Naastenliefde. Kennis en liefde van God

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)

«« 228 / 248 »»
[1] (DE HEER): 'Er staat weliswaar geschreven dat men hem, die je iets kwaads heeft aangedaan, zevenmaal volledig vergeven moet; maar Ik zeg jullie: zeven en zeventigmaal zevenmaal zul je je belediger vergeven voor je hem voor de rechter aanklaagt! Verbetert hij zich ook dan niet, verstoot hem dan uit de gemeente! Wie echter niet telt hoe vaak iemand hem beledigd heeft, die zal ook in de hemel niet worden aangerekend worden hoe vaak hij tegenover God heeft gezondigd.
[2] Als iemand je om een gunst vraagt, bewijs hem dan met vreugde nog meer dan waarom hij je gevraagd heeft! Als bijvoorbeeld iemand in de winter bij je komt en je om een opperkleed vraagt omdat jij een aantal opperkleden hebt, geef hem er dan ook nog een mantel bij; en als iemand je vraagt om een uur gaans met hem mee te gaan omdat hij de weg niet kent, ga dan twee uur met hem mee, opdat je hem meer liefde bewijst dan hij je gevraagd heeft! Wat je meer voor iemand gedaan hebt, zal je in de hemel tien -, dertig en ook honderdvoudig vergolden worden.
[3] Hoe groter de naastenliefde is waarmee iemand zijn behoeftige medemensen helpt, des te veelvuldiger zal hem het gedane eens vergolden worden. Bedenken jullie dat allen goed en handel daarnaar, dan zullen jullie als waarachtige kinderen van God het eeuwige leven hebben en eeuwig zijn onmetelijke schatten oogsten! Ik zeg jullie: Een zon voor degene, die uit ware naastenliefde met zijn naaste en arme broeder ook maar een penning gedeeld heeft!'
[4] Toen zei DE FARIZEEËR die nu al erg gelovig was: 'Heer, wat moet iemand met een zon doen?'
[5] IK zei: 'Is de zon niet het licht van de dag, en verwarmt zij niet de hele wereld en maakt zij niet door haar licht en haar warmte dat alles groeit en bloeit op aarde? Als Ik echter zeg: 'Een zon voor degene die Mijn leer in alles navolgt! ' , dan bedoel Ik daarmee geen stoffelijke zon, maar een volledig geestelijke zon in zijn hart, wat zoveel wil zeggen als de volledige godgelijkheid van zijn ziel. - Begrijp je dat goed?
[6] Bovendien zeg Ik je nog dat eens zulke zielegeesten, die volledig aan God gelijk zijn, ook de natuurlijke zonnen moeten gaan besturen, wat oneindig veel wil zeggen; want daardoor krijgen zij ook de opperste leiding over alle aarden die om een zon cirkelen. En nog andere, volmaaktere kinderen van God zal de volledige leiding van de centraalzonnen in handen gegeven worden, waarvan de leiders van de kleinere planeetzonnen bij bijzondere gelegenheden hun richtlijnen zullen krijgen. Maar om dat te kunnen zijn moet men eerst een volledige, hele geestelijke zon in zijn binnenste bergen.
[7] Want wat je ook maar ziet, het wordt allemaal door geesten geleid, omdat zij van God de bekwaamheid daarvoor krijgen. En de zaligheid van iedere geest ligt in het feit dat hij zo door God voorzien met alle kracht en macht, God dienend, bezig kan zijn.
[8] Jullie allen is op deze aarde slechts iets gerings toevertrouwd; maar wie in dit kleine getrouw is, zal eens over iets groots gesteld worden. Maar Ik zeg jullie ook, dat niemand God en de mammon tegelijkertijd kan dienen; noch de een en noch minder de ander is tevreden met een halve dienst. Begrijp je dat?'
[9] DE FARIZEEËR zei: 'Heer, dat begrijp ik nu al heel goed; maar ik heb in mijn huidige functie veel van de mammon verworven. Wat moet ik daarmee doen?'
[10] IK zei: 'Zoals je het verkregen hebt, zo moet je het ook weer verdelen onder degenen die het nodig hebben! Want wie echt Mijn leerling en volgeling wil zijn en ook zal zijn, zal, als hij het in alle ernst wil, zich geen zorgen hoeven te maken voor de komende dag wat hij zal eten en drinken en waarmee hij zich zal kleden, maar laat hij slechts ijverig het rijk van God en diens gerechtigheid zoeken! Al het andere wat hij nodig heeft om te leven, zal hem erbij gegeven worden; want de Vader in de hemel weet altijd wat de Zijnen nodig hebben. Hij, die het gras op het veld voedt en alle dieren hun voer en hun bekleding geeft, zal voor de mensen die in Zijn liefde en in Zijn welbehagen wandelen toch nog wel meer zorg dragen; want zo'n mens is meer waard dan alle planten en alle dieren van de hele wereld. -Begrijp je dat?'
[11] DE FARIZEEËR EN MET HEM OOK DE ANDERE ZES zeiden: :Ja, Heer, ook dat begrijpen we nu en we zullen ook datgene doen wat U ons nu zo wijs heeft aangeraden. Alleen hier in Jeruzalem kunnen we dat voorlopig niet zo gemakkelijk doen; maar we nemen alles wat van ons is mee en dan vinden we nog wel genoeg gelegenheden waar Uw raad zullen toepassen, -want de aarde is overal van God en de mensen beslist niet minder! -Heer, is dat goed?'
