[2] Hij had deze schandelijke uitspraak echter nog maar nauwelijks gedaan, of zijn gestoelte was al door het volk omringd, en al het volk schreeuwde tegen hem: 'En wij zeggen: Wie niet gelooft dat de Heiland uit Nazareth onfeilbaar de beloofde Messias is, die is door ons vervloekt! En als zo'n miserabele slechterik van een opperfarizeeër, die de ware Messias eerder zou moeten herkennen dan het volk, in zijn blinde heerszucht zo'n oordeel tegen ons waagt uit te spreken, dan wordt hij zevenmaal door ons vervloekt en heeft hij de dood verdiend! Ellendige, zag je vannacht de tekenen niet? Konden ook die niet door je ruige vacht heendringen? Nou wacht maar, vuige opperfarizeeër, we zullen je te dichte vacht wel dunner en doordringbaarder maken! Je bent ons mooi tegen het lijf gelopen; want op jou, ellendeling, hebben we het allang voorzien!'
[3] Toen de opperfarizeeër deze welkomstwoorden uit het volk hoorde, begon hij om hulp te roepen.
[4] Maar het volk schreeuwde nog harder: 'Weg met die godslasteraar!'
[5] Toen drong onze reusachtige, ware Goliath uit Bethlehem naar voren naar het kleinere spreekgestoelte, greep met zijn sterke hand de opperfarizeeër, schudde hem eerst zodanig door elkaar dat hem enige tijd horen en zien vrijwel verging, tilde hem toen van het gestoelte af en droeg hem naar het gordijn waardoor hij van te voren in de grote tempelhal gekomen was, gaf hem daar nog een paar klinkende oorvijgen en zei toen met een waarlijk donderende stem tegen hem: ' Zo zal in het vervolg het volk dat ziende geworden is, priesters van jou soort offers en tienden brengen! Ga nu maar en laat je nooit meer zien, anders kost het je je leven!'
[6] Toen raapte de opperfarizeeër die helemaal duizelig was geworden, in aller ijl zijn krachten bijeen en verschool zich bevend in een hoek van zijn verblijf
[7] Meteen na dit voorval verscheen er een Romeins afgezant van de landvoogd, beklom een gestoelte dat voor wereldlijke sprekers en verkondigers bestemd was, en zei: 'De landvoogd laat jullie in naam van de wet waarschuwen je van alle gewelddadigheden te onthouden; maar spreken kunnen jullie zoveel je maar wilt! Jullie moeten bedenken dat deze tempel ter ere van God gebouwd is, en dat ieder onbehoorlijk gedrag daar vermeden dient te worden! Als iemand echter door een domme tempelpriester of dienaar onrecht wordt aangedaan, dan hoeft hij maar naar ons toe te komen en zal hem volledig recht gedaan worden!'
[8] Onze Goliath uit Bethlehem bedankte voor deze welgemeende waarschuwing, maar voegde daar nog aan toe: 'Uw waarschuwing, waarvoor ik u uit naam van het hele volk bedankt heb, was beslist helemaal terecht; maar als de krachten van de hemel eenmaal beginnen met hun almachtige handen hun wil aan het grote firmament te schrijven, dan is het met het menselijke bevelen op deze aarde gauw afgelopen!'
[9] De Romein zei: 'Vriend, ook wij weten dat en kennen de uitspraak: contra Jovem fulminantem tonantemque non valet vis ensis, et contra vim coelorum vane frustraque pugnat ars mortalium*, (* tegen de bliksemende en donderende Zeus kan de kracht van het zwaard niet op, en tegen de kracht van de hemel strijdt de kunst van de sterfelijken een vergeefse strijd.) maar door een zekere gewelddadigheid van stervelingen onder elkaar zullen wij mensen de onsterfelijke en onoverwinnelijke krachten en machten van de hemelen niet in het minst veranderen! Een waardige, bescheiden orde past ons mensen nog het allerbest, en een behoorlijk en rustig mens zal ook dan de moed nog niet opgeven, wanneer zelfs de hele aardbol zou instorten. Dat is zo mijn mening! Houd u daarom aan de wens van de landvoogd! Dixi*' (*Ik heb gesproken.)
[10] Daarop vertrok de Romein en het volk prees zijn oproep tot kalmte.
[11] Direct daarna verscheen Nikodemus op het grote spreekgestoelte en hij werd door het volk met luid gejubel begroet. Maar hij zei: 'Beste vrienden en broeders! Ik heb jullie eigenlijk niets nieuws te vertellen, maar ik ben toch gekomen om te bevestigen wat hier op deze plaats mijn oudste en tevens beste vriend al tegen jullie heeft gezegd. Alles is zoals hij gezegd heeft, daarvoor kan ik zelfs met mijn leven instaan, en het verheugt mij nu des te meer dat ik hier in deze geheiligde grote tempelhal met mensen te doen heb, die beslist in alle opzichten mijn inzicht en ook mijn innerlijke, volle overtuiging delen.
[12] Vóór mij heeft zich weliswaar op dat kleinere spreekgestoelte een aanmatigende opperfarizeeër op een hoogst onwelvoeglijke wijze laten horen, zonder dat iemand uit onze raad van priesters hem dat ook maar met een woord gevraagd had; maar jullie hebben hem naar mijn beste weten naar behoren daarvoor schadeloos gesteld. Hij heeft zich daarover wel bij de Hoge Raad beklaagd -wat echter in deze tijd niet zo veel betekent -, en hij kreeg al gauw ten antwoord: 'Komt iets ongelegen, dan brengt het kommer, geen zegen!' Tijdens de begrijpelijke grote opgewondenheid van het volk was het meer dan dom om iets naar voren te brengen, wat onder normale omstandigheden niet al te ongunstig opgenomen zou worden.
[13] Toen de onbescheiden opperfarizeeër dat antwoord kreeg, verdween hij snel met zijn tamelijk opgezwollen wangen en ik werd door de gezamenlijke raad afgevaardigd om jullie te zeggen, dat jullie je maar moeten houden aan dat wat mijn voorganger gezegd heeft. Nu jullie allen die troost hier in de tempel gevonden hebben, moeten jullie nu God in je hart danken en dan weer rustig naar huis gaan! En mocht je anderen tegenkomen dan kun je ook hun hetzelfde vertellen, zodat ze niet tevergeefs de lange weg hierheen afleggen, want de tempel is vanmorgen en vanmiddag gesloten, zoals altijd op een voorsabbat.'
[14] Toen vroeg het volk Nikodemus nog naar de betekenis van het derde teken, dat hij volgens de mededeling van zijn grijze voorganger zelf had gezien.
[15] Maar Nikodemus zei: 'Dat zal ik jullie ook nog wel vertellen, maar Wat zachter als we onder elkaar zijn, omdat onze muren vele oren hebben! Wacht vanmiddag maar op de weg die naar Emmaüs leidt! Daar zal ik bij jullie komen en het derde teken volkomen naar waarheid vertellen en het jullie ook uitleggen, zo goed me dat mogelijk zal zijn.'
[16] Daarmee was het volk tevreden en het begon de tempel te verlaten.
[17] Ik en mijn vriend gingen ook en ontmoetten onderweg Uw beide leerlingen, die ons vertelden waar U was, zodat wij dan ook meteen vlug hierheen zijn gekomen.
[18] En dat wat ik nu verteld heb, is ook alles wat er vandaag in de tempel is voorgevallen. Heer, vergeef mij mijn slechte manier van vertellen!'
«« 82 / 229 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.