De Heer hekelt de Farizeeën

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)

«« 200 / 229 »»
[1] Dergelijke uitspraken van de kant van het volk schoten de Farizeeën in het verkeerde keelgat. Daarom stonden er enkele redenaars op om kalmerende woorden tot het opgewonden volk te richten, waarbij ze het niet nalieten om Mij en Mijn leer verdacht te maken en in een slecht daglicht te plaatsen. Ze beschuldigden Mij van grote ongepaste aanmatigingen en zeiden dat Ik de wet van Mozes ophief wanneer Ik verlangde dat van nu af aan geen kind meer zijn ouders de eer mocht bewijzen om hen met het woord 'vader' of 'moeder' te begroeten. Mozes had immers uitdrukkelijk het gebod gegeven dat men zijn vader en moeder moest eren.
[2] Het volk werd daardoor onzeker en uitte zijn twijfels onder elkaar en sommigen onder hen zeiden: 'Tja, eigenlijk kun je de Farizeeën en schriftgeleerden geen ongelijk geven. Het lijkt erop dat hij in zijn enthousiasme toch wel te ver is gegaan!'
[3] Toen kwam de meer gematigde Farizeeër naar Mij toe en zei: 'Hoor je wat het volk nu zegt? Je hebt ons zeer verdacht gemaakt voor het volk, zodat het zijn stem tegen ons verhief Maar wij hadden wel in de gaten dat je je vergaloppeerde door zelfs tegen Mozes in te gaan. Daarom was het hoog tijd om het volk tot andere gedachten te brengen. Ze zien nu hun vergissing in, en mijn vraag is watje nu verder nog van plan bent.'
[4] Ik zei: 'Ik hoef toch werkelijk niet aan jullie te vragen, wat Ik verder nog moet doen of zeggen! Toen Johannes het volk onderwees en tot boetedoening maande, zijn jullie ook zo opgetreden om jullie werelds recht te handhaven, maar jullie deden geen boete en je hield ook het volk ervan af door jullie huichelachtige woorden, wat jullie daarnet ook weer deden. Maar daardoor zullen jullie jezelf ook des te meer verdoemenis op de hals halen. Dat zegt Degene tegen je die de macht heeft om je te behouden of je te gronde te laten gaan, afhankelijk van wat jullie met je handelwijze willen bereiken.
[5] Jullie dwazen van hart en verstand! Wanneer je zelf God je vader noemt en zegt dat men Gods naam niet mag lasteren, - hoe kunnen jullie dan God gelijk stellen aan de mens?! Wat is dan het verschil als jullie God jullie vader noemen, maar ook degene die jullie verwekt heeft in de schoot van een vrouw?
[6] Jullie willen schriftgeleerden zijn en kennen niet meer het verschil tussen de oer-Hebreeuws woorden 'jeoua' en 'jeoutza'! Het eerstgenoemde betekent 'vader' en het tweede 'verwekker'. En als dat zo is en niet anders, - wie anders dan jullie zelf hebben het volk dan in de grootste verwarring gebracht?'
[7] Daarom wee jullie, schriftgeleerden en Farizeeën, dwaze huichelaars! Door jullie grote traagheid, domheid en boosheid vergrendelen jullie steeds het ware hemelrijk voor degenen die daar binnen willen gaan. Waarlijk, jullie zullen er ook niet in komen en niemand die in het vervolg zo zal handelen als jullie nu.
[8] Zelf komen jullie het Godsrijk van de waarheid en het leven niet binnen, en degenen die er op een of andere manier nog binnen willen gaan, laten jullie er niet in, maar vervolgen en vervloeken jullie .en versperren hun op deze manier alle wegen naar het licht en het eeuwige leven. Daarom ook zal des te meer vervloeking jullie deel zijn!
[9] Om nog een andere reden zeg Ik wee, jullie schriftgeleerden en Farizeeën, huichelaars! Jullie verslinden het bezit van de weduwen en wezen en wenden voor, dat jullie daar lange en krachtige gebeden voor uitspreken! Ook daarvoor zal des te meer vervloeking op jullie komen te rusten!
