De opwinding van de leerlingen van Johannes

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)

«« 124 / 220 »»
[1] Het was al tamelijk laat in de middag, en daarom is het ook begrijpelijk dat wij tamelijk laat na zonsondergang in Bethanië aankwamen; daar was evenwel alles voor onze ontvangst uitstekend voorbereid, omdat Rafaël in het huis van Lazarus iedereen liet weten, dat en wanneer wij zouden terugkeren. Deze keer gebeurde er onderweg niets vermeldenswaardigs. We reisden heel rustig verder .
[2] De Romeinen spraken over het een en ander met Lazarus en met de herbergiers, die bij ons waren, en ook Mijn leerlingen spraken onder elkaar veel over de gebeurtenissen van de dag.
[3] Ikzelf sprak weinig, liep meestal zwijgend voorop en had niemand naast Mij. Ik deed dat om sneller vooruit te komen, want anders zouden degenen die veel met elkaar te bespreken hadden ieder ogenblik stil zijn blijven staan om met elkaar te praten zodat we nauwelijks voor middernacht in Bethanië gekomen zouden zijn; want we moesten immers ook nog een uurtje bij de waard in het dal blijven, aangezien Ik dat 's morgens aan die familie beloofd had.
[4] Doordat we snel doorliepen bereikten we dan ook in enkele uren de herberg in het dal, waar de waard ons dadelijk brood en wijn liet serveren en Mij vroeg om een kleine versterking tot Mij te nemen. Dat deed Ik dan ook vanwege de aanwezigen, want deze durfden, behalve onze Judas Iskariot, niets vóór Mij te nemen; maar toen Ik wat brood en wijn nam, tastten allen vervolgens flink toe en aten en dronken.
[5] Er waren ook enkele leerlingen van Johannes de Doper aanwezig, die weliswaar nog veel eerder dan wij hier aangekomen waren, omdat ze van zins waren naar Galilea te gaan, waar ze iets te doen hadden; maar omdat ze van de herbergierster gehoord hadden dat Ik hier 's avonds met veel leerlingen zou aankomen, bleven ze in de tweede herberg in het dal, om Mij te zier, te horen en te spreken.
[6] Toen wij dan aankwamen en in de grote eetkamer plaats genomen hadden en ons laafden met brood en wijn, ergerden deze leerlingen van Johannes zich heimelijk omdat wij hun niet direct bij binnenkomst onze aandacht geschonken hadden.
[7] En één van hen kwam naar Mij toe en zei: 'Heer en Meester, weten Uw leerlingen niet dat men eerst de handen moet wassen, en zeker als men een reis achter de rug heeft, voordat men brood in zijn handen neemt, het breekt en daarna eet? Maar ik zie dat al Uw leerlingen het brood met ongewassen handen breken en dan eten! Mozes heeft dat immers ook bevolen, en wat hij bevolen heeft moet een ware jood toch ook doen!'
[8] Toen de leerlingen en ook de Romeinen deze tot Mij gerichte woorden hoorden, raakten ze geërgerd en wilden deze leerling van Johannes met onzachte woorden terecht wijzen.
[9] Maar Ik kalmeerde hen en zei toen: 'Houdt de ergernis weg van jullie ziel, want die verontreinigt de mens in zijn hart, en dat is uit den boze; maar met ongewassen handen het brood breken en eten verontreinigt de mens niet. Maar als jullie, leerlingen van Johannes, dat ergert en jullie reeds van tevoren gehoord hebben dat Ik op deze avond hier zou aankomen, waarom hebben jullie dan ter ere van Mij geen voorbereidingen getroffen, zodat er volgens joods gebruik reeds bij onze binnenkomst water, een waskom en doeken voor ons klaar stonden!
[10] Ik zeg jullie, door water gereinigde leerlingen van Johannes, jullie nemen ook net als de joden al het uiterlijke vertoon nauwgezet in acht en wassen en reinigen jullie zevenmaal per dag, opdat jullie steeds rein van lichaam blijven; maar jullie hart en ziel zijn nog erg ongewassen en daarom zijn jullie ook nog ver verwijderd van het rijk Gods.
