[2] Het is toch geen manier van doen van het eerste volk van God om iedere heiden, die toch ook een mens is, meteen te verdoemen en dat zelfs ook als men hun de grootste weldaden heeft bewezen! Waarom verdoemen ze dan ons goud en zilver niet?! Dat is wel goed genoeg voor ze! Maar als een van ons ook maar de gang van hun huis heeft betreden, beschouwen ze hun huis en ook zichzelf een hele dag lang als onrein! O wat een dwazen! Ik heb geen woorden genoeg om uit te drukken hoe slecht en dom zo'n waangeloof is! En zie, dat bevestigt nu ook jouw goddelijk wonderbaarlijke zoon, en dat heeft me nu zo'n grote vreugde bezorgd als ik nog nooit eerder heb gehad.
[3] Maar omdat we deze kwestie nu duidelijk hebben besproken en weten wat we van de wereldse voorschriften van de joden moeten denken, maar men van de andere kant toch ook nog heel goed weet dat jij van die vele joden de eerlijkste en meest waarachtige bent en je niet gebonden acht aan nietszeggende vormen, kunnen we nu misschien reeds met elkaar afspreken hoe en onder welke voorwaarden jij voor mij het woonhuis en de grote varkensstal wil bouwen. Je wonderbaarlijke zoon zal er vast wel voor zorgen, dat jij daarbij van geen enkele kant kritiek hoeft te verwachten. Zeg nu, vriend, hoe je erover denkt!'
[4] Jozef zei: 'Mijn wonderbaarlijke zoon en jij hebben wel helemaal gelijk; maar als er toch ophef over komt, dan zal alleen ik ter verantwoording worden geroepen! Wat de kosten betreft zullen we gauw klaar zijn.'
[5] Ik zei: 'Luister, Mijn aardse pleegvader Jozef.Alleen van Mijn wil hangt het af of iemand je bij dit goede werk kan verraden. Want hoewel Ik hier om genoemde redenen al lang geen tekenen meer heb verricht, ben Ik toch geheel Degene die Ik in het begin was en Mij zijn alle dingen mogelijk! Zon, maan, sterren en deze hele aarde, alsook alle hemelen en de hele hel moeten aan Mij gehoorzamen en zich richten naar Mijn wil, -en zou Ik dan vrees moeten koesteren voor de duistere en blinde priesters van onze synagoge?!
[6] Sluit maar rustig een bouwcontract af met deze achtenswaardige man, en laat de rest aan Mij over! We zullen dan geen enkele moeite hebben met de bouw; want Hij die in staat was om hemel en aarde te bouwen, zal immers ook gemakkelijk in staat zijn om voor een brave Griek, die in zijn hart een volkomen jood is, een goed woonhuis en een varkensstal te bouwen!
[7] Ik zeg jullie dat een varkensstal waarlijk niet tot de bouwwerken behoort die de menselijke geest eer aandoen; maar de smerigste varkensstal is Me nu liever dan de tempel in Jeruzalem en menig synagoge in het grote land der joden!' Jozef zei: 'Luister eens, mijn zoon, je doet vandaag wel heel boude uitspraken! Als iemand uit de stad dat hoorde en ons zou aanklagen, wat zou er dan met ons gebeuren? We zouden beschuldigd worden van de vreselijkste godslastering en meedogenloos gestenigd worden! ' .
[8] Ik zei: 'je moet je over andere dingen zorgen maken! Wie kan ons horen als Ik het niet wil, en wie zal ons stenigen terwijl Ik Heer over alle stenen ben? Kijk eens naar deze steen hier, die Ik nu heb opgetild! Ik wil nu dat hij voor de ogen van de wereld volledig teniet gaat! En kijk, het is al gebeurd! Als een domme jood nu zulke stenen naar ons zou gooien, zouden die ons dan enige schade kunnen toebrengen?! Kijk eens naar de zon! Zie hoe die straalt met haar heldere licht! En omdat Ik ook Heer ben over de zon, wil Ik dat ze nu enkele ogenblikken lang geen licht zal geven! En zie, het is nu duister als in de nacht!'
[9] Hier schrokken Jozef en ook de Griek, en degenen die in het huis waren kwamen ontsteld naar buiten en vroegen vol angst wat dat was en wat dat te betekenen had.
