De blindgeborene wordt voor de tempel genezen (Joh.9, 1-34)

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)

«« 186 / 229 »»
[1] Toen wij op het grote, ruime plein buiten voor de tempel aankwamen, zagen we al meteen een nog heel jonge bedelaar op een steen zitten; hij was iets ouder dan twintig jaar en bij zijn geboorte al geheel blind. (Joh. 9,1)
[2] Toen Mijn leerlingen dat zagen, wisten ze al dat dit nu de blindgeborene was, over wie Ik op de berg reeds sprak; zij vroegen Mij daarom: 'Heer en Meester! Wie heeft er nu gezondigd - hijzelf of zijn ouders -, dat hij blind ter wereld is gekomen?' (Joh. 9,2)
[3] Ik zei: 'Wat kunnen jullie toch nog onzinnige vragen stellen! Hoe kan hij nu in de moederschoot gezondigd hebben en daarom voor straf blind ter wereld zijn gekomen? Ik zeg jullie echter: 'Noch deze blinde noch zijn ouders hebben gezondigd, maar dit werd toegelaten opdat Gods werken aan hem openbaar zouden worden voor de mensen. (Joh. 9,3) Want Ik moet nu de werken verrichten van Hem die Mij gezonden heeft, zolang de dag duurt [op aarde namelijk door de persoonlijke aanwezigheid van de Heer] .Ook die bepaalde nacht waar Ik met jullie al over gesproken heb zal komen, maar dan zal niemand iets kunnen uitrichten. (Joh. 9,4) Omdat Ik in deze wereld ben, ben Ik duidelijk het Licht der wereld. (Joh. 9,5) Na Mij komt de nacht.'
[4] Mijn leerlingen keken elkaar aan en zeiden: 'Wat voor zin heeft de huidige geestelijke dag voor de mensen als het na Zijn terugkeer weer nacht wordt, erger dan nu?'
[5] Ik zei: 'Wil Ik dan soms dat het erna nacht wordt? O neen, maar de traagheid van de mensen zal dat willen en de wil van de mens moet vrij gelaten worden, ook dan nog, wanneer hij daardoor een tienvoudige duivel zou worden; want zonder de totaal vrije wil houdt de mens op mens te zijn, en is hij niets anders dan een machine, -wat Ik jullie al vaak duidelijk heb laten zien.'
[6] Hier zei niemand iets op, omdat ze Mijn ernst voelden.
[7] Toen Ik dit tegen Mijn leerlingen zei boog Ik Me naar de aarde, nam een beetje leem, spuugde er wat van Mijn speeksel op en maakte er modder van, die Ik toen op de ogen van de blinde wreef. (Joh. 9,6)
[8] Daarop zei Ik tegen de blinde: 'Ga nu naar de vijver Siloam (dat wil zeggen, Ik stuurde hem erheen en hij werd geleid door zijn gids) en was jezelf!'
[9] Hij ging erheen, waste zich en kwam ziende weer terug. (Joh. 9,7)
[10] Zijn buren en degenen die hem tevoren gezien hadden wisten dat hij een blinde bedelaar was, en zeiden: 'Is dit niet die blinde die daarstraks op die steen zat te bedelen?' (Joh. 9,8)
[11] Sommigen zeiden: 'ja, ja, dat is hij!'
[12] En weer anderen zeiden: 'Hij was blind geboren en het is nog nooit voorgekomen, dat zo iemand ooit ziende is gemaakt! Maar hij ziet er verder precies zo uit als de blinde!'
[13] Maar de voorheen blinde zei eindelijk zelf 'Wat staan jullie over mij te praten? Ik ben het, die tevoren blind was en nu ziet!'(Joh. 9,9)
[14] De omstanders vroegen: 'Hoe gebeurde het dat je ogen geopend werden en je kon zien? Wie heeft dat gedaan?' (Joh. 9,10)
[15] En Hij antwoordde hun: 'De man die in stilte tegen me zei dat hij Jezus (Bemiddelaar, Heiland) heet, maakte modder, wreef die op mijn ogen en zei toen, dat ik naar de vijver Siloam moest gaan om daar mijn ogen te wassen. Ik deed dat, ging erheen, waste mijn ogen en werd ziende.' (Joh. 9,11)
[16] Voorts zeiden zij tegen hem: 'Waar is die Jezus dan nu?'