[12] IK zei: 'Het komt er echt niet op aan of jullie hier of ergens anders de armoede gedenken, maar daar aan de tafel waar de vrouw zit die Ik vandaag uit de geile klauwen van de tempel gered heb, zou een weldaad van pas komen. De vrouw en haar man zijn arm, en de andere mannen aan dezelfde tafel ook. Geef de honderd pond die jullie verloren hebben maar aan Lazarus, dan zal hij als Mijn ware broeder ervoor zorgen dat deze armen daardoor een behoorlijk bestaan kunnen leiden!'
[13] DE FARIZEEËN zeiden: 'Heer, niet alleen de honderd pond, maar duizend pond goud zullen we Lazarus daarvoor geven, en daar kan hij naar Uw wil over beschikken. Want het licht dat wij van U kregen is eindeloos meer waard, en Uw geduld met ons is eeuwig onbetaalbaar! Het is maar goed dat wij allen niet in de tempel wonen omdat wij zelf erg rijk zijn en daarom kunnen wij met onze privégelden en - schatten doen wat wij willen. Het tamelijk hoge inleggeld in de tempel is natuurlijk zonder meer weg. Want ook al reizen wij erepriesters, als missionarissen, dan hoeven we van de tempel toch geen vergoeding te verwachten, -maar de tempel ook van ons niets meer dan wat hij al heeft; en dus zullen wij nog vannacht het geld aan Lazarus geven. - Is dat zo juist?'
[14] Toen zei IK: 'Mij nog meer daarover te vragen is helemaal onnodig; want jullie zullen nu wel inzien dat ieder zich meer verdienste verwerft naarmate hij meer wil offeren en naarmate hij dat meer met ware liefde tot God en de naaste doet. Volg dus jullie goede wil en het zal jullie vergolden worden!'
[15] Daarop vroegen de zeven of er een aantal sterke mannen die bij de vrouw aan tafel zaten met hen mee wilden gaan om het geld te dragen. Toen stonden allen, in totaal twee en zeventig man, op en gingen met de zeven mee en brachten het duizend pond zware goud al binnen een uur. Toen zij allen in de zaal waren, legden zij op Mijn aanraden het goud in honderd zware zakken aan de voeten van Lazarus, en Lazarus bedankte eerst Mij dat Ik hem de genade waardig achtte zo voor de armen te mogen zorgen, en daarna pas prees hij ook de teruggekeerde zeven mannen, dat ook zij Mij in hun hart herkend hadden.
[16] Ook de armen dankten Mij en EEN van hen zei: 'Heer, als ook wij Uw leerlingen zouden kunnen worden, dan zien wij af van deze buitengewone ondersteuning; want het is beter Uw leerling te zijn dan al het goud van de hele wereld te bezitten! Want voor wie U zorgt, o Heer, die is voor de hele eeuwigheid goed verzorgd!'
[17] IK zei: 'Deze nacht is het nog geen tijd om daarover te spreken, maar er kan nog van alles gebeuren, omdat Ik pas vandaag over zeven dagen Jeruzalem voor een poos zal verlaten. Bespreek echter nog voordien met Mijn oude leerlingen de hoofdinhoud van Mijn leer; wat jullie niet weten zal je op het moment datje het nodig hebt in de mond gelegd worden.
[18] Maar voor nu zeg Ik tegen jullie allen: Omdat Ik vandaag zo'n goede oogst had, ben Ik daar ook echt blij om, en daarom zullen wij gedurende deze nacht opblijven en toch zal ieder van jullie morgen zo gesterkt zijn alsof hij de hele nacht goed geslapen had. Maar wij zullen tot de ochtend nog een aantal zaken behandelen die jullie op een hoger standpunt van de kennis van God zullen brengen; want God zo goed mogelijk te leren kennen is voor ieder mens het belangrijkste.
[19] Want wie God niet goed kent, kan nooit volmaakt in een God geloven, en Hem nog minder boven alles liefhebben en dus ook nooit volledig deel hebben aan de geest van God. Want uit een onjuiste kennis van God komen mettertijd tengevolge van de vrije wil van de mensen, allerlei soorten dwalingen onder de mensen, die dan als een duizendkoppige hydra voortwoekeren, de mensen tot afgodendienaars maken en hun de poort tot het ware, eeuwige leven versperren, zodat zij dan aan gene zijde als zielen moeilijk ooit binnen kunnen komen; want wat een ziel hier binnen een dag voor haar levensvervolmaking kan doen, kan zij aan gene zijde vaak niet in duizenden aardse jaren doen. Mijn oude leerlingen hebben over God al wel veel uitgebreidere kennis; maar jullie nieuwelingen zijn al met al daarin nog zwak, en daarom wil Ik jullie daarin sterken.'
[20] ALLEN zeiden: 'Heer, doe dat en houd niets voor ons achter; want wij smachten ernaar als verdord gras naar leven brengende regen!'
[21] Ook DE ROMEINEN zeiden: 'Ook wij, -des te meer omdat wij nog volledig nieuwelingen zijn in deze belangrijkste kennis van alle kennis!'
[22] Ook PETRUS zei: 'Ook ons ouden zal het van groot nut zijn; want ook wij staan daarin nog helemaal niet zo stevig!'
[23] IK zei: 'En wat hebben jullie daar dan nog voor moeilijkheden mee?'
«« 228 / 248 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.