De hogere graden van helder bewustzijn

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)

«« 136 / 220 »»
[1] (Rafaël:) 'De volledige tweede en goed te onderscheiden hogere graad van schouwen en voelen van de ziel treedt zowel in het lichamelijke leven als ook in de droom in, wanneer de geest in de ziel net zo actief begint te worden als de geest van een plant in de zaadkorrel, als hij begonnen is om vanuit zijn eigenlijke ziel, die in het vlees van de korrel rust, de wortels in de aarde en de kiemblaadjes boven de aarde te vormen en te doen groeien. De ziel begint zich dan tot een echte vorm te ontvouwen en dringt enerzijds in zichzelf, net zoals de wortels van een groeiende plant in de aarde dringen en uit de goddelijke kracht daarin de juiste voeding beginnen op te zuigen, terwijl anderzijds de plant zelf, aldus van binnenuit gevoed, als gevolg van die innerlijke voeding vanuit de zuivere, ware en levende goddelijke kracht, zich als de eigenlijke en echte wezensvorm van de ziel in de sfeer van het licht verheft en hoger en verder ontwikkelt naar de uiteindelijke voleinding.
[2] Maar dat alles gebeurt door de voortdurend toenemende werkzaamheid van de geest in de ziel, die zich daardoor steeds meer verenigt met de ziel. In deze toestand van de ziel is haar schouwen en voelen geen vaag aanvoelen meer, maar het is al een licht en helder bewust worden van alle levensomstandigheden, en van de relatie waarin die tot het eigen leven staan.
[3] In deze tweede en hogere graad van schouwen kent de mens zichzelf en ook God, en hij kan dan ook de geesten of respectievelijk de zielen van zowel de reeds gestorvenen als ook van de nog in het vlees levende mensen schouwen en ook beoordelen hoe het daarmee gesteld is. De visioenen van zo'n mens zullen dan ook niet materieel en onwerkelijk zijn, maar geestelijk, zuiver, waar en derhalve reëel, en er zal weinig verschil meer zijn tussen het helder zien in 'wakende toestand of dat in de lichamelijk slapende toestand van een mens.
[4] En kijk, in een dergelijke toestand heb ik jullie nu zojuist gebracht door de kracht die in mij woont, en jullie ziel kon dan ook de zielen van op aarde reeds lang gestorven mensen onbelemmerd zien en ook spreken. Maar jullie konden in die tweede graad van schouwen alleen zulke geesten zien en spreken die zich op hetzelfde niveau als jullie bevonden, behalve Johannes ( de doper) , die zich vanwege zijn leerlingen uit eigen macht vanuit de hemelen naar de zojuist beschreven tweede sfeer van zien en voelen verplaatste, anders zouden jullie hem, die een zeer voleindigde geest is, niet hebben kunnen zien en spreken.
[5] En dat hetgeen jullie gezien hebben, volledig en helder in jullie herinnering gebleven is, dat heb ik ook bewerkstelligd, met toelating van de Heer; want wat jullie zagen en hoorden werd direct in jullie lichamelijke hersenen en ook in jullie hart en nieren opgeslagen. Zonder dat zouden jullie van alles wat jullie gehoord en gezien hadden even weinig meegenomen hebben naar het aardse wakende leven als de ziel van jouw broer, die jij volgens het verslag van je droom in Athene hebt ontmoet, iets heeft meegenomen naar het aardse lichamelijk wakende leven van hetgeen ze in haar droom in Athene met jou besproken heeft.
[6] Er bestaan bepaalde vrome mensen, die ter sterking van hun ziel bijna dagelijks tijdens hun lichamelijke slaap in de geestenwereld leven en handelen. Maar wanneer zij lichamelijk weer wakker worden, weten ze daar niets van; ze ontwaren alleen een bepaald troostend, sterkend gevoel in zichzelf en menigeen heeft de indruk dat hij aangename dingen gehoord en gezien heeft.
[7] Alleen zulke mensen die zich net als de profeten reeds op de overgang naar de derde en dus hoogste en helderste graad van schouwen en voelen bevinden, omdat hun geest zich al meer met de ziel is gaan verenigen, nemen datgene wat ze in de reeds hogere geestenwereld hebben gezien en gehoord ook mee terug naar de lichamelijk wakende toestand en kunnen het weer aan hun medemensen meedelen. De meeste kleine profeten bevonden zich in zo'n toestand.
[8] Maar kijk nu eens naar bijvoorbeeld een korenhalm, hoe die zich zover ontwikkelt, dat op het hoogste punt van zijn groei de aar zich als vrucht begint te tonen en te ontwikkelen! Kijk, datzelfde gebeurt bij de mens, wanneer de ziel volledig in haar geest begint over te gaan.
[9] Door het handelen in de tweede graad van helderziendheid is de geest begonnen de nog altijd voor de helft materiële ziel te bewerken en heeft zich daarin steeds meer uitgebreid, en wel net zolang, tot de hele ziel van hem vervuld en geestelijk tot leven gewekt is.
[10] In dit derde stadium begint de ziel, geheel ontbrand door de liefde van de geest, over te gaan in de geest en al haar nog steeds met de materie verwante substantie om te vormen tot de zuiver geestelijke essentie, en dan wordt de ware aar voor het vrije, eeuwige leven gevormd.
[11] In deze toestand wordt een mens dan helemaal in het licht opgeheven, begint daardoor gevoed te worden, en hoe meer voeding hij daaruit ontvangt, des te minder neemt hij, als steeds meer vergeestelijkte ziel, voedsel op uit de substantieel-materiële sfeer van de ziel. De levensaar bloeit, verenigt zich daardoor met de geest van de liefde en dat brengt dan weer het levensgraan voort, dat aanvankelijk met de melk uit de hemelen gevoed wordt, maar reeds na korte tijd met steeds helderder en eeuwig vaste en onwankelbare waarheden.
[12] En zie! Vervolgens wordt het levensgraan rijp, en het leven van de ziel, dat in de tweede graad van schouwen in zekere zin verenigd met de geest de korenhalm vormt, bevindt zich nu in het geheel rijpe levensgraan, en daarom verwelkt dan de voorheen zo ijverig gevormde halm, ze sterft volledig af, scheidt zich af van het levensgraan en is niet meer met het graan verbonden!
[13] Kijk, dat is dan ook de derde en hoogste graad van schouwen en leven van de ziel! In deze toestand ziet en hoort de ziel dan alles wat er ook maar in de gehele schepping is en bestaat. Ze ziet de hemel geopend en kan met de hele geestenwereld het meest lichte en levendigste contact hebben. Wat een dergelijke ziel dan ziet, hoort en voelt, kan nooit meer uit haar zeer heldere herinnering verdwijnen; want haar uiterst heldere sfeer van schouwen en voelen is alomvattend, eeuwig blijvend en alles doordringend.
[14] In een dergelijke toestand bevonden zich de grote profeten en ook alle voleindigde geesten der hemelen bevinden zich in zo'n toestand, en ikzelf bevind mij ook in die toestand, want anders zou ik je die niet hebben kunnen beschrijven -want niemand kan iemand anders iets geven wat hij zelf niet heeft, zoals je wel zult begrijpen.'
«« 136 / 220 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.