Agricola 's verwijzing naar de Heer

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)

«« 13 / 229 »»
[1] Aan de andere tafels hield men zich nog heel stil, want ze zaten er allen op te wachten of Ikzelf soms ergens over zou gaan spreken. Maar omdat ook Ik Mij nu meer rust gunde, begonnen de tongen aan de andere tafels wat meer los te komen. De Romeinen knoopten een gesprek aan met de arme familie en Agricola vroeg de dochter, die er heel aanvallig uitzag, of geen van hen betere kleren had dan die ze nu droegen.
[2] De dochter antwoordde: 'Edele, geëerde heer! Thuis in onze armelijke woning heb ik nog wel een haren overkleed, maar dat is nog slechter dan de linnen rok die ik nu aan heb. Vroeger waren we niet zo ontzettend arm, toen onze ouders nog gezond waren en konden werken. Maar toen zij een paar jaar geleden erg ziek werden, ging het steeds slechter en slechter. Mijn broer kon ondanks al zijn ijver niet meer genoeg verdienen om behalve het hoogstnodige voedsel nog iets anders voor ons aan te schaffen en zo zijn we nu buiten onze schuld in deze grote armoede terechtgekomen. Het zou met ons allen binnen hoogstens twee dagen beslist helemaal gedaan zijn geweest als u en die vriend daar ons niet op zo'n wonderbaarlijke wijze hadden gered; want ik begrijp nog steeds niet hoe die knappe jongeman daar onze armoedige woning heeft kunnen vinden, alsof hij God weet hoe bekend was met de meest verborgen uithoeken van deze grote stad. Wie mogen die verheven man en die lieftallige jongeling naast hem toch wel zijn? Zou u mij daar niet iets naders over willen zeggen?'
[3] Agricola zei: 'Wel allerliefst meisje, schone dochter van Sion, daar heb ik echt geen recht toe, want weetje, ik ben werkelijk een groot en machtig heer in het hele Romeinse rijk, maar toch ben ik helemaal niets vergeleken bij die verheven man en die mooie jongeling! Ik zou vandaag een beëdigde bode met een brief van mijn hand naar de keizer in Rome kunnen zenden en hij zou mij vele legioenen sturen, waarmee ik ten strijde zou kunnen trekken om het hele grote Azië te overwinnen, maar wat zou dat betekenen tegenover de oneindige macht van die verheven man?! Als Hij iets wil, is het reeds een voldongen feit!
[4] Lieve dochter van Sion! Begrijp je wel wat dat wil zeggen? Kijk, je ouders waren, zoals je vertelde, meer dan twee jaar lang ziek! En die verheven man heeft hen, slechts door het te willen, in een oogwenk gezond gemaakt en ook was Hij in staat die jongeman heel precies jullie woning aan te wijzen, zodat deze jullie feilloos kon vinden. Zo heeft deze verheven man ook ongeveer drie uur geleden meegedeeld wat je broer te wachten stond. en pas daardoor werd het mij mogelijk om je broer en jullie, uitsluitend door Zijn genade, te redden en daarom heb niet ik, maar heeft alleen Hij jullie allemaal gered, want ik was alleen maar Zijn blinde werktuig.
[5] Je hebt daarnet buiten ook al die mooie jongens en meisjes gezien. Die prachtige, heerlijke wezens moesten allemaal als ellendige slaven verkocht worden! En ook hen heeft die verheven man bevrijd en heeft ze van top tot teen van mooie kleren voorzien en dat allemaal in één enkelogenblik en daarom verwelkomden zij Hem dan ook als een heel lieve vader. Als dit alles nu volkomen waar gebeurd is, wat is dan al mijn macht vergeleken met slechts een zuchtje van Zijn wil? Richten jullie daarom ook al je aandacht voornamelijk op Hem, want van hetgeen Hij enkel door Zijn wil kan bewerkstelligen, heeft niemand ooit kunnen dromen. Wat ik je hier nu volkomen openhartig heb gezegd, is de absolute waarheid. Wat vind je daar nu van?'
