[2] Kisjonah, een man die tegenover iedereen uiterst vriendelijk en oprecht was, vroeg dan ook aan onze leerling wat hij gedurende die tijd thuis gedaan had en hoe het met hem en zijn gezin gegaan was.
[3] Daarop begon de leerling lang en breed uit te weiden over de winst die hij in die korte tijd voor zijn gezin gemaakt had door buitengewoon hard te werken in zijn kunst; dat hij opdracht had gekregen om voor een aantal hoge heren veel uitmuntend keuken en tafelserviesgoed te maken en dat hij daarvoor erg goed betaald was en zo zijn huishouden en zijn familie op z'n minst voor een aantal jaren uitstekend verzorgd had. En hij vertelde nog meer van dergelijke aan het ongelooflijke grenzende verhalen.
[4] Toen was het geduld van de andere leerlingen echter op, en zelfs onze PETRUS die anders niet gauw iets zei, zei tenslotte tegen hem: 'Luister, als van dat alles ook maar de helft waar is - wat ik erg betwijfel -, dan ben je nu bijna al zo rijk als onze vriend Kisjonah hier, en dan begrijp ik helemaal niet waarom je nu hebt kunnen besluiten weer naar ons te komen en mogelijkerwijs zelfs nog verder met ons mee te gaan! Zou het dan voor jou niet veel verstandiger zijn ook nu thuis te blijven en je door je kunstzinnige vlijt nog meer te verrijken?'
[5] JUDAS ISKARIOT zei: 'Dat begrijp je niet! Ik werk weliswaar graag hard als ik eenmaal bezig ben; maar ik kan niet ontkennen dat ondanks alle vlijt de herinnering aan al het gehoorde en geziene mij weer van het werk aftrekt en naar jullie voert, om daar nog meer te horen en te zien. Want zo bijzonder geesteloos als waarvoor jullie, broeders, mij houden, ben ik niet! Als ik zo was dan zou ik beslist niet bij jullie zijn! Maar ik wilde weer graag bij jullie zijn, en natuurlijk het meest bij onze Heer, en daarom moest ik gaan, als door een onzichtbare macht getrokken, en nu ben ik hier . Mocht dat jullie echter onaangenaam zijn en sta ik jullie op een of andere wijze in de weg, dan hoeven jullie het maar te zeggen en vooral de Heer, dan ga ik weer naar waar ik vandaan ben gekomen, en dan blijven we toch nog goede vrienden! ,
[6] PETRUS zei: 'O nee, dat zullen we nooit doen, en je kunt bij ons blijven zoals je was en zoals je wilt; de enige reden waarom ik je vermaan ligt alleen daarin, datje zonder enige rekening te houden met de alwetendheid van de Heer, die Hij zo vaak heeft aangetoond, ons allen over je grote winsten zo brutaal en onbeschaamd in ons gezicht kunt beliegen, terwijl je van de Heer net zo goed als wij dient te weten dat er nooit een onwaar woord over onze lippen mag komen. Als je dat met zekerheid bekend is, waarom komen er dan zulke leugens over je lippen, terwijl je net als wij door de Heer bent uitverkoren tot apostel?'
[7] JUDAS ISKARIOT zei: 'Hoe kun je me dan bewijzen dat ik gelogen heb?'
[8] PETRUS zei: 'Heel gemakkelijk! Want in de eerste plaats heeft de Heer door Zijn genade mijn innerlijk dermate verlicht dat ik precies weet en weten kan of iemand liegt of de waarheid spreekt; bovendien zal, wat ik nu zojuist ge waar wordt door de genade van de Heer, heel snel een ander , nog duidelijker bewijs hier binnenkomen, waarvan allen die je nu hebben aangehoord maar al te duidelijk zullen vernemen hoe erg je ons allemaal belogen hebt, hetgeen echt niet prijzenswaardig van je was! Wij ondervinden weliswaar door jouw volkomen ijdele grootdoenerij schade noch voordeel, maar overdenk zelf eens of zoiets onder ons gepast is, en heel in het bijzonder in tegenwoordigheid van de Heer, van wie je beweerde dat je, evenals wij allen, in Hem geloofde en op Hem hoopte!'
[9] Hier werd onze leerling erg verlegen en hij wist niet wat hij Petrus moest antwoorden, want hij voelde zich diep getroffen.
[10] Vrij vlug daarna kwamen er echter enige mensen naar het huis van Kisjonah en vroegen om een aalmoes, en Kisjonah liet hen zoals hij gewend was binnenkomen. Toen zij in de kamer kwamen, bleken het vier reeds tamelijk volwassen kinderen te zijn die in armoedige lompen gehuld waren. Toen Judas Iskariot hen in het oog kreeg, wendde hij zijn gezicht af om door de vier binnen gekomenen niet herkend te worden; want het waren zijn oudste vier kinderen, een meisje en drie jongens.
