De weg naar de levensvervolmaking

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)

«« 103 / 229 »»
[1] Na een lange tijd van opperste verbazing zei de magiër: 'Wonderlijk machtige jongeman! Als jij geen God bent, dan kan ik me geen God meer voorstellen; want deze beide daden van jou zijn voor een geschapen mens, die uit een vrouw geboren is, onmogelijk. Daarvoor is de almachtige kracht nodig van een ware God! Dit is mijn beker en dat mijn onschatbare, waardevolle diamant, zoals er maar weinige zullen zijn. Hij moet wel door de lucht hierheen gekomen zijn en dus die zeer grote afstand sneller dan een bliksem afgelegd hebben. Maar dan had men toch bij zijn aankomst een suizend geluid moeten horen! Maar niets van dat alles; met ontzaglijke snelheid en zonder enig geluid was de steen er!Ja, hoe moet je je voorstellen dat dat voor een mens mogelijk is? Kort en goed, we hebben in jou de God, die eeuwig voor ons verborgen was, tenslotte toch gevonden! Maar nu is alleen jouw almachtige kracht nog in staat om ons hier bij je weg te krijgen!'
[2] Rafaël zei: 'O vrienden en broeders, want dat zijn jullie nu van mij, houdt mij toch voor niets meer dan een mens die door Gods genade meer volmaakt is dan jullie zelf nu nog zijn! Wat ben ik vergeleken bij God? Een krachteloos absoluut niets! Alles wat ik doe, doe ik alleen maar door de geest van God, die mijn innerlijk vervult, omdat het vol is van de liefde tot God en daardoor ook vol van Gods wil. Wat deze wil van God in mij dus wil, gebeurt; want het woord en de wil van God is het eigenlijke echte iets, het zijn en bestaan van alle dingen en wezens, en het is alom de volbrachte daad zelf.
[3] In mij is echter slechts een vonkje van Gods geest; maar dat staat in verbinding met de eeuwige oneindige geest van God. En wat de eeuwige oneindige geest van God wil, dat wil ook het nauw met Hem verbonden vonkje in mij, waarvan ik mij altijd bewust ben, en dat niets anders kan willen dan wat God wil, en dus gebeurt ook ogenblikkelijk wat Gods geest in mij wil.
[4] In jullie ligt weliswaar ook diezelfde vonk verborgen, maar nog zoals de levende kiem in een zaadkorrel. Zolang de zaadkorrel niet in de aarde komt, blijft hij schijnbaar dood; pas wanneer in de aarde al het buitenste en stoffelijke wegvalt en alleen de zielesubstantie ervan zich met de levende kiemgeest verenigt, begint die geest werkzaam te worden, en doet wonderen die jullie al talloze malen gezien hebben.
[5] Maar zo moet ook de stoffelijke mens door de vrije wil van zijn ziel al het materiële streven in zichzelf als het ware doden en vernietigen. Hij moet aan niets wat van de wereld is meer op een bepaalde manier gehecht zijn. Zijn streven moet zijn: God steeds meer te erkennen, lief te hebben en de wil van God, die hem geopenbaard is, in alles te vervullen, ook al zou dat de ziel en haar lichaam nog zulke grote offers kosten.
[6] Daardoor wordt dan de goddelijke geest in de mens vaardig, vult weldra de hele mens, maakt hem aan God gelijk en geeft hem alle kracht en macht en het eeuwige onverwoestbare leven.
[7] Daarom heb ik jullie al eerder gezegd, dat een mens God als de eeuwige liefde, wijsheid en waarheid, ook alleen maar door de zuivere liefde tot Hem en door de waarheid daaruit kan vinden, en verder op geen enkele andere manier
[8] Hang maar eens een zaadkorrel in de lucht en al laat je hem nog zo door het felste zonlicht beschijnen, hij zal verdrogen, niet ontkiemen en geen vrucht dragen! En kijk, zo vergaat het ook een mens die God in het uiterlijke licht van de wereldse wijsheid zoekt! Hij verdroogt en verkommert daarbij, en al zijn ijdele moeite en werk is voor niets geweest.
[9] Wanneer een nog levende en gezonde zaadkorrel in de aarde gelegd wordt, is dat een beeld en een gelijkenis en betekent zoveel als: een mens moet beginnen met alle zinnelijke wereldse lusten te verloochenen! Hij moet vol deemoed, zachtmoedigheid, geduld, liefde en erbarming voor zijn medemensen worden, dan zal hij daardoor ook vol liefde tot God worden! Zodra de mens dat is, ligt hij reeds als een goede levensvatbare en kiemkrachtige zaadkorrel in de aarde van het ware leven. Hij wordt helemaal door zijn geest uit God doordrongen, die hem laat opgroeien en rijp worden voor het eeuwige leven uit God en voor het aanschouwen van God.
[10] Wie dat bij zichzelf tot stand brengt, heeft God, die anders eeuwig verborgen is, gevonden en zal Hem dan ook nooit in der eeuwigheid meer verliezen. Zo heb ik dat gedaan en ben nu wat ik ben, en de velen die jullie daar voor je zien, zijn dat voor het grootste deel ook of nog meer dan ik. Als jullie dat zullen doen, zullen ook jullie hetzelfde bereiken; maar dan moeten jullie nog wel heel veel wereldse zaken geheel en al uit jezelf verbannen. - Hebben jullie mij goed begrepen?'
«« 103 / 229 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.