[2] Ik zei: 'O, dat zou de grootse dwaasheid zijn; want wie een vijand waarachtig wil overwinnen, moet zich in het open veld tegenover hem opstellen en zich niet achter allerlei verdedigingswerken verschansen. Want als de vijand de schansen ziet, ziet hij weliswaar enige tijd af van een openlijke aanval, omdat hij beseft dat hij zo niet met zijn kracht tegen de goed verschanste tegenstander is opgewassen; maar hij omsingelt de goed verschanste tegenstander en laat dan van alle kanten versterking komen. Als de vijand zich dan sterk genoeg voelt, valt hij de nog altijd goed verschanste tegenstander aan en overwint hem moeiteloos.
[3] Ik stel het geval, dat de vijand de goed verschanste tegenstander toch niets heeft kunnen doen zolang deze binnen zijn sterke schansen bleef. Maar de tegenstander zal uit angst voor de sterkere vijand toch niet eeuwig binnen zijn sterke schansen kunnen blijven. Hij zal die uiteindelijk toch een keer moeten verlaten en in het open veld moeten komen. Hoe zal het hem dan vergaan, als de vijand, die ergens heimelijk loert, hem aanvalt? Ik zeg jullie: deze tweede openlijke strijd zal dan veel moeilijker voor hem worden dan wanneer hij de vijand meteen de eerste keer openlijk had aangevallen!
[4] De mens kan zich op de wereld weliswaar helemaal van de wereld terugtrekken, zoals de kluizenaars van de KarmeI en Sion, die geen vrouw aankijken en wier schamele voeding bestaat uit wortels en allerlei bessen, wilde honing en johannesbrood. Ook castreren zij zich zelfs terwille van het rijk Gods, omdat zij dan niet in verzoeking kunnen raken, een gebod van Mozes te overtreden. Daarom hebben ze geen bezit, geen ouders, geen vrouwen en kinderen, zelfs geen mannelijkheid. Ze bewonen wilde bergravijnen om niet geprikkeld te worden door de schoonheid van weelderige aardse velden; ze spreken niet met elkaar, om te voorkomen dat iemand iets zegt wat hem of zijn buren zou kunnen ergeren.
[5] Onder zulke zeer domme levensomstandigheden, waarbij ze zich van de werkelijkheid losmaken en zich beschermen tegen de mogelijkheid een zonde te begaan, houden ze zich natuurlijk wel aan de wetten van Mozes. maar in wiens belang? Ik zeg jullie: Dat helpt hen niets en de andere mensen ook niet! Want God, heeft de mens niet verschillende krachten, aanleg en gaven gegeven om die als kluizenaar in een hutje of grot te laten sluimeren, maar om volgens Gods geopenbaarde wil werkzaam te zijn en daardoor van nut te zijn voor zichzelf en zijn naaste.
[6] Daarom heeft God ook nooit tegen de mensen gezegd: 'Vermink en castreer je, opdat het lichaam van een vrouw je niet prikkelt en jij je onthoudt van hoererij en echtbreuk!', maar God heeft tegen Adam, toen HIJ hem de vrouw gaf, alleen gezegd: 'Ga heen, vermenigvuldig je en bevolk de aarde!' En bij Mozes staat: 'Gij zult geen ontucht en hoererij bedrijven, met de vrouw van uw naaste begeren en niet echtbreken!'
[7] De mens moet dus in de wereld werkzaam zijn en vrijwillig de kwade verlokkingen van de wereld weerstaan. Daardoor wordt zijn ziel sterk en zal de kracht van Gods geest haar doordringen. Maar door als een luiaard door het leven te gaan, komt niemand ooit tot het ware, eeuwige leven, want dat vereist de grootst mogelijke en volledige werkzaamheid op de talloze terreinen en gebieden van het leven.
[8] Zulke mensen zondigen weliswaar net zo weinig als een steen; maar is dat soms een verdienste van de steen? Eens zal de ziel echter haar verminkte lichaam moeten afleggen; wat zal zij dan in het hiernamaals doen in haar algehele zwakte en totale passiviteit?
[9] Daar zullen dan allerlei soorten beproevingen over haar komen, die haar moeten aanzetten tot ware werkzaamheid, en deze beproevingen zullen voor de ziel met haar gaven, die zij hier op aarde reeds had, precies dezelfde zijn als hier, maar zullen voor de ziel zeker veel sterker zijn dan hier, omdat hetgeen een ziel aan gene zijde denkt en wil zich daar ook als een werkelijkheid aan haar voordoet.
[10] Hier heeft zij alleen maar te maken met haar onzichtbare gedachten en Ideeën, die zij gemakkelijker kan bestrijden en waarvan zij zich ook kan ontdoen; maar waar gedachten en ideeën zichtbare realiteiten worden zeg eens -hoe zal de zwakke ziel daar dan haar zelfgeschapen wereld bestrijden? Als bijvoorbeeld hier iemand alleen al door de gedachte aan de mooie jonge vrouw van de buurman met een brandende hartstocht vervuld wordt, hoe zal het hem dan vergaan als zijn gedachte helemaal volgens zijn wens en wil in volle, zij het schijnbare, werkelijkheid voor hem zal staan?!
[11] Daarom zijn de verleidingen aan gene zijde veel erger dan hier. En wat zal de ziel kunnen doen om zich uit de harde gevangenschap van haar eigen slechte hartstochten te bevrijden? Zij zal daar veel meer zelf moeten werken, om zich uit de verwarring van haar eigen gedachten, ideeën en voorstellingen te bevrijden; want als zij zelf niet eerst aan het werk gaat, zal zij niet direct geholpen worden door de erbarming van God of enige andere geest, zoals dat ook reeds hier op aarde grotendeels het geval is.
[12] Want wie God niet serieus zoekt, maar alleen de lusten van de wereld najaagt, verliest God, en God zal hem geen teken geven waaruit hij zou kunnen opmaken hoe diep en hoe ver hij al van God verwijderd is. Pas wanneer hij uit eigen aandrang en behoefte God weer begint te zoeken, zal God hem ook weer beginnen te naderen en Zich in zoverre door de zoekende laten vinden, als het de zoekende waarlijk ernst is God te vinden en te leren kennen.
[13] Daarom is die vrome traagheid nergens goed voor; want die heeft voor Mij geen levenswaarde!'
«« 156 / 229 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.