[10] Nog meer redenen om te zeggen wee, jullie schriftgeleerden en Farizeeën, vreselijke huichelaars! Jullie reizen over land en zee om ergens een heiden tot jood te maken; als hij het geworden is, maken jullie er al gauw een kind van de hel van, tweemaal zo erg als jullie zelf. Ook daarvoor zullen jullie je loon in de heloogsten!
[11] Nogmaals wee, jullie verblinde leiders, die zeggen: Als men zweert bij de tempel, heeft dat niets te betekenen; maar wie bij het goud van de tempel een valse eed aflegt, is schuldig en strafbaar! O, dwazen en blinden! Wat is groter en meer: de tempel waardoor het goud geheiligd wordt, of het op zichzelf waardeloze goud?
[12] Zo spreken en onderwijzen jullie ook: Als iemand zweert bij het altaar, heeft dat geen betekenis, maar als iemand valselijk zweert bij het offer dat op het altaar ligt, is hij schuldig en strafbaar. O, dwazen en blinden! Wat is ook hier groter: het offer of het altaar dat het offer heiligt?
[13] Is het dan niet waar en juist, dat ieder die zweert bij het altaar, daardoor ook zweert bij alles wat zich op het altaar bevindt? En wie bij de tempel zweert, daarmee ook bij alles zweert wat zich in de tempel bevindt? En wie tenslotte zweert bij de hemel, zweert zeker ook bij Gods troon en derhalve ook bij Hem die erop zit, of liever gezegd, erop rust en heerst.
[14] Nogmaals wee, jullie schriftgeleerden en Farizeeën, grote huichelaars, die wel volgens de oude wet de tiende heffen over het oude muntkruid, de dille en de komijn, omdat dat in jullie voordeel is, maar niet zorgen voor het moeilijkste en het belangrijkste, namelijk een juiste en ware rechtspraak, het geloof en de barmhartigheid, opdat ieder ten overstaan van jullie volledig recht wordt gedaan. Ik zeg hiermee echter niet dat men het eerstgenoemde niet mag doen; maar wat Ik wel zeg is, dat men daarom het tweede, dat veel belangrijker is, niet mag nalaten, zoals jullie dat doen!
[15] O, totaal verblinde leiders: Muggen ziften jullie uit, maar jullie verzwelgen wel kamelen! Wee, jullie schriftgeleerden en Farizeeën, huichelaars in alle opzichten, die de in de tempel geheiligde bekers en schalen van buiten wel schoon houden, maar wie het niets kan schelen als deze vaten van binnen vol roof en buitensporige vraatzucht zijn! O, jij blinde Farizeeër, reinig eerst de binnenkant van de beker en de schaal, zodat vervolgens ook de buitenkant naar waarheid rein wordt!
[16] En nog veel meer wee over jullie, schriftgeleerden en Farizeeën, huichelaars, jullie allemaal! Jullie zijn als de witgekalkte graven, die zien er van buiten ook stralend schoon uit, maar van binnen zitten ze vol doodsbeenderen en weerzinwekkend vuil. Zulke graven geven precies weer wat jullie zijn. Ook jullie maken van buiten een vrome indruk op de mensen; maar van binnen zitten jullie vol huichelarij en allerlei ondeugden.
[17] En veelvoudig wee jullie, schriftgeleerden en Farizeeën, door en door schijnheiligen! Jullie bouwen nu grafmonumenten voor de oude profeten en verfraaien zo de graven van die rechtvaardigen en klagen als volgt: 'O, als wij ten tijde van onze vaderen in de wereld waren geweest, zouden wij niet samen met de blinde vaderen schuldig zijn aan hun onschuldig vergoten bloed! ' Maar daarmee geven jullie juist zelf het getuigenis, dat jullie ware kinderen zijn van hen die de profeten hebben gedood! Welaan, maak dan ook aan Mij de boze maat van jullie vaderen vol, zoals jullie reeds aan Zacharias en aan Johannes de maat hebben vol gemaakt! Slangen, addergebroed, hoe willen Jullie ontsnappen aan de helse verdoemenis als jullie je zo gedragen?!''
«« 200 / 229 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.