[17] Hij zei: 'Dat is toch wel een merkwaardige vraag van jullie! jullie waren toch ziende toen hij de modder op mijn ogen wreef en je hebt hem niet opgemerkt, -hoe had ik hem dan moeten opmerken terwijl ik blind was? Omdat dat onmogelijk was, kan ik nu ook niet weten waar hij is, ofschoon ikzelf graag zou weten waar en wie hij is, om hem mijn volste dank te kunnen betuigen.' (Joh. 9,12)
[18] Toen deze man de vraagstellers een dergelijk antwoord gaf zeiden de omstanders: 'O, dit is een echt wonder en de man die jou ziende heeft gemaakt moet een groot profeet zijn! Dat moeten onze aartsjoden horen en de Farizeeën, die beweren dat er in deze tijd vanwege de heidenen zolang geen profeet meer op zal staan tot de joden alle heidenen het land uitgedreven hebben. Zij moeten horen dat er nu toch, zoals vroeger, grote profeten zijn ondanks dat de heidenen in ons land zijn! Laat je daarom door ons naar de Farizeeën brengen; wij allen zullen voor je getuigen!'
[19] Dat vond de jongen, die voorheen blind was, goed en hij liet zich naar de Farizeeën in de tempel brengen. (Joh. 9,13)
[20] (Hier moet nog eens speciaal opgemerkt worden dat het niet alleen maar een sabbat was waarop Ik deze blinde genezen had; het was de sabbat na het feest, die nog veel strenger gevierd moest worden dan welke gewone sabbat dan ook. (Joh. 9,14) [N .B. Het was toen bij de joden even ongepast als het nu bij jullie tijdens de zogeheten octaven na de grote zon en feestdagen zou zijn. Op een dergelijke sabbat was het bij de Farizeeën een des te groter vergrijp als men een of ander werk had verricht.]
[21] Toen de genezen jongen nu voor de Farizeeën stond, vertelden degenen die hem erheen hadden gebracht al het wonderbaarlijke dat zich had afgespeeld.
[22] Nadat de Farizeeën dit te horen hadden gekregen, richtten ze zich tot de genezen jongen en vroegen hemzelf, ofschoon ze van de getuigen reeds alles gehoord hadden, toch nog een keer hoe hij ziende was geworden; en om de zaak nog eens extra te bevestigen, vroegen ze het ook nog eens aan de getuigen.
[23] En hij zei: 'Hij legde modder op mijn ogen; daarna waste ik mij op zijn aanraden met het water van de vijver Siloam en werd ziende, zoals ik ook nu ziende voor jullie sta!' (Joh. 9,15)
[24] Daarop zeiden enkele Farizeeën: 'De mens die deze blinde heeft genezen kan niet door God (tot profeet) zijn opgewekt, omdat hij zich niet houdt aan zo'n verheven sabbat en deze niet heiligt!'
[25] Maar de getuigen en ook sommige intelligentere joden en Farizeeën vroegen daarentegen: 'Maar hoe is het mogelijk dat een zondig mens zulke tekenen kan doen?'
[26] Daardoor ontstond er tweedracht en strijd onder hen. (Joh. 9,16)
[27] Toen ze zo een tijdje met elkaar redetwistten en het niet eens konden worden, richtten zich degenen die Mij voor een zondig mens verklaard hadden weer tot de genezen jongen en vroegen hem nogmaals (de Farizeeën): 'Wie zeg jij dan zelf dat degene is die jou de ogen heeft geopend?'
[28] En hij zei: 'Ik zeg wat degenen die me hierheen hebben gebracht van hem zeiden: Hij is een profeet! ' (Joh. 9,17)
[29] Toen zeiden degenen die Mij voor een zondig mens hadden verklaard (de Farizeeën): 'Maar wij geloven helemaal niet dat hij ooit blind is geweest, maar jullie hebben dat onderling afgesproken om een geschil met ons uit te lokken!'
[30] Daarop zeiden de getuigen, en dat heel nadrukkelijk: 'Deze man heeft ook nog ouders! Hij zal weten waar ze wonen. Laat ze komen en vraag het aan hen! Die zullen wel het beste weten of deze man ooit heeft kunnen zien!'