[6] Alle vier zeiden toen: 'Ja, als die verheven man alles kan wat u als zeer geloofwaardig getuige ons heeft verteld, dan moet Hij wel een groot profeet zijn! Want zie, wij joden verwachten een Messias, die in woord en daad zeer machtig zal zijn! Maar voor Hij zal komen, zal de grote profeet Elia en volgens de mening van vele mensen ook diens leerling Elisa Hem voorgaan. En kijk, misschien is Hij wel Elia of zijn leerling Elisa!'
[7] Agricola zei: ' Met die overlevering van jullie ben ik niet zo bekend, maar wel met die van jullie Messias, voor wie ik nu voornamelijk uit Rome hier naar Jeruzalem ben gekomen. Hebben jullie dan nog niets gehoord van de nu overal meer dan beroemde en bekende heiland uit Galilea?'
[8] De oude man zei: 'Hooggeëerde vriend en heer! Wij, arme dagloners, komen per jaar hoogstens tien keer in de tempel; daar brengen wij ons kleine offer en luisteren naar de een of andere prediking, die wij niet begrijpen. Als er al ergens iets nieuws en buitengewoons plaats vindt, dan horen wij daar in onze afzondering maar heel weinig of helemaal niets van.
[9] Bovendien zijn wij nu immers meer dan twee volle jaren bedlegerig geweest. Onze zoon moest dag in dag uit, zelfs op de sabbat, werken om voor ons hoogst nodige levensonderhoud te zorgen. Op de sabbat werkte hij bij een Griek of een Romein, die natuurlijk onze sabbat niet vierden of anderszins heiligden en dat was in zekere zin nog een groot geluk voor ons, want anders hadden we iedere sabbat, vooral in de twee laatste jaren, volkomen moeten vasten.
[10] Als u, geëerde heer en vriend, dat samenvat, zult u wel inzien dat een heel arme familie, al woont zij midden in deze grote stad, van alle verschijnselen en gebeurtenissen, ook al zijn die nog zo bijzonder, even weinig kan merken als wanneer zij ergens aan het eind van de wereld leefde! Als wij nu om de u genoemde redenen vrijwel niets weten over de beroemde en reeds overal bekende Galileeër, dan kan ons dat echt niet als schuld worden aangerekend.
[11] Het enige wat wij een jaar geleden hebben gehoord, is dat er een profeet, genaamd Johannes, in een woestenij aan de Jordaan tegen de Farizeeën heeft gepredikt en hun duchtig de waarheid moet hebben gezegd. Maar over wat er toen verder met hem is gebeurd, hebben we niets gehoord. Is deze verheven man soms die profeet?'
[12] Agricola zei: 'Deze verheven man is dat niet, maar jullie zullen Hem tot jullie geluk nog vandaag nader leren kennen. Eet daarom en drink, zodat jullie sterk genoeg worden om de grote onthulling, die jullie te wachten staat, te kunnen verdragen. Want het is geen kleinigheid die verheven man nader te leren kennen!'
[13] Toen aten en dronken de arme mensen weer heel gemoedelijk verder. Terwijl ze aten en enkele bekers wijn dronken, vielen hun de mooie, zware schalen op en nog meer de gouden wijnkaraffen en drinkbekers.
[14] De dochter bekeek deze voorwerpen met steeds grotere aandacht en zei tenslotte tegen Agricola: 'Luister toch eens, grote machtige heer, is dat niet puur zilver en goud? Dat heeft u zeker uit Rome meegebracht? O, dat moet wel ontzettend veel hebben gekost!'
