[2] Ik zei: 'Voor jou, vriend, dringt de tijd nog niet, omdat je van de keizer immers de instructie hebt, dat je zonodig meer dan een halfjaar uit Rome kunt wegblijven! Er is nu echter hier in het joodse land, en ook in het hele aan jullie Romeinen toebehorende Azië, niets gaande wat van enig bijzonder belang is voor de regering, en omdat jij dus je terugreis kunt aanvaarden wanneer je maar wilt, denk Ik dat je, wanneer je dat bijvoorbeeld pas overmorgen doet, niets zult verliezen door nog langer bij Mij te blijven. Pas over een jaar zal je door de keizer een missie naar Brittannië worden opgedragen, bij welke gelegenheid je oudste zoon, die jouw naam draagt, je zal begeleiden en daar, voor langere tijd, een hoog ambt zal gaan bekleden. Ook al zou je nu een hele maand later naar Rome teruggaan, maakt dat niets uit; want je zult nog altijd vroeg genoeg thuis komen.
[3] Ik wil je echter ook nog raad geven over de manier waarop je met je grote schepen het veiligst naar huis kunt komen. Zie, al gauw zullen nu de dag en nachteveningsstormen beginnen op te treden die, omdat ze uit het westen komen, het de schepen die van het oosten naar het westen varen, erg moeilijk zullen maken! Daarom zul je in deze tijd over de grote Middellandse zee niet gemakkelijk vooruitkomen. Ga daarom via KleinAzië over land naar huis terug en laatje schepen doorvaren tot aan de eerste zeeëngte. Tot daar zal Cyrenius wel zorgen voor een goede en veilige gelegenheid voor de reis. De zeeëngte kun je gemakkelijk en zonder enig gevaar per schip oversteken en van daar verder langs de oever van Griekenland Dalmatië bereiken. Van daaruit kun je het smalste deel van de Adriatische zee gemakkelijk per schip oversteken. Verder ken je zonder meer de veilige weg naar Rome. De schepen zul je pas een paar maanden later naar een haven ten zuiden van Rome kunnen laten brengen, wat echter ook nog vroeg genoeg zal zijn. Ik heb je dit nu alleen maar meegedeeld, opdat je ook in aards opzicht geen schade zult lijden.'
[4] Agricola zei: 'Heer, ik dank U v.oor deze goede raad voor mijn natuurlijk welzijn, die Ik. ook heel precies zal opvolgen! Maar ik kan bij deze gelegenheid toch met nalaten de opmerking te maken dat ik, ook ondanks de tegenwind, met het rotsvaste vertrouwen en geloof in Uw almachtige hulp wel over de Middellandse Zee de havens van Rome zou kunnen bereiken; want U, o Heer, zijn immers alle dingen mogelijk, daar ben ik volkomen van overtuigd! Waarom zou U dat niet mogelijk of althans niet naar de zin zijn? Ik zal echter toch Uw eerste raad nauwkeurig opvolgen en deze vraag heb ik alleen maar uit pure weetgierigheid gesteld.'
[5] Ik zei: 'Je had volkomen gelijk om Mij dat te vragen; want kijk, Ik heb je de eerste raad alleen maar gegeven om je gelegenheid te bieden jezelf te testen, hoe sterk je geloof en je vertrouwen in Mijn liefde, wijsheid, kracht en macht zijn!
[6] Als je geloof en je vertrouwen in Mij zo sterk zijn dat je in welk dreigend gevaar dan ook geen enkel ogenblik twijfelt, of Ik je misschien om de een of andere verborgen reden niet zou willen helpen, dan kun je het wel wagen op zee ook tegen de grootste stormen in te varen; want als je hen in Mijn naam zou gebieden om te gaan liggen, dan zouden zij ook ophouden op het moment waarop jij hun dat gebood. Maar, vriend, daarvoor is je geloof en je vertrouwen toch ondanks je goede wil nog wat te zwak!
[7] Je twijfelt er wel niet in het minst aan, dat Ik in staat ben dat allemaal te doen; maar je zou er aan twijfelen of Ik hetgeen waarom je Mij vraagt, ook wel altijd zal doen, en kijk ook deze in zekere zin bescheiden twijfel zou je, hoewel Ik je zou helpen als je het Mij zou vragen, steeds een grote vrees en angst aanjagen en daarom is het voor deze keer beter als je Mijn eerste raad opvolgt!
