[2] Ik heb weliswaar van reizigers, die hier verbleven, al veel gehoord over een profeet, namelijk dat hij grote tekenen doet en de mensen weer tot het ware geloof in één God bekeert; maar de Farizeeën moeten hem zeer vijandig gezind zijn.
[3] Ongeveer een jaar of misschien nog korter geleden moet hij ook in Bethlehem en plaatsjes daar in die omgeving wonderbaarlijke werken verricht hebben; daar heb ik zelf echter niets van gezien, aangezien ik vanwege de vele zorgen en het werk voor het gaande houden van deze grote herberg van mij bijna nergens kom en Jeruzalem al meer dan tien jaar niet gezien heb, -en zo weet ik, wat ik weet, alleen maar omdat ik anderen er terloops over hoor praten.
[4] Er komen wel bijna iedere week een paar Farizeeën van Bethlehem hierheen, maar hun naar zoiets te vragen zou vergeefse moeite zijn; want zij vervloeken zonder meer alles wat maar enigszins van het normale afwijkt en verklaren het al tot een zeer strafbare zonde, ook al vertelt men hun dat men daar alleen in de verte maar over heeft horen praten. Daarom is het mensen als wij dan ook niet kwalijk te nemen, dat men zich om bijna niets anders meer bekommert en zorgen maakt dan alleen om zijn eigen huishouden.
[5] Welnu, een paar dagen geleden waren er 's nachts aan de hemel werkelijk buitengewone dingen te zien. Men ging weliswaar naar de Farizeeën en stelde zich voor wat voor wonderen men daar allemaal wel niet zou horen, en men dacht er ook aan, dat de goede, oude Jehova nu toch eindelijk weer eens een teken van Zichzelf aan de joden had gegeven. Maar niets van dat alles! De Farizeeën vertelden het volk met een heel opgewekt gezicht dat het hele indrukwekkende verschijnsel, dat voor ons joden geen goede profetie inhield, een volksbedriegerij was, bewerkstelligd door de Romeinen met behulp van de Essenen, die goed thuis zijn in allerlei toverkunsten. En verder had het niets anders te betekenen dan dat de Romeinen, met wie in het bijzonder het hogere en rijke deel van de joden al lange tijd niet veel op heeft, door dergelijke middelen het meer lichtgelovige en bijgelovige volk wilden misleiden en tegen hun joodse oversten opzetten, om daardoor een algemene opstand van de joden tegen de enigszins zwak geworden overmacht van de heidenen te verhinderen. Met die verklaring ging men dan weer heel onverschillig en welgemoed zonder verdere ongerustheid naar huis en bekommerde zich in het geheel niet meer om het hele verschijnsel, hoe verschrikkelijk het er ook uitzag.
[6] Kort daarna zag men drie zonnen opgaan. Men stelde vragen en kreeg als antwoord, dat dat betekende dat er wind op komst was en er weldra ruw weer zou optreden. En weer ging men zonder verdere bedenkingen naar huis.
[7] Zo moeten er ook nog maar enkele dagen geleden in deze streek bepaalde verspreiders van een nieuwe leer, die zou uitgaan van de profeet uit Galilea, rondgetrokken zijn en ook buitengewone tekenen hebben gedaan, en er schijnt hun al veel volk na te volgen. Hoeveel daarvan waar is, weet ik natuurlijk nauwelijks; want bij mij is er niemand gekomen die ook maar in de verte op zo'n boodschapper van de nieuwe leer leek.
[8] Maar pas een paar dagen geleden vroeg ik aan iemand uit de synagoge, die uit Bethlehem hierheen gekomen was, hoe het nu zat met die boodschappers van de nieuwe leer, die in deze omgeving schijnen rond te trekken, en hij zei tegen mij: 'Ach, sinds de Romeinen onze heren zijn, zwerft dergelijk werkeloos en werkschuw gespuis immers steeds in grote aantallen rond! Het wordt door hen geduld en gesteund, en wij kunnen daar weinig of niets tegen doen!'