[10] Ik zei: 'Nu ben Ik al zo lang bij jullie en jullie kennen Mij nog niet! Dat is Mijn wil! Maar Ik wil nu weer licht! En zie, de zon straalt weer zo volmaakt als tevoren! Dat heeft echter niets anders te betekenen dan dat jullie allemaal zullen weten en beseffen dat Ik bij jullie ben!' ..
[11] Toen zeiden allen: 'De Heer zij alle lof, - onze Jezus heeft Zijn kracht van God weer gekregen! '
[12] Ik zei: 'Ik heb niets gekregen; want alle kracht en alle macht Zijn van Mij. Ik en Degene die in Mij leeft zijn Een en niet twee. - En zeg jij Mij nu, jozef, of je nog vrees koestert voor de joden en de Oudsten van de synagoge!'
[13] Jozef zei: ' ja, mijn liefste zoon en ook mijn Heer, als het er zo voorstaat, heb ik natuurlijk geen angst en geen vrees meer; want nu pas heb ik mijn heil geheel en al gezien. Nu zullen we dan ook zonder enig bezwaar meteen met de bewuste bouw beginnen en vandaag nog naar de plaats gaan waar onze oude vriend zijn huis en zijn stal gebouwd wil hebben!'
[14] De Griek zei: 'Ik dank jullie bij voorbaat; het loon zal rijkelijk volgen. Die plaats is niet zo erg ver hier vandaan en omdat ik buiten bij de herberg goede lastdieren heb staan, zullen we met gemak nog voor zonsondergang de plaats bereiken waar ik met de mijnen woon.'
[15] Hierop riep Jozef Mijn andere broers en deelde hun mee wat er diende te gebeuren. Maar Josef was van mening dat het goed was wanneer een van hen thuis zou blijven, omdat er zich ook in het stadje iedere dag iets kon voordoen; tegelijk zou het ook minder opvallen en de toezichthouders van de synagoge, die toch al steeds hun ogen en oren vanwege Mij op dit huis gericht hielden, zouden minder van Jozefs vertrek merken en niet informeren waar en bij wie hij werk had aangenomen.
[16] Ik zei toen: 'Ook jij moet eens gelijk hebben, maar niet helemaal! Want Ik stel vast dat behalve Jacobus niemand met ons hoeft mee te gaan en wij daarom ook maar voor drie man het hoogst noodzakelijke gereedschap hoeven mee te nemen, en dat alleen maar opdat men weet, dat wij als timmerlieden van huis gaan. Jacobus, maak je daarom klaar voor de reis!'
[17] Jacobus ging zich klaarmaken en haalde het gereedschap.
[18] Toen wij drieën en de Griek op het punt stonden om op weg te gaan kwam Maria, de moeder van Mijn lichaam, om te vragen hoe lang we weg zouden blijven.
[19] Jozef zei: 'Vrouw, bij zo'n grote opdracht is dat niet van te voren te zeggen!'
[20] Daarop zei Ik: 'Mensen kunnen dat inderdaad niet; maar Mij is ook dat mogelijk!'
[21] Maria zei: 'Wel, zeg jij me dan hoe lang jullie wegblijven! ,
[22] Ik zei: 'Drie volle dagen, dat wil zeggen vandaag, morgen en overmorgen; op de sabbat, nog voor zonsopgang, zullen we hier weer terug zijn!'
[23] Toen zeiden allen: 'Hoe kunnen jullie drieën in twee dagen een groot woonhuis en een grote varkensstal bouwen?'
[24] Ik zei: 'Dat is onze zorg; als jullie er maar voor zorgen dat thuis jullie werk in orde is!'
[25] Toen zei Maria tegen Mij: 'Maar mijn liefste zoon, ik vind je vandaag weer zo merkwaardig! je spreekt vandaag op zo'n gebiedende toon! Hoe komt dat toch?'
[26] Ik zei: 'Omdat Ik dat omwille van jullie heil moet doen! Maar houd ons nu niet langer op, want niemand van ons heeft iets aan dit gepraat. Voor de mens is tijd heel kostbaar!'
[27] Maria zei: 'ja ja, jou kun je in niets tegenspreken, - jij hebt altijd gelijk; daarom wens ik jullie een voorspoedige reis en behouden thuiskomst!"
«« 207 / 229 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.