De Jakobsladder. Over het wezen van de droom. De ziel aan gene zijde

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)

«« 57 / 229 »»
[1] Nikodemus zei: 'Heer en Meester van eeuwigheid, nu zie ik pas werkelijk volledig in dat U alleen waarachtig Christus bent, de Gezalfde van God die in Zijn volheid in U woont! Want zo heeft nog nooit een profeet op deze aarde onderwezen. Nu U ons echter al zoveel onthuld heeft, zou U ons, als dat Uw heilige wil is, ook nog opheldering kunnen geven over de hemelladder van vader Jacob, waarop ook engelen tussen hemel en aarde opstegen en neerdaalden. Uit dit visioen werd me nooit goed duidelijk, wat Jehova, die boven aan deze ladder gezien werd, Jacob heeft willen zeggen. Want Jacob heeft deze droom beslist veel beter begrepen dan ik, omdat ons tot nog toe geen verdere uitleg over dat visioen van hem is overgeleverd. -Heer, terwille van mijn grote liefde voor U , vraag ik U daarnaar!'
[2] Ik zei: 'Wat Jacob in zijn droom zag, was precies wat Ik jullie allen nu meer dan genoeg duidelijk heb uitgelegd. De ladder is de band tussen het hart en het verlichte hoofd van de mens. Het hart is hier eveneens de aarde die Jacob zag en die destijds ook in hem, toen hij zich in grote nood en verlegenheid bevond, te woest, verlaten en slecht verlicht was. Maar juist in die toestand begon hij veel aan God te denken, en hij dacht na over wat hij mogelijkerwijs gedaan had dat God hem in zulke grote moeilijkheden had laten komen. Toen sliep hij buiten op het veld in en zag in zichzelf de verbinding tussen zijn hart-aarde en de lichthemel in zijn hoofd. Toen zag hij hoe de gedachten, ideeën en begrippen van zijn hoofd als langs een ladder afdaalden naar zijn hart, het verlichtten en troostten, en zo, door de verhoogde liefde van het hart zelf levendiger en gesterkt weer omhoog naar God stegen om daar weer meer en sterker verlicht te worden. En als je nu naar het hele verloop van Jacobs leven kijkt, dan zul je zien dat hij van toen af aan steeds meer aan God dacht en ook steeds strikter volgens de wil van God leefde.
[3] Door die gedenkwaardige droom werd ook aangetoond, hoe uit Jacob een ladder zou voortkomen als een waar verbond tussen zijn nakomelingen en God, waarop de kinderen Gods in de nu eens stijgende en dan weer afnemende kennis van God zouden toe en afnemen, en dat op het hoogste punt van de ladder die hij zag, Jehova Zelf Zich in Mijn persoon als mens zou openbaren en het oude verbond zou vernieuwen en het door en door tot de meest levende waarheid zou verheffen.
[4] En zo is nu aanjou en jullie allen ook de Jacobsladder dubbel en dwars uitgelegd en nu weten jullie wat je werkelijk geestelijk onder het begrip 'engel van God' allemaal moet verstaan. Maar toch vraag Ik jullie terwille van jezelf, of je het allemaal goed begrepen hebt.'
[5] Nikodemus zei: 'Mij is ook hierin een groot licht opgegaan, en het is zo en kan niet anders zijn; maar wat deze zichtbare engel betreft, is het de vraag of hij reeds een werkelijke op zichzelf staande realiteit is - of dat hij slechts zo'n door U vastgehouden gedachte is, voortkomend uit Uw liefde, wijsheid en almacht?'
[6] Ik zei: 'Dat is werkelijk een kinderlijke vraag van je! Ik zeg je dat de engel - net zoals jij en alle mensen en de hele eindeloze schepping - beide tegelijk is, omdat er in de hele oneindigheid geen andere werkelijkheid buiten Mij bestaat dan alleen Mijn gedachten, ideeën en begrippen. Die worden door Mijn liefde tot leven gewekt en door Mijn wil voor eeuwig in stand gehouden en vastgehouden. Maar wat Ik als God kan doen en van eeuwigheid heb gedaan en ook verder eeuwig zal doen, zullen ook jullie eens in Mijn rijk kunnen doen.
