De oorzaken van het verval van de mensen. Theocratie en monarchie Eindtijd en gericht.

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)

«« 76 / 248 »»
[1] IK zei: 'Denk na over wat Ik daar reeds over gezegd heb; maar vooral hoogmoed, traagheid, eigenliefde en daaruit voortgekomen heerszucht zijn de oorzaken van dit verval van de mensen.
[2] Reeds ten tijde van Samuël zijn de mensen trager en arbeidsschuwer geworden. Zij begonnen zich voor bepaalde soorten werk te schamen en lieten dat alleen door bepaalde gehuurde knechten en meiden verrichten. De rijken legden hun handen in de schoot en lieten de anderen voor zich werken. Wie het hardst voor hen gewerkt had, kreeg ook het meeste loon, wat ook juist was; maar daardoor werden de rijken een soort kleine heersers, die beslist geen knechtenwerk aan wilden pakken, maar slechts aan knechten en dienstmeiden werk opdroegen en dit zelf met geen vinger aanraakten.
[3] Zoals de ouders waren, zo werden ook de kinderen, namelijk traag, zelfzuchtig en heerszuchtig. Zij leerden het bevel te voeren over de bedienden, maar hun tere handen wilden zij nooit of te nimmer bezoedelen met gering knechtenwerk. Deze slechte gewoonte groeide bij de mensen van jaar tot jaar en bereikte maar al te gauw een hoogte waarop de toch al zo gekoesterde hoogmoed geen voldoende bevrediging meer vond. Hij, de Jood, keek weemoedig naar de luister en de hoge en belangrijke hoogwaardigheidsbekleders van de heidense volkeren, en het koningschap vond hij de allerhoogste eer en waardigheid voor een mens. Kortom hij wilde ook een werelds koning hebben en was niet meer tevreden met de zuivere heerschappij van God door zieners en richters!
[4] Toen het volk, ingaand tegen alle goede vermaningen van de zieners, van Samuël toch een koning verlangde, bracht de vrome dienaar aan God de wens van het dwaze volk over omdat hij zelf niet wist wat hij doen moest.
[5] Toen sprak jehova tot hem:'Kijk, bij alle zonden die dit volk al voor Mijn aangezicht begaan heeft, begaat het nu ook deze grootste: dat het een koning wil hebben! Ga en zalf de grootste man uit het volk! Die zal het tuchtigen voor zijn aan Mij begane misdaad. ,
[6] Kijk, dat zijn, heel in het kort, de woorden van jehova naar aanleiding van de slechte wens van het volk! De gevolgen van de daardoor steeds meer gevoede hoogmoed van het volk kun je voor een klein deel lezen in het boek der Koningen en in de Kronieken, waar in het kort die mooie verhalen zijn opgetekend, -maar voor het grootste deel zie je ze nu voor
[7] Vriend, alleen in de ware deemoed ligt de weg naar het innerlijke leven van de ziel! Maar wie bezit deemoed? Kijk, zelfs geen bediende van een heer; want hij matigt zich tegenover de bedienden van andere heren de eer en het aanzien van zijn heer aan! Als die ook maar een graadje hoger is dan die van de heer van een andere bediende, dan wordt de bediende van de mindere heer al meteen met verachting aangezien, en er worden tussen die beiden weinig woorden gewisseld.
[8] Ik zeg je: Zolang niet de ware zuivere liefde en de aan haar overeenkomstige deemoed de volkeren zal ordenen en leiden, zo lang ook zal het over het algemeen duister zijn op de aarde. Dat er altijd enkelen zullen zijn die in het licht zullen staan, is zeker en gewis, maar daarvan zullen er altijd maar weinig zijn. Want zolang er werelds grote, en onmatig trotse en eerzuchtige heersers in de wereld zullen zijn, zo lang ook zal in alle lagen der mensheid het zaad van de hoogmoed en van de medeheerszucht doorwoekeren, en nacht, duisternis, zelfzucht, nijd, woeker, vervolging en verraad, als zijnde de ware elementen van de hel, zullen van de aardbodem niet wijken tot aan de tijd van het grote gericht waarin Ik de aarde opnieuw door vuur zal reinigen. Na die tijd zal er geen koning meer over een volk der aarde heersen, maar alleen het licht van God. Lichamelijk zullen jullie die tijd niet beleven, maar wel helder en overduidelijk geestelijk in Mijn rijk. ' .
