 'Ja, verheven Romein, u heeft helemaal gelijk; want zo is het en eeuwig niet anders! Heil een ieder die nu het geluk heeft de Heer te zien en Zijn goddelijke leer te horen, zoals wij allen dat geluk beleven en het niet in het minst waard zijn!'
«« 219 / 248 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.