[31] Toen lieten ze zijn ouders komen, die er nog niets van wisten dat hun zoon ziende was geworden. (Joh. 9' 18)
[32] Die kwamen al spoedig en de Farizeeën stelden hun onmiddellijk een paar listige vragen ( de Farizeeën) : 'Is dat jullie zoon, van wie jullie zeggen dat hij blind is geboren? En als dat zo is, hoe is hij dan nu ziende geworden?' (Joh. 9,19)
[33] De ouders antwoordden heel eenvoudig: 'Dat deze jongen waarlijk onze zoon is en dat hij blind geboren is, dat weten wij (Joh. 9 ,20) ; maar hoe hij nu ziende is geworden en wie hem de ogen heeft geopend, dat weten wij niet! Maar hij is toch oud genoeg, laat hem daarom voor zichzelf spreken!' (Joh. 9,21)
[34] De ouders, die Mij reeds kenden en vermoedden dat Ik hun zoon ziende had gemaakt, gaven dit antwoord in het bijzijn van de Farizeeën en joden, omdat ze bang voor hen waren. Want ze wisten dat de hoofd en aartsjoden het er al lang over eens waren, dat iedereen die Mij als de Gezalfde Gods zou erkennen ten strengste in de ban gedaan moest worden. (Joh. 9 ,22) En daarom was het verstandig van de ouders, dat ze tegen de Farizeeën en aartsjoden zeiden: 'Hij is oud genoeg -vraag het hemzelf! (Joh. 9,23)
[35] Toen riepen ze nogmaals de jongen die blind was geweest en zeiden tegen hem (de Farizeeën): 'Geef God alleen de eer; want wij weten dat de mens die jou ziende gemaakt heeft een zondaar is!' (Joh. 9,24)
[36] Maar de genezen jongen antwoordde hen: 'Of die mens al of niet een zondaar is, weet ik werkelijk niet; maar wat ik wel heel goed weet is, dat ik vanaf mijn geboorte volslagen blind was en nooit de dag van de nacht heb kunnen onderscheiden en dat ik nu alles geheel en al zie zoals jullie!' (Joh. 9,25)
[37] Toen zeiden ze weer tegen hem (de Farizeeën): 'Zeg ons dan rechtuit: wat deed die mens bij jou en hoe heeft hij je de ogen geopend?' (Joh. 9 ,26)
[38] De genezen jongen antwoordde met duidelijk ongeduld: 'Ik heb het jullie zojuist gezegd, -hebben jullie dan niet naar mij geluisterd? Waarom willen jullie hetzelfde nu nog een keer horen? Willen jullie soms leerlingen van hem worden, -dat zou jullie werkelijk niet schaden!' (Joh. 9,27)
[39] Nu werden de Farizeeën en aartstempel joden kwaad, vervloekten de man onmiddellijk vanwege deze vraag en zeiden toen vol woede: 'Misschien ben jij een leerling van hem, -maar wij zijn leerlingen van Mozes. (Joh. 9,28) Wij weten dat God met Mozes heeft gesproken; maar van deze mens, die jou ziende heeft gemaakt, weten wij niet waar hij vandaan komt! ' (Joh. 9 ,29)
[40] De genezen jongen echter keek hen allen met een onderzoekende blik aan en zei toen: 'Dat is toch wel heel merkwaardig, dat jullie nog niet weten waar deze wonderdoener vandaan komt! En toch zien jullie onmiskenbaar aan mij dat hij mij, die blind geboren is, het licht in de ogen heeft gegeven. Deze mens heeft vast en zeker al meer van deze tekenen gedaan en toch zeggen jullie nog dat je niet weet waar hij vandaan komt?!' (Joh. 9,30)
[41] De Farizeeën en aartstempel joden zeiden daarop met heftige stem: 'Wij weten dat God de zondaren niet verhoort! God verhoort alleen een godvruchtig mens die zonder zonde is en in alles de wil van God doet. , (Joh. 9,31)
[42] Daarop zei de genezen jongen: 'Hm, vreemd! Nergens ter wereld heeft men ooit gehoord dat iemand een -zeg maar - blindgeborene de ogen heeft geopend! (Joh. 9,32) Wanneer deze mens niet vanuit God vervuld was met zo'n macht en kracht, waarlijk, dan zou hij zoiets niet tot stand kunnen brengen (Joh. 9,33), zoals ook jullie zeker niet in staat zijn om een blindgeborene de ogen te openen, ofschoon je zegt dat jullie leerlingen van Mozes zijn; als jullie dat namelijk zouden kunnen, dan zou de hele wereld dat allang weten en dan zouden jullie huizen van onder tot boven tot barstens toe met goud gevuld zijn!'
[43] Op dit antwoord van de genezen jongen werden de Farizeeën en aartstempel joden nog razender en schreeuwden letterlijk van woede: 'Wat, wil jij ons hier de les lezen, terwijl je met alle zonden behept ter wereld bent gekomen?'
[44] Ze grepen hem beet en duwden hem met zijn ouders en getuigen naar buiten. (Joh. 9,34)
[45] Toen deze allen buiten waren, riep de genezen jongen nog luid terug: 'Dat God het jullie moge vergelden, overmoedigen, en dat Hij licht brenge in de blindheid van jullie ziel!'
[46] Maar zij gooiden de deur dicht en hielden zich verder niet meer bezig met de genezen man, die hun de waarheid rechtuit in hun gezicht had gezegd.
«« 186 / 229 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.