[9] Toen zei DE WAARD: 'Heer, wanneer, in jaren gerekend, zal die gelukkige tijd komen?'
[10] IK zei: 'Dat weet alleen de Vader, en na Hem weet het alleen degene aan wie de Vader het zal willen openbaren. Mij heeft Mijn Vader het tot nu toe nog niet geopenbaard, behalve dat dit zal geschieden. Maar jullie kunnen allen als volledig waar aannemen dat er bijna iedere tweeduizend jaar op aarde een grote verandering plaatsvindt. En zo zal het ook, vanaf heden gerekend, geschieden. -Maar nu niets meer daarover!'
[11] Toen zei DE WAARD: 'Heer, als het U gelegen komt, staat nu de ochtendmaaltijd al op ons te wachten!'
[12] IK zei: 'Wel, laten we die dan maar gaan gebruiken!'
[13] Vervolgens gingen we naar huis, waar de maaltijd al op ons wachtte. De achtergebleven leerlingen vroegen ons waar we toch geweest waren, want zij hadden ons niet kunnen vinden.
[14] Maar IK zei: 'Wij waren precies daar waar wij waren, maar jullie zochten ons daar waar wij niet waren, en dat is de heel eenvoudige reden waarom jullie ons niet gevonden hebben. Maar laten we nu eten en drinken!'
[15] Daarop gebruikten wij onze ochtendmaaltijd en tijdens het eten zei een Joodse Griek dat Mijn antwoord op hun vraag toch een beetje vreemd geklonken had, en dat zij niet wisten wat voor uitleg zij daaraan moesten geven.
[16] Toen zei IK tegen hen: 'Juist zoals Ik het jullie gegeven heb! Als jullie er dieper over na willen denken, zullen jullie er ook een grote geestelijke waarheid in vinden.'
[17] DE LEERLINGEN zeiden: 'Dat zal niet zo makkelijk zijn, want het schijnt niets anders te zijn dan een goede woordelijke afstraffing voor onze nieuwsgierige vragen!'
[18] IK zei: 'O, beslist niet! Ik zal jullie echter zeggen wat het betekent en wat Ik daarmee heb willen zeggen. Luister dus naar Mij!
[19] Waarlijk, zij die Mij niet dáár zoeken waar Ik ben, vinden Mij niet en zullen Mij ook niet vinden. Er zullen er in de loop van de tijd nog heel velen Mij zoeken en niet vinden! Er zullen tijden komen waarin heel veel valse profeten en Messiassen zullen opstaan die tegen jullie zullen zeggen:'Kijk, hier is de gezalfde!' of Dáár is hij!' Maar geloof die allemaal niet, want waar zij zullen aangeven dat Ik te vinden ben, zal Ik juist het allerminst en eigenlijk helemaal niet en nooit te vinden zijn. Wie Mij zal zoeken in iets dat ook maar zweemt naar wereldsheid, zal Mij niet vinden, maar alleen hij die Mij in ware liefde, deemoed en zelfverloochening zal zoeken, zal Mij ook zeker altijd en overal vinden.
[20] Jullie zijn er echter wat geërgerd op uitgegaan om Mij te zoeken, omdat Ik jullie van tevoren niet verteld had waar Ik vanmorgen voor de maaltijd heen zou gaan. En kijk, dat was ten eerste niet de juiste plaats om Mij geestelijk in jullie hart te zoeken, en in de tweede plaats kon derhalve ook uiterlijk de juiste plaats waar Ik Mij bevond niet gevonden worden!
[21] Dit alles slaat nu echter niet op jullie houding tegenover Mij, maar Ik liet jullie door een beeld zien hoe het ooit zal worden. Daarom moet dan ook, net als Ik, iedere ware leraar bij elke gelegenheid zijn woorden zo kiezen, ook bij de meest onbelangrijke zaken, dat zij als basis kunnen dienen voor een nieuwe, belangrijke leer. Want waarlijk zeg Ik tegen jullie: In het rijk van de geesten die rein zijn voor God, zullen jullie ook voor ieder ijdel leeg woord rekenschap af moeten leggen en in tegenwoordigheid van het zuivere licht van de waarheid uit God te schande staan!'
[22] Deze woorden klonken de leerlingen nu niet bepaald aangenaam in de oren, maar zij griften ze toch heel diep in hun hart.
«« 76 / 248 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.