[9] Ja, tegen een dergelijke verklaring kon men redelijkerwijs ook weer niets inbrengen! Want ten eerste is men zelf niet beter op de hoogte van alles, wat er nu in het gehele grote rijk der joden is en gebeurt, en ten tweede kan men zich, zelfs wanneer men van iets buitengewoons beter op de hoogte zou zijn, toch niet inlaten met een gesprek met die welbespraakte heren uit de synagoge, want ten eerste zou men niets met hen kunnen beginnen en ten tweede ook het gevaar lopen om in alle opzichten door hen vervolgd te worden. En zo blijft men dan liever gewoon een stille landsburger en bekommert zich noch om het een noch om het ander, hoewel men maar al te goed inziet, dat die aanhangers van de synagoge ook alleen maar vanwege hun buik zijn wat ze zijn, en voor zichzelf nog minder in een God geloven dan één van deze vele fruitbomen van mij.
[10] En daarom zei ik zojuist, dat het nu wel heel noodzakelijk zou zijn, dat er weer eens een ware en machtige profeet opstond; want anders verliest het volk spoedig ieder geloof in een enig ware God. Te oordelen naar uw macht en innerlijke wijsheid, lijkt u me dat te zijn, en ik ben nu blij dat ik in u nu eindelijk eens zelf een dergelijke man te zien heb gekregen, die heel goed een Elia zou kunnen zijn.
[11] Nu geloof ik weer dat er in vroegere tijden profeten bestaan hebben, die ter wille van het blinde en ongelovige volk door God met bijzondere wijsheid en macht toegerust waren. Tot nu toe was dat geloof bij mij weggezonken in het rijk der vrome sprookjes. Maar omdat ik nu zelf gezien heb dat uw wil en woord twee zieken, die iedere overigens nog zo kundige genezer voor ongeneeslijk verklaard heeft, in één klap zó fris en gezond gemaakt hebben, is ook mijn geloof in een God en in de profeten weer volkomen hersteld -wat mij liever is, dan wanneer iemand mij de schatten van de halve wereld geschonken zou hebben.
[12] Maar nu komt de hoofdman naar buiten die zeker met de hoge Romeinen moet spreken; het is wel zeker dat ik daarbij overbodig ben, daarom is het tijd dat ik naar binnen ga!'
[13] Ik zei: 'Juist nu ben jij daarbij nodig! Want de Romeinen hebben juist in verband met jou iets met de hoofdman te bespreken. Door zijn maatregel heb jij vandaag door de voorbijtrekkende groep soldaten een niet verdiend verlies geleden dat jou vergoed zal moeten worden, en wel door de hoofdman; daarom moet jij als benadeelde aanklager voor die hoge rechters aanwezig zijn, want waar geen aanklager is, zijn ook geen rechters!'
[14] De waard zei: 'Ja, ja, machtige en wijze heiland, dat zal allemaal wel zo zijn; maar de hoofdman zal daarna ook mijn heer blijven! Als hij nu door mijn toedoen belangrijke schade lijdt, zal ik daarna, als jullie hier weg zijn, grote moeilijkheden met hem krijgen - en daarom zou ik haast liever alles van hem door de vingers willen zien, dan mij naderhand gewoonweg aan het kruis laten binden.'
[15] Ik zei: 'Maak jij je maar om iets anders bezorgd; want daardoor zal de hoofdman pas een echt mens en ook jouw ware vriend worden! En datje aan Mijn woorden wel het volste geloof kunt schenken, daarvoor heb Ik je al meer dan een tastbaar bewijs gegeven.'
[16] De waard zei: 'Ja, als dat zo is, blijf ik natuurlijk wel! Moeten misschien ook mijn vrouwen mijn kinderen erbij geroepen worden en mijn enige naaste buurman, die mij te hulp gekomen is omdat mijn dienstknechten op het veld bezig waren en niet thuis waren?'
[17] Ik zei: 'Dat is niet nodig -alleen jij, als hoofd van het huis, bent voldoende!'
[18] Daarmee nam onze waard dan ook genoegen en bleef alleen bij ons.
«« 113 / 220 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.