De grondslagen voor de geestelijke vervolmaking. Het wezen van God

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)

«« 88 / 248 »»
[1] (DE HEER:) 'Hieruit zie je dat zonder het ware en levende geloof in een enige en eeuwig waarachtige God geen mens het levensmeesterschap kan bereiken. Daarom is het vóór alles noodzakelijk in een ware God te geloven; want zolang je niet gelooft dat er een enig ware God is, kun je ook geen liefde voor Hem in je hart laten ontwaken. Zonder die liefde is het echter onmogelijk God te naderen en tenslotte vrijwel volledig één met Hem te worden.
[2] En zonder dat kan van een echt levensmeesterschap net zomin sprake zijn als dat iemand een meester op de harp zou willen zijn zonder daar ooit iets over gehoord en er zelfs nog nooit één gezien te hebben.
[3] Als je echter nog steeds blijft vragen:'Ja, waar is God dan, en hoe ziet Hij er eigenlijk uit?', dan zeg Ik je, dat niemand het eigenlijke goddelijke Wezen kan zien en in leven blijven, -want Het is oneindig en daarom ook alomtegenwoordig, en Het is daarom als iets puur geestelijks ook het binnenste van ieder ding en ieder wezen, dat wil zeggen door de werking van het licht van Zijn machtige wil; in Zichzelf en op Zichzelf is God echter een mens zoals Ik en ook jij, en woont in een ontoegankelijk licht, dat in de wereld der geesten de genadezon genoemd wordt. Deze genadezon is God echter niet Zelf, maar het is de uitstraling van Zijn liefde en wijsheid.
[4] Zoals je de werking van de zon van deze wereld ziet doordat zij overal aanwezig is met haar licht dat voortdurend naar alle mogelijke richtingen uitstraalt, zo werkt ook de overal werkende kracht van de genadezon als een uit haar stromend licht dat in alle wezens scheppend en leven gevend aanwezig is.
[5] Wie nu in staat is veel licht uit de genadezon van de hemelen in het hart van zijn ziel op te vangen, op te nemen en dan door de kracht van de liefde tot God te behouden, vormt in zichzelf een genadezon die in alles volkomen gelijk is aan de oergenadezon, en het volle bezit van zo'n genadezon is dan net zo veel als het bezit van het enig ware levensmeesterschap.
[6] De helderheid en de lichte rijkdom van deze ware leer zul ook jij echter pas beseffen als je op deze wijze zelf het levensmeesterschap zult bereiken; want nu kun je dat nog niet volledig begrijpen, hoewel je alles wat gezegd werd heel goed in je opgenomen hebt.'
[7] DE TOLLENAAR zei: 'Ja, u heeft gelijk, beste Meester! Ik heb alles wel begrepen, maar ik weet nu nog niet wat ik er mee aan moet. Het staat echter vast dat het bereiken van het volledige levensmeesterschap beslist geen gemakkelijke taak is; want het betekent veel beschouwen, veel ondervinden, veel denken, willen en daarnaar handelen. -Maar nu nog één vraag, beste Meester!'
[8] IK zei: 'Spreek, hoewel Ik heel precies weet wat je Mij vragen zult!'
[9] Toen zei DE TOLLENAAR: 'O beste Meester, zegt u het maar meteen; want ik twijfel er niet aan!'
[10] Daarop zei IK: 'Je twijfelt er helemaal niet aan, -maar een beetje zou je je er toch wel van willen overtuigen of Ik wel weet wat je Mij nog wilt vragen! Maar dat geeft niet, Ik zal je je vraag toch voorzeggen! Die luidt aldus:'Meester bent u ook op die wijze aan uw levensmeesterschap gekomen, en wie heeft u, net als u nu mij, het degelijke onderwijs daarvoor gegeven?'
[11] Kijk, zo luidt woord voor woord je vraag! Maar Ik kan je daarop evenmin een bevredigend antwoord geven als op je eerdere, soortgelijke vragen. Kijk, als puur mens heb Ik werkelijk precies hetzelfde moeten doen als jij; maar omdat Ik eerlijk gezegd wat Mijn innerlijke geestelijke wezen betreft iets meer dan alleen maar mens ben, wat je morgen nog vroeg genoeg zult merken, had Ik het eigenlijk moeilijker, omdat Ik als mens van deze aarde nooit een eigen wil in Mij mocht op laten komen, maar steeds heel precies de wil op moest volgen van Hem die door Mij in deze wereld wilde komen en de mensen het eeuwige leven wilde brengen en geven. Daarover zul je echter morgen van Mijn leerlingen wat meer horen. Maar voor vandaag zullen wij onze zitting sluiten en ons te ruste begeven!'
[12] DE TOLLENAAR zei: 'Meester, als u dat graag wilt, kunt u allemaal hier in deze zaal slapen; want rondom tegen de wanden zijn hier heel gerieflijke slaapplaatsen aangebracht! ,
[13] IK zei: 'Goed dan, dan blijven we hier, en rustbanken zijn Mij liever dan die luie legersteden, die hooguit voor zieken goed zijn. - Laten we dus opstaan en gaan rusten!
«« 88 / 248 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.