[7] Dat zulke capaciteiten in jullie mensen aanwezig zijn, kunnen jullie heel gemakkelijk en juist opmaken uit jullie droombeelden, wanneer die helder zijn, want daarin worden jullie innerlijke gedachten, ideeën en begrippen tot realiteiten en worden ze levend en krijgen ze vorm; jullie kunnen je daarmee als met echte objecten bezighouden. Wel,jullie weten natuurlijk niet hoe dat in zijn werk gaat, dat jullie je in je dromen in een heel gewone wereld temidden van mensen bevinden, die vaak heel wijs met jullie spreken en van alles doen; maar dat is voorlopig niet belangrijk. Als jullie op de manier die Ik jullie heb uitgelegd in de geest uit Mij zijn wedergeboren, zullen je alle geheimen van je leven en de reden daarvan duidelijk worden; maar voorlopig kunnen jullie als een heldere waarheid aannemen, dat ieder verschijnsel in het leven van de mens een zeer wijze en ware reden heeft, daar het anders nooit of te nimmer in de mens te voorschijn zou komen.
[8] Wanneer de mens lichamelijk sterft, leeft de ziel weliswaar wat haar wezen betreft ook in de ruimte, maar heeft dan geen andere wereld tot ondergrond en woning dan die, welke zij voor zichzelf geschapen heeft, en heeft met deze uiterlijke wereld geen wezenlijke verbinding meer , omdat zij in zichzelf maar al te duidelijk inziet dat de hele materiële wereld niets anders is dan een noodzakelijk en moeilijk te dragen gericht, en dat een vrij en ongebonden leven oneindig veel aantrekkelijker is dan een leven dat aan alle kanten gebonden is.'
[9] Toen zei Nikodemus: 'Heer, wanneer ik dus eenmaal gestorven ben, zal mijn voortlevende ziel niets meer van deze aarde te zien krijgen, maar in haar zelfgeschapen wereld verder leven, - en toch is er op en in deze aarde nog heel veel wat een ziel die naar hogere kennis verlangt graag nog beter zou hebben willen leren kennen! Wij zien bijvoorbeeld vaak met groot verlangen naar de sterrenhemel en zouden willen weten wat de maan, de zon, de planeten en alle andere sterren zijn, en we zouden ook de diepten der zeeën willen doorgronden. Maar als de ziel na de dood alleen maar in een lichte, uit haar fantasie ontsproten droomwereld zal leven en handelen, en alleen met zulke schijnbare menselijke gestalten zal omgaan, die ook alleen maar produkten van haar eigen fantasie zijn, dan zal dat volgens mijn mening, aan de eeuwig voortlevende ziel, gesteld dat zij zich alles blijft herinneren, geen al te groot genoegen kunnen schenken. Natuurlijk, als aan de ziel bij het afleggen van het lichaam de herinnering slechts in zoverre gelaten wordt als in een heldere droom, waarin men meestal zijn ik herkent, maar zich daarbij niets of slechts zeer weinig werkelijke dingen van deze aarde herinnert, dan kan zo'n ziel natuurlijk wel heel vrolijk voortbestaan, want naar hetgeen haar met het lichaam volledig ontnomen werd, zal zij ook nooit meer terug verlangen. Ik praat nu zoals ik het me voorstel, maar ik vraag U ook in dit opzicht om nadere uitleg.'
[10] Ik zei: 'Datje kennis in deze dingen nog zeer beperkt is, zie Ik maar al te duidelijk in; maar jouw voorstellingen over het leven van de zielen na het afleggen van hun lichaam zijn nog leger, duisterder en zwakker dan je gevoelens en innerlijke waarnemingen. Zeg Me eens: waar en wanneer ziet een mens met zijn natuurlijke ogen meer: 's nachts in een donkere kerker of op klaarlichte dag op een aan alle kanten vrije en hoge berg? En als iemand, wie het aan niets ontbreekt, zich in volledige vrijheid met zijn beste vrienden op die berg bevindt, zal hij dan soms terugverlangen naar de oude, duistere kerker om de donkere hoeken en gaten daarvan te onderzoeken en te bestuderen? Denk eens over deze vragen van Mij na luister eerlijk naar je gevoel, en geef Mij dan antwoord, dan zal Ik je daarna een helderder licht geven over je twijfels!'
«« 57 / 229 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.