[11] Johannes heeft in de woestijn met scherpe woorden boetedoening gepredikt ter vergeving van de zonden en heeft zijn leerlingen, die zijn woord aannamen en boete gedaan hebben, in de rivier de Jordaan gedoopt en hij heeft allen de weg naar Mij getoond, aan Wie het alleen toekomt om de mensen hun zonden daadwerkelijk te vergeven! Maar hoe komt het dan, dat jullie je zoals jullie nu voor Mij staan gedragen alsof jullie boven Mij en boven Mijn leerlingen verheven zijn? Heeft Johannes jullie dat ook geleerd?'
[12] Op dit antwoord en de uiteindelijke vraag van Mij raakte de leerling van Johannes erg in verlegenheid en wist niet wat hij Mij zou moeten antwoorden.
[13] Maar toen kwam er een ander, die bescheidener was, naar voren en zei tegen Mij: 'Heer en Meester, ik heb de wijze betekenis van Uw woorden gehoord en daarin de volste en zuiverste waarheid gezien; maar toch hebben ze mijn hart heel bedroefd gemaakt, toen U ons zei dat wij nog ver verwijderd zijn van het rijk Gods, terwijl wij al geloofden er middenin te staan. Wat moeten we doen om in het rijk Gods te komen?'
[14] Ik zei: 'Doe, wat Mijn leerlingen doen, en oordeel de mensen niet naar de uiterlijke schijn, maar naar hun innerlijke waarde! Veeg altijd alleen voor jullie eigen huisdeur en kijk niet eerst naar de deur van de buurman, of de weg daarheen al geveegd is! Pas wanneer jullie de weg voor jullie eigen deur schoongemaakt hebben, kunnen jullie ook tegen de buurman zeggen: 'Vriend, kijk, ik heb de weg voor de deur van mijn huis al schoongemaakt, maar jij nog niet; als je tijd en gelegenheid hebt, maak dan ook de weg naar de deur van jouw huis schoon! Maar als je een andere dringender bezigheid hebt, sta mij dan toe dat ik ook jouw weg schoonmaak!' Wanneer de buurman dan tegen jou zal zeggen: 'Doe die liefdesdienst voor mij!', dan kun je de weg voor de deur van je buurman schoonmaken; maar maak eerst die van jezelf schoon!
[15] Geen enkele leerling is ooit meer dan zijn meester. Maar als hij door vlijt en ijver zo volmaakt wordt als zijn meester, zal hij ook op hem lijken. Maar wanneer de leerling op de meester lijkt, zal hij ook doen wat zijn meester doet en gedaan heeft. Dan heeft hij ook opgehouden een leerling te zijn en is vanaf dat moment ook een meester. Pas als hij dat is, kan hij ook leerlingen werven en hun geheel en al zijn kunst en kennis bijbrengen.
[16] Jullie zijn echter nog lang geen meesters, maar slechts uiterst zwakke leerlingen van Johannes. Hoe kunnen jullie dan nu al zelf leerlingen aanwerven en hun iets leren wat jullie zelf niet kennen? Het is immers al een oude levensregel, die zegt dat niemand een ander iets kan geven wat hij niet eerst zelf bezit. Hoe kunnen jullie dan jullie leerlingen leren het rijk Gods te ontdekken terwijl jullie er zelf nog ver van verwijderd zijn? Leer daarom eerst zelf het rijk Gods en zijn gerechtigheid kennen van de Meester, die het rijk Gods in zich heeft en het jullie ook kan geven! Als jullie het dan van de juiste Meester in jezelf hebben ontvangen, kunnen jullie het pas meedelen en geven aan de andere mensen die het willen hebben en zoeken; dan zal de juiste Meester jullie daarom prijzen en echt vreugde beleven aan jullie en jullie leerlingen!
[17] Maar wanneer een meester van jullie soort als leider van de anderen, die blind zijn, zelf nog blind is, waar zal hij zijn leerlingen dan wel heen brengen? Zullen dan niet leider en leerling, als ze bij een kuil komen, er tegelijk in vallen, terwijl de een de ander er niet uit zal kunnen helpen? Als jullie echt met alle geweld leraar willen zijn, leer het dan eerst zelf van Degene die een ware Meester en Leraar is!'
«« 124 / 220 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.