Kritiek van de Romein op de aardse toestanden

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)

«« 216 / 229 »»
[1] (De Heer): 'Hierop zei Jozef: 'O, dan kan ik je welonmiddellijk een onderwerp noemen, dat wel aantrekkelijk voor Hem is! Luister, wat hebben jullie, die toch in heel wat mysteries zijn ingewijd, voor een voorstelling van de schepping van het eerste mensenpaar op deze aarde?'
[2] De hoge raadsheer zei daarop: 'Vriend, wat dat betreft staan er bij niets anders in de wereld zoveel vraagtekens als juist bij dit hoogst twijfelachtige punt! Daarover iets definitiefs en zekers te zeggen is en blijft voor ons mensen onmogelijk, en hoe meer onderzoek men daar naar doet bij alle bekende volkeren van de aarde, in een des te groter labyrint van onzekerheden komt men terecht. Wie zich zo echt vol vertrouwen in de armen heeft geworpen van een blind geloof aan de ene of de andere volkssage, is er bijna altijd nog het beste aan toe. Als men niet achter de waarheid kan komen, moet men een levensechte fantasie zien te vinden, dan is men in zo'n levensechte droom meestal veel gelukkiger dan wanneer men eeuwig naar een waarheid zoekt die werkelijk nooit te vinden is!
[3] De Perzen hebben een andere sage dan de Indiërs en dan jullie joden, de Scythen weer een andere, wij Romeinen en Grieken ook weer en zo ook de Opper-Egyptenaren, en de mij bekende Germanen weer een heel andere! 0, daar zou heel wat over te zeggen zijn, maar uiteindelijk zou men er niets mee opschieten.
[4] Daarom ben ik van mening dat we dit uiterst onvruchtbare onderwerp helemaal moeten laten vallen; want daar krijgen wij evenmin ooit helemaal duidelijkheid over, als de astronomen over het wezen van de planeten aan het firmament.
[5] Ik wil dus zeggen: Als er na het afvallen van dit lichaam werkelijk een hoger en meer volkomen leven bestaat, dan zullen we in dat leven ook zeker diepere waarheden begrijpen; en mocht het na de dood van het lichaam ook helemaal afgelopen zijn met het leven van de ziel, dan is er werkelijk niets verloren als we niet al te wijs zijn geworden. Kijk, vriend, zo denken wij, zeer ervaren en meer ontwikkelde Romeinen!
[6] Het is ook moeilijk om te bewijzen dat de ziel van de mens na de dood voortleeft, maar het is nog altijd gemakkelijker dan met zekerheid aan te tonen of, hoe en wanneer een enkel mensenpaar of misschien ook wel meerdere mensenparen in dezelfde tijd of in zeer verschillende tijden op deze aarde zijn gezet. Alleen een God kan dat weten, maar nooit een kortzichtig en ook veel te kort levend mens; want als hij dank zij zijn vele ervaringen misschien net tot het beschouwen van diepere waarheden zou kunnen komen, moet hij de wereld al verlaten! Omdat ik dat maar al te goed ken, geef ik werkelijk niets meer om zulke dingen en onderzoeken! Kortom, hoe het hele leven op aarde is ingericht, is en blijft voor denkende mensen slecht.
[7] Ook al zijn we tot het kindschap van God geroepen, dan kan dat zeker maar door een klein deel van de mensen bereikt worden! Waarom dan niet door allen? Waarom moet er ongeveer een derde van de mensen als nog onmondige kinderen sterven? Wat kunnen die weten van God en hun latere bestemming en hoe kunnen ze zich door het juiste gebruik van hun vrije wil ontwikkelen totdat ze Gods gelijke zijn?
[8] Daarom beweer ik: De blindste dwaas is duizendmaal gelukkiger dan de grootste wijze, en we doen er 't verstandigst aan ons hier met andere dingen bezig te houden dan met zulke onvruchtbare beschouwingen; want hoe meer een mens weet en begrijpt, des te duidelijker wordt het hem dat hij uiteindelijk helemaal niets weet. En voor zo'n uiterst saai levensvermaak zal ik zeker niet al te dankbaar zijn. Ik heb gezegd!'
[9] Cyrenius zegt daarop: 'Ja,ja, als je dat met ons puur natuurlijk verstand bekijkt, heb je helemaal gelijk; maar -'
[10] De raadsheer zei: 'Niets maar! We hebben toch geen ander dan alleen maar een natuurlijk verstand?! Als dat niet voldoende is, waar halen we dan een bovennatuurlijk verstand vandaan?! Een mens is zichzelf toch het meest nabij - en kent zichzelf niet; hoe zou hij dan iets moeten kennen dat verder van hem afstaat?! Houd toch op! De natuur van de mens is zonder zijn willen en weten ofwel helemaal bedorven en deugt nergens meer voor, of de mens is gedoemd, meer nog dan ieder dier, zijn onvolkomenheid te voelen en daardoor zo ongelukkig te zijn als maar mogelijk is. Want ik heb nog nooit een wijze gezien die werkelijk gelukkig is. Hoe wijzer iemand is, des te ongelukkiger is hij ook aan het eind van zijn dagen. En zijn grootste vriend is dan altijd de dood. Werkelijk, een merkwaardige liefhebberij van een almachtige en hoogst wijze God: aan één stuk door scheppen en meteen daarna weer vernietigen!'
«« 216 / 229 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.