De gelijkenis van de hongerige reiziger.

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)

«« 104 / 220 »»
[1] (De Heer:) 'Er was een man, die 's nachts onderweg erge honger begon te krijgen. Tegen middernacht kwam hij in een dorp. Daar was een huis, dat op een herberg leek, maar iedereen in het huis sliep al. Maar de reiziger begon op de huisdeur en ook op de ramen te kloppen, en omdat hij langdurig klopte werd de heer van de herberg wakker, kwam naar het raam en vroeg met wrevelige stem aan de late reiziger wat er aan de hand was, dat hij op een zo laat nachtelijk uur zo onbeschaamd op deuren en ramen klopte.
[2] De reiziger zei: '0 heer, ik kom van ver en heb de hele dag niets te eten en drinken gekregen omdat er langs de weg door de woestijn geen huis en geen herberg te vinden was; daarom vraag ik u om u over mij te ontfermen en mij wat brood te geven, zodat ik mij kan verzadigen en sterken, anders versmacht ik!'
[3] Toen zei de heer van de herberg: 'Hoe haal je het in je hoofd om op zo'n laat uur in de nacht brood van mij te verlangen! Wacht maar tot het dag wordt!'
[4] Maar de reiziger liet zich met dit antwoord niet afschepen, maar vroeg de herbergier nog veel meer en veel dringender om brood.
[5] Toen gaf de herbergier toch maar toe - en al gaf hij het gevraagde brood zogezegd niet uit erbarmen aan de reiziger, hij gaf het hem toch vanwege het onbeschaamde verzoek zo laat in de nacht.
[6] Kijk, uit dit beeld kunnen jullie opmaken hoe een mens, die zijn hele aardse levensdag langs de verlaten weg door de woestijn van de wereldse dwaaltocht zeker geen brood voor het leven van zijn ziel kon vinden en krijgen, zo in de diepe levensnacht terechtkwam en tenslotte, omdat hij toch verder ging op de weg, in de nacht toch nog bij een herberg kwam, waarvan hij tenminste overtuigd was dat zich daarbinnen een brood des levens zou bevinden!
[7] Toen begon hij dan ook te kloppen en te vragen, en aan het eind van zijn tijd viel hem toch nog ten deel wat hij in de woestijn van de wereld lange tijd tevergeefs had gezocht.
[8] En zie, dat wil dus zeggen: in deze dagen en nog meer in de komende duistere tijden het rijk Gods met geweld tot zich trekken; want wie zal zoeken, zal ook vinden, als hij op de nog zo verlaten weg niet blijft stilstaan. Voor degene die aan de deur zal kloppen, al is het ook in de nacht, zal toch opengedaan worden, en aan wie met volharding zal vragen, zal ook gegeven worden waar hij om gevraagd heeft! - Hebben jullie dit beeld nu goed begrepen?'
[9] Agricola zei: 'Heer en Meester, begrepen hebben wij dit beeld wel, maar zoals ik het begrepen heb, bevat het niet veel vertroostends, zoals wij dat wel uit Uw vele andere lessen en woorden ontvangen hebben. Het is wel waar dat voor het bereiken van een groot geluk ook van tevoren grote offers en inspanningen nodig zijn; maar als men naar mijn mening een volkomen ernstige en vaste wil heeft om volledig volgens Uw leer te leven -wat ik voorzover ik kan beoordelen niet als bijzonder moeilijk en buitengewoon inspannend beschouw, aangezien U immers Zelf gezegd hebt dat Uw Juk zacht en Uw last licht is -dan moet ik nu eerlijk bekennen dat ik uit deze woorden, volgens welke men het rijk Gods in deze dagen en ook in een toekomstige, woeste tijd slechts met geweld en inspanning tot zich kan trekken, het troostende van het zachte juk en de lichte last niet kan ontdekken.
[10] Maar wel vind ik in deze woorden van U, dat het verbreiden van Uw leer, hoe buitengewoon goddelijk waar die ook is, veel en hevige strijd en zelfs de bloedigste oorlogen met zich mee zal brengen! Want als op deze aarde ter wille van het in stand houden en de eventuele juiste vorming van de vrije wil de vele duivels en de slechts weinige echte engelmensen een gelijk recht tot handelen hebben, dat door niets anders dan door strenge staatswetten enigszins ingeperkt wordt, dan is er voor het verkrijgen van het rijk Gods inderdaad heel veel geweld nodig; maar met dat zachte juk en die lichte last, Heer en Meester, is het dan maar magertjes gesteld!
[11] Dat is zo mijn opvatting, en ik ben van mening dat ik ook niet helemaal ongelijk zal hebben. Maar toch vraag ik U om ons nog wat nader toe te lichten hoe men eigenlijk het rijk Gods geweld moet aandoen om het tot zich te trekken! Want ik zou Uw zachte juk en de lichte last en het geweld een beetje dichter bij elkaar willen hebben.'
«« 104 / 220 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.