De tweede schepping van God

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)

«« 239 / 248 »»
[1] (DE HEER:) 'Alle helse geesten kunnen zich erg goed anders voordoen dan zij zijn. Zij verschijnen vaak uiterlijk als engelen terwijl ze innerlijk net verscheurende dieren zijn en blijven. Hun vermommings kunst gaat zo ver, dat zij zelfs engelen zouden kunnen verleiden, en Ik ben voornamelijk daarom lichamelijk op deze aarde gekomen, om voor eeuwig tegen de hel een dam op te werpen, die zij in alle eeuwigheid nooit zal kunnen overmeesteren.
[2] Ik, als God van eeuwigheid, zou natuurlijk wel met Mijn wil de hel kunnen vernietigen, maar met haar dan ook de hele schepping. Maar wat dan? Soms met een nieuwe schepping beginnen? Ja, ja, dat zou wel gaan; maar een nieuwe schepping van stoffelijke werelden is in geen andere orde denkbaar dan die van de tegenwoordige, omdat de materie het vastgelegde en noodzakelijkerwijs geoordeelde medium is waarin een wezen, dat in alle opzichten aan Mij gelijk moet worden, geheel los van Mij de proef van de vrijheid van wil moet doorstaan om tot de ware levenszelfstandigheid te komen.
[3] Daarom is het beter alles te laten bestaan, maar in goede orde van elkaar gescheiden. Dit kon echter door Mij alleen maar verwezenlijkt worden doordat Ik Zelf mens ben geworden, Zelf alle materie heb doordrongen, en daarmee al haar nog zo oude, gerichte geestelijke inhoud geschikt heb gemaakt om zalig te worden.
[4] En dat is nu de tweede schepping, die Ik reeds van eeuwigheid voorzien heb, zonder welke nooit een mens van deze of een andere aarde volmaakt zalig had kunnen worden; want voor deze komst van Mij op aarde was Ik eeuwig een onzichtbare God, zoals het ook in Mozes staat dat niemand God kan zien en in leven kan blijven. Van nu af aan ben Ik voor iedereen een zichtbare God, en iedereen die Mij ziet, leeft en zal eeuwig leven.
[5] De verlossing bestaat echter in de eerste plaats uit Mijn leer, en in de tweede plaats uit Mijn menswording, waardoor de overheersende macht van de oude hel helemaal gebroken en overwonnen is.
[6] Dat heeft de profeet Jesaja reeds aangekondigd toen hij in het 63e hoofdstuk vers 1-9 zei: 'Wie is Hij die van Edom komt, het kleed uit Bosra bespat, rechtschapen gekleed, voortschrijdend door de grootheid van Zijn kracht?
[7] Ik, die spreek in gerechtigheid, machtig om te redden!
[8] Waarom heeft Uw gewaad een rode kleur en lijkt Uw gewaad op dat van een druiventreder?
[9] De druivenpers trad Ik alleen, en uit het volk niemand met Mij! Daarom vertrad Ik die (de hel) in Mijn toorn (gerechtigheid) en plette ze in Mijn woede (de hoogste orde der goddelijke wijsheid). Daarom is de overwinning op Mijn gewaad gespat (het ware van de leer en het geloof); want de dag der wraak is in Mijn hart, en het jaar van Mijn verlosten is gekomen. Mijn arm bracht Mij heil (het menselijke van de Heer); naar de aarde afdalend overwon Ik haar (de hel). Hij sprak: Kijk, die kinderen zijn Mijn volk (door de hel verleid), daarom werd Ik hun verlosser, wegens Mijn liefde en Mijn mildheid heb Ik hen verlost.'
[10] En verder vinden jullie ook bij hem in zijn 59e hoofdstuk: 'Hij zag dat er niemand was (d.w.z. geen liefde en geen waarheid) en verbaasde zich dat er geen vertegenwoordiger was; daarom bracht Zijn arm (het menselijke van de Heer) Hem heil, en de gerechtigheid richtte Hem op (de goddelijke orde in het menselijke van de Heer). Daarom trok Hij gerechtigheid aan als een pantser en de helm des heils op Zijn hoofd en trok het gewaad van de wraak ( de waarheid) aan en bedekte Zich met ijver als met een mantel. Toen kwam voor Sion een verlosser!'
[11] In Jeremia lezen jullie (hfdst.46): 'Zij hebben de moed verloren, want hun (van de hel) helden zijn verslagen. Zij sloegen op de vlucht en keken niet achterom. Die dag (tot eer en prijs) is voor de Heerjehova Zebaoth een dag van wraak, waarop Hij wraak zal nemen op Zijn vijanden en Zijn zwaard zal vreten en zat zal worden.'
[12] En in de 45e psalm, vers 4-8, lezen jullie iets heel voortreffelijks, dat luidt: 'Gord het zwaard (ook het menselijke van de Heer) om de lendenen, Machtige! Uw pijlen ( de waarheid) zijn gepunt. Volkeren (van de hel), die in hun hart vijanden van de koning (het goede en ware) zijn, zullen onder U vallen. Vestig Uw troon (de kerk des Heren) voor de tijd die komt en de eeuwigheid! U hield van de gerechtigheid; daarom heeft God U gezalfd.'
[13] Er zijn nog veel van dergelijke plaatsen waarin duidelijk gemaakt wordt dat Ik voornamelijk in het lichaam in deze wereld ben gekomen om de al te grote inmenging van de hel voor eeuwig een halt toe te roepen.'
«« 239 / 248 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.