[8] Geloof en vertrouwen moeten eerst ook geoefend worden tot ze volledig geschikt zijn de eigen wil zo met de Mijne te verenigen, dat het verlangde zonder de geringste mislukking plaats moet vinden. Want alleen door het volle, levende geloof en dus ook door een volledig vertrouwen kan een mens zich in de geest en in Mijn naam overal geheel en al werkzaam naartoe verplaatsen, en moet er gebeuren wat hij wil.
[9] Je zult pas in de loop van de tijd die vastheid van geloof en vertrouwen krijgen die maakt datje wil zijn volle kracht krijgt; dan zul je de elementen in Mijn naam met goed gevolg kunnen gebieden. Je zult echter zelfs op de door Mij aangeraden terugreis ook nog wel enig gevaar lopen; maar dat zal je niet deren, omdat Ik je overal zal beschermen. Binnen een jaar echter, wanneer je naar Spanje, Gallië en Brittannië zult reizen, zul je al zo'n mate van geloof en wilskracht bezitten, dat geen vijand daar tegenop zal kunnen; maar nu bezit je die nog niet.'
[10] Toen zei Agricola weer: 'Heer en Meester, de zeventig arbeiders die U daarnet als leerlingen in de wereld zond, zijn stellig ook niet veel vaster in hun geloof en vertrouwen geweest dan ik en mijn metgezellen, en U heeft hun toch gaven gegeven die echt niets te wensen overlaten! De gaven die zij gekregen hebben zijn voor hun ambt weliswaar noodzakelijker dan voor ons; maar het noodzakelijke daarvan kan toch niet alleen de voorwaarde zijn om zulke wonderbaarlijke gaven te ontvangen! Ik dacht eigenlijk, volgens wat U gezegd heeft, datje daartoe in staat moet zijn door je geloof en vertrouwen. Of de zeventig mannen echter al volledig zover waren, is nu natuurlijk een heel andere vraag, die alleen door U geheel naar waarheid en deugdelijk beantwoord kan worden!'
[11] Ik zei: 'Deze zeventig waren daartoe al heel geschikt, omdat zij heel eenvoudige mensen zijn en reeds vanaf hun jeugd vast geloven en vertrouwen. Zij vroegen bij de verschillende tekenen die in hun bijzijn gedaan werden, niet hoe een en ander mogelijk was, maar zij geloofden dat niets Mij onmogelijk is, en dat hun uiteindelijk ook alles wat zij in Mijn naam willen, mogelijk moet zijn. En zie, tengevolge van dat rotsvaste geloof en vertrouwen heb Ik hun ook gemakkelijk en daadwerkelijk de gaven kunnen geven waarover jullie gehoord hebben!
[12] Bij hen ging het geloof vóór het weten, maar bij jullie ging het weten vóór het geloof, en dat is voor het ontvangen van de ware innerlijke gaven een groot verschil! Maar dat geeft niet; want ook jullie zullen, als je mettertijd niet zwak wordt in het geloof, diezelfde gaven ontvangen. Agricola, heb je Mij begrepen?'
[13] Agricola zei: 'Ja, ik heb U helemaal begrepen en ik dank U uit het diepst van mijn hart voor Uw belangrijke les; ik zal haar met grote ijver in mijzelf proberen te verwerkelijken!
[14] Maar Heer, ik zie daar op de weg die naar de morgen leidt een hele karavaan hierheen trekken! Omdat die waarschijnlijk hier zal overnachten, zal er voor ons in de herberg niet veel ruimte overblijven. Zijn het joden, Grieken of mogelijk zelfs Perzen?'
[15] Ik zei: 'Dat handelsvolk interesseert Mij weinig; maar als jij beslist wilt weten wat voor karavaan dit is en waar die vandaan komt, kan Ik je dat wel zeggen. Het is een karavaan die uit Damascus komt en overmorgen van hier verder naar Sidon zal gaan; zij voeren allerlei metalen gereedschappen aan voor de markt. Deze mensen zijn joden en Grieken. Als je vandaag nog iets van hen wilt kopen, dan kun je dat doen; want morgen mogen zij geen markt houden.'
[16] Agricola zei: 'Dat zal ik niet doen, want van zulke dingen zijn mijn schepen en mijn huishouding thuis al rijkelijk voorzien. Maar wat zullen we nu doen? De zon staat al boven de horizon!'
[17] Ik zei: 'Laat ze maar staan! Nu aan het begin van de avond zullen we wat rusten; want we hebben genoeg gedaan! Daarna zal wel blijken wat de avond ons nog allemaal brengen zal.'
«« 168 / 229 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.