De gelijkenis van de koning en zijn bruiloftsmaal

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)

«« 195 / 229 »»
[1] (De Heer) : 'Het hemelrijk of Godsrijk is als een koning die voor zijn zoon een bruiloft aanrichtte. Hij stuurde zijn knechten en dienaren erop uit om vele voorname gasten uit te nodigen voor het koninklijke bruiloftsfeest. Maar de genodigden zeiden bij zichzelf 'Waarom zouden we naar een koninklijk bruiloftsmaal gaan? Thuis hebben we het beter en zijn dan niemand dank verschuldigd! ' En daarom wilde niemand van de genodigden naar het koninklijke bruiloftsfeest komen.
[2] Toen de koning het bericht ontving dat de als eersten uitgenodigde gasten niet wilden komen, stuurde hij er nogmaals andere knechten op uit, terwijl hij hun van te voren zei: 'Zeg de gasten: zie, mijn bruiloftsfeest heb ik voorbereid! Mijn ossen en mestvee zijn geslacht en alles is klaar; kom daarom allen naar het bruiloftsfeest!'
[3] De knechten vertrokken en brachten dat getrouw over aan de gasten die ze moesten uitnodigen. Maar de genodigden gingen er wederom niet op in, maar versmaadden het. De een ging naar zijn akker, de ander ging aan een ander werk en weer anderen grepen de knechten beet, bespotten hen en doodden er zelfs enkele .
[4] Toen de koning dat hoorde, stuurde hij in zijn gerechtvaardigde toorn dadelijk zijn legers er op uit en bracht al deze moordenaars om het leven, stak hun stad in brand en liet deze met de grond gelijk maken.
[5] Daarop sprak de koning nogmaals tot zijn knechten: 'Het bruiloftsmaal is weliswaar goed toebereid, maar de genodigde gasten waren het niet waard; ga daarom nu naar alle gewone straten en stegen en nodig ieder die je tegenkomt uit voor de bruiloft!'
[6] De knechten gingen en brachten ieder die ze maar vonden mee, zowel slechten als goeden. En zie, de tafels waren volledig bezet.
[7] Toen de tafels nu op deze manier vol waren, kwam de koning de grote eetzaal binnen om de gasten te zien. Daar zag hij iemand die in de verste verte niet voor een bruiloft gekleed was, terwijl toch alle anderen, toen ze werden uitgenodigd, snel naar huis waren gegaan om zich vlug zo goed mogelijk mooi te maken voor de bruiloft.
[8] Toen vroeg de koning aan de knechten: 'Waarom heeft die man daar zich niet mooi aangekleed voor de bruiloft om mijn ogen te verkwikken en de vele andere gasten geen ergernis te geven?'
[9] Maar de knechten zeiden: 'O machtige koning, hij is een van degenen die het eerst zijn uitgenodigd en niet wilden komen. Toen we nu voor de derde keer mensen gingen uitnodigen, troffen we hem ook op straat aan, nodigden hem nogmaals uit en raadden hem aan om zich ook mooi te kleden voor de bruiloft. Maar hij zei: ' Ach waarom! Ik ga vanwege de bruiloft niet alle mogelijke moeite doen, ik ga erheen zoals ik ben.' En zoals wij hem op straat aantroffen, ging hij dan ook met de andere gasten mee naar de bruiloft en wij hielden hem ook niet tegen, omdat wij van U daar geen recht toe hadden.'
[10] Toen de koning dat van de knechten hoorde, ging hij naar degene toe die geen bruiloftskleed aanhad en hij zei tegen hem: 'Hoe kon je nu hier naartoe komen zonder een bruiloftskleed aangetrokken te hebben? Zie, de tafels zijn nu vol bezet met arme mensen, van wie een deel slecht en maar een heel klein deel goed is; maar allen hebben zich zo mooi gekleed dat mijn oog nu echt behagen in hen schept! Jij was de eerste keer al uitgenodigd en wilde geen gehoor geven aan de uitnodiging; en nu bij de derde, algemene uitnodiging heb je je er toch toe laten bewegen om binnen te komen, maar wel zonder je ook maar enigszins mooi voor de bruiloft te kleden, terwijl je toch vermogend genoeg bent om een bruiloftskleed te bezitten. Waarom heb je me dan deze schande aangedaan?
[11] Na deze vragen werd de man erg stuurs tegen de koning, hij wilde zich ook niet eens verontschuldigen en de koning om vergeving vragen, maar hij bleef zwijgen en gaf geen enkel antwoord, ofschoon de koning hem eerder wel als vriend had aangesproken.
[12] Deze boze koppigheid ergerde de koning zozeer, dat hij tegen zijn dienaren zei: 'Omdat deze man zo verstokt is en mijn grote minzaamheid en vriendelijkheid slechts met boosheid, toorn en verachting beloont, moeten jullie zijn handen en voeten (liefdewil en wijsheid) vastbinden en hem in de uiterste duisternis (puur werelds verstand) naar buiten (in de materie) werpen! Gehuil en geklapper van tanden (wereldse twisten over recht, waarheid en leven) zullen daar zijn.
[13] Ik zeg jullie echter hiermee dat God door Zijn gewekte knechten ook velen van jullie heeft uitgenodigd en geroepen voor het ware rijk Gods, maar uitverkoren zijn slechts weinigen; want de eerste keer wilden ze helemaal geen gevolg geven aan de uitnodiging, daarna verzetten zij zich er tegen -zoals dat nu het geval is -, en toen voor de derde keer ook alle heidenen voor de bruiloft uitgenodigd werden en zij zich mooi maakten en naar de bruiloft kwamen, kwam er van degenen die het eerst uitgenodigd waren slechts één in een kleed dat niet geschikt was voor het bruiloftsfeest, en deze ene is het beeld van jullie starheid van geest, die jullie in de diepste duisternis en nood van de wereld zal werpen. En daarom zullen er zich onder degenen die van het begin geroepen zijn, slechts weinigen bevinden die uitverkoren zijn en zo zal het ware rijk Gods van jullie afgenomen en aan de heidenen gegeven worden; maar jullie zullen in je diepe wereldse duisternis zoeken, twisten en strijden en zullen het nu verloren en van jullie geweken rijk Gods niet meer vinden tot aan het einde van de wereld.
[14] Het ware en levende rijk Gods echter komt niet met uiterlijk vertoon en bestaat daar ook niet uit, maar het bevindt zich in het innerlijk van de mens; want voor de mens die het niet in zich heeft, bestaat het ook eeuwig niet en ook nergens in de hele oneindigheid.
[15] En het rijk Gods in de mens is daarin gelegen dat hij zich aan de geboden van God houdt, en van nu af aan gelooft aan Hem die in Mij naar jullie is gezonden.
[16] Waarlijk, Ik zeg jullie: Wie aan Mij gelooft en handelt volgens Mijn woord, heeft het eeuwige leven in zich en daarmee ook het rijk Gods; want Ikzelf ben de Waarheid, het Licht, de Weg en het eeuwige Leven!
[17] Wie dit ofwel uit Mijn mond verneemt of uit de mond van degenen die Ik als Mijn echte en ware getuigen nu reeds uitzend en in de toekomst nog meer zal uitzenden, en dan niet gelooft dat het zo is en niet anders en ook eeuwig niet anders kan zijn, komt niet in het rijk Gods, maar blijft in de nacht van zijn eigen werelds gericht. Ik heb dit nu tegen jullie gezegd; gezegend degene die het ter harte zal nemen!'
«« 195 / 229 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.