[15] Agricola zei: 'Ja, mooie dochter van Sion, dat zou zeker veel kosten als je het zilver en goud zou moeten kopen en dan daarvan dit vaatwerk zou moeten laten maken! Maar dit vaatwerk hier heeft me helemaal niets gekost en Degene, die het op wonderbaarlijke wijze heeft gemaakt, ook niet en toch heeft alles een onschatbare waarde. Want kijk, Hem, die almachtig is, is niets onmogelijk! Begrijp je dat?'
[16] De mooie jodin zei: 'Ja, dat begrijp ik wel, maar almachtig is immers alleen God! Was God dan Zelf hier, of heeft Hij een engel hierheen gezonden, die hier zo'n wonder heeft verricht? Want zulke dingen zijn bij het joodse volk steeds gebeurd!'
[17] Agricola zei: 'Mijn lief en werkelijk mooi kind!Ja,ja, God Zelfwas hier, is nog hier en maakt Zich wonderbaarlijk aan hen kenbaar die Hem waarachtig en zuiver liefhebben! Als jij in je hart volliefde voor Hem wordt, zal Hij Zich aan jou en aan jullie allen ook wel kenbaar maken! Lieflijk meisje, geloof je me?'
[18] De steeds mooier wordende jonge jodin zei: 'Maar God is toch een geest, die geen mens kan zien zonder zijn leven te verliezen, want bij Mozes staat geschreven: 'Niemand kan God zien en leven."
[19] Agricola zei: 'Je hebt wel gelijk, maar bij de andere profeten staat ook geschreven, dat de eeuwige geest van God - dus God Zelf - zich ter wille van de mens in het vlees zal hullen en Zelf als mens temidden van hen zal vertoeven en hun Zelf de juiste levenswegen zal leren. En daarom kan nu een waar mens God zien en horen en daarbij niet alleen dit aardse leven behouden, maar ook nog het eeuwige leven van de ziel verkrijgen, zodat hij dan verder in eeuwigheid geen dood meer ziet of voelt. Ook al valt dit lichaam mettertijd van hem af, dan leeft toch de ziel van de mens eeuwig verder en geniet daarbij de hoogste zaligheid. Wat vind je daar van?'
[20] De mooie jodin zei: 'Ja, dat zou ons allen wel bijzonder goed bevallen, maar voor zo 'n ongehoorde genade zijn wij beslist te onbelangrijk en ook te grote zondaars! Want ten eerste hebben wij reeds lang de sabbat rust volgens de regels kunnen heiligen en horen wij allang in de rij van de grote zondaars, en ten tweede konden wij ons daar ook niet van zuiveren, omdat wij daar de middelen nooit voor bezaten. En dus zal God ook al komt Hij nu ook lichamelijk tot de mensen, beslist niet naar ons kijken. Hij kwam wel naar Abraham, Isaak en Jacob, maar dat waren zeer vrome mensen, die nooit een zonde hadden begaan. Wat zijn wij daarmee vergeleken? Ik zou God dus wel boven alles kunnen liefhebben, maar Hij is veel te heilig en kan de liefde van een zondaar niet aannemen.'
[21] Toen zei Ik over de tafel heen tegen de jodin: 'O lieve dochter, God kijkt niet naar de zonden van de mensen, vooral niet van jouw soort, maar alleen naar het hart! Wie God waarachtig liefheeft, worden alle zonden kwijtgescholden, al had hij er zoveel als er gras is op aarde en zand in de zee. Jouw zonden zijn alleen maar verbeelding en geen werkelijkheid. Voor God is alleen al datgene een gruwel, wat voor de wereld aanzien heeft; jij bent echter heel onbelangrijk voor de wereld en dus voor God geen gruwel. Heb God maar heel innig lief, dan zal Hij jou ook liefhebben en je het eeuwige leven schenken! Begrijp je dat?'
[22] De jodin zei: 'Dat heb ik begrepen, maar breng mij toch naar de plaats waar God nu is, opdat ik Hem kan zien, liefhebben en aanbidden!'
«« 13 / 229 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.