[11] Kisjonah vroeg hen terzijde, wie zij waren en waar zij vandaan kwamen, wie hun vader was en hoe hij heette.
[12] De kinderen antwoordden naar waarheid en gaven over hun vader geen bijzonder goed getuigenis.
[13] Kisjonah zei daarop dat hij gehoord had dat hun vader de eerste helft van de winter door zijn kunstzinnige ijver juist zoveel geld verdiend had.
[14] Maar DE KINDEREN ontkenden dat en zeiden: 'Hun vader had wel het een en ander klaargemaakt voor een markt, -maar toen hij op de markt kwam ontstond er een grote vechtpartij tussen joodse en Griekse kooplui, en bij hun vader gingen alle potten en kannen aan stukken, en zij waren toen met z'n allen als pure bedelaars weer naar huis gegaan, waarop hun vader erg verdrietig werd en bij hen weg ging met de woorden: 'Kinderen, ik kan nu niets meer voor jullie doen! Ga naar barmhartige mensen, die zullen jullie nog wel helpen! Ik zal echter naar de wonderbare meester gaan waarover ik al zoveel verteld heb; misschien kan ik Hem overhalen om in ieder geval jullie en je arme moeder te helpen, mocht ik niet meer geholpen kunnen worden!' Toen ging hij bedroefd weg, en wij gingen ook weg zoals u ons nu ziet, om een aalmoes voor ons, voor onze moeder en voor onze jongere broertjes en zusjes te vragen, maar tot op heden zonder veel resultaat. Daarom smeken wij u om u over ons te ontfermen!'
[15] KISJONAH zei: 'Hoe lang is het dan al geleden dat jullie vader je verliet?'
[16] Toen zeiden de kinderen dat het al zo'n acht dagen geleden was dat zij hun vader voor het laatst zagen.
[17] Hierop bracht Kisjonah de kinderen in een ander vertrek, liet hun andere kleren geven en liet hen baden, en gaf hun te eten en te drinken. Toen de vier zo voorlopig verzorgd waren, gaven zij duidelijk te kennen dat zij begaan waren met het leed van hun vader dat maakte dat hun arme moeder thuis ook erg bedroefd was, omdat nu niemand wist waar hij gebleven was.
[18] Kisjonah troostte hen en zei dat zij zich daarover geen zorgen hoefden te maken omdat ook hun vader voorlopig bij hem goed ondergebracht was en zij hem al gauw zouden zien.
[19] Dat maakte de kinderen erg blij en zij bleven gerustgesteld in hun vertrek.
[20] KISJONAH kwam weer terug, ging naar Judas Iskariot en zei: 'Vriend, het zij verre van mij om jou, een uitverkoren leerling van de Heer, vanwege je grootsprekerij ook maar enig verwijt te maken, -maar omdat jij mij hopelijk even goed kent als iedere arme uit de wijde omtrek, vraag ik mij af waarom je niet direct hierheen bent gekomen, en waarom je mij niet over je betreurenswaardige omstandigheden hebt verteld? Kijk, je kinderen zijn veel oprechter dan jij en erg bezorgd over jou, maar toen ze binnenkwamen keek jij de andere kant op om door hen, die bedroefd naar je zoeken, niet herkend te worden! Ik vind dat op z'n minst toch wat vreemd van je! Wat vind je daar nu zelfvan?
[21] JUDAS ISKARIOT zei met een diepe zucht: ' Ach, vriend, ik wilde door mijn misplaatste grootspraak alleen maar mijn totaal gebroken hart verdoven! Maar dat heeft mij slechte vruchten opgeleverd; want de straf zat mijn boosheid tegen mijzelf dadelijk als een giftige adder op de hielen, en nu sta ik hier ontmaskerd, vernietigd voor iedereen. Kom, laat me naar mijn kinderen gaan om hen te troosten en bij hen mijn verdriet uit te huilen!'
[22] Maar IK zei: 'Nu nog niet! Eet en drink nu, en lieg in het vervolg met meer, anders zal je nog iets ergers overkomen!'
[23] Toen bleef Judas Iskariot en begon weer te eten en te drinken, en allen spraken verder heel vriendelijk tegen hem, en Kisjonah beloofde hem voor zijn behoeftige kinderen te zorgen, omdat zij geheel onschuldig waren aan zijn tegenspoed terwijl hij als vader wel in meer of mindere mate aan hun tegenspoed schuldig was.
[24] Zo werd deze episode rustig en goed afgesloten, en zij is alleen maar hier vermeld om van deze leerling weer iets beter aan te geven wat voor mentaliteit hij had.
«« 35 / 248 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.