De waard vraagt naar de Heer

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)

«« 170 / 220 »»
[1] Nu merkte de waard de hem maar al te goed bekende blinde bedelaar aan Mijn zijde op en zag, dat hij nu kon zien.
[2] Hij ging direct dichter naar de bedelaar toe, bekeek hem nauwkeuriger en zei toen (de waard): 'Jij was toch blind vanaf je geboorte en kunt nu zien, dat zie ik duidelijk. Wie heeft jou de ogen geopend en je ziende gemaakt?'
[3] De bedelaar zei: 'Deze Heer hier, die aan jou echte wijn en goed brood gevraagd heeft! Wees blij, want er is jou een groot heil ten deel gevallen, omdat Hij in jouw huis zijn intrek genomen heeft, en je zou Hem dan ook met het grootste respect moeten behandelen!'
[4] De waard, die nu stomverbaasd was, zei: 'Hoe heeft hij jou de ogen dan geopend?'
[5] De bedelaar zei: 'Ik vroeg Hem en Hij zei: 'Word ziende!', en ik werd ziende, en dat is alles wat ik je kan zeggen; en jij kunt je nu wel voorstellen wie dat moet zijn, in wiens woord en wil zo'n macht en gezag liggen!'
[6] De waard verbaasde zich steeds meer en bekeek Mij met grote oplettendheid.
[7] Nu brachten de dienaren ook brood en wijn in de juiste hoeveelheid en zetten alles in goede orde op tafel.
[8] En de waard, die nu van ontzag vervuld was, vroeg Mij: 'Heer, is het brood en de wijn zo naar uw wens?'
[9] Ik zei: 'Helemaal; jouw dienaren hebben immers langer werk gehad, omdat ze dit brood en ook deze wijn uit een ander huis en een andere kelder moesten halen; want de goede dingen bewaar jij in één van je andere tien huizen in deze stad. In dit huis heb je echter alleen wat je de vreemdelingen gewoonlijk voorzet, en aangezien je een rijk man bent is dat niet zo prijzenswaardig van je. Jij bent weliswaar een Griek, samen met je hele gezin, en houdt geen rekening met de wetten van de Joden, hoewel deze je met onbekend zijn; maar ook een heiden strekt het tot eer en het dient hem ten goede, wanneer hij eerlijk handelt en volgens jullie wetten ieder het zijne geeft en aanbiedt.'
[10] De waard wist nu niet wat hij Mij daarop zou moeten antwoorden; maar wij namen het brood en aten het, en evenzo namen wij de wijn en dronken die, en ook de waard at en dronk met ons mee, omdat Ik hem Zelfbrood en wijn aanreikte, en hij prees God en Mij.
[11] De waard sprak met de andere burgers, die ons naar hem toe en vervolgens ook het huis in begeleid hadden. En juist aan de man die Mij eerst onderdak aangeboden had, vroeg de waard wat hij als ervaren jood wel van Mij dacht, wie Ik was en waar Ik vandaan kwam.
[12] Maar de man zei: 'Ik heb deze wonderbaarlijke man nog niet eerder gezien, net zo min als jij! Maar van de genezen blinde, die in Jeruzalem al over hem gehoord had, heb ik vernomen dat hij hem met de naam 'Jezus' en zoon van David heeft aangeroepen, en ik heb daaruit opgemaakt dat hij dan ook daar vandaan komt. Naar zijn kleding te oordelen schijnt hij echter een Galileeër te zijn, evenals sommigen, die met hem meegekomen zijn.
[13] Alleen, hoe het ook zij, hij is nu eenmaal een buitengewoon mens, zoals de aarde er sinds Mozes en Elia nog geen gedragen heeft! De naam zoon van David, die de bedelaar hem gaf, heeft mij echter heimelijk op de gedachte gebracht. dat. hij volgens de voorspellingen van de profeten ofwel de profeet Elia is, die voor de beloofde Messias der joden zal komen - of per slot van rekening de Messias zelf. Ik zou hem eerder voor het tweede dan voor het eerste houden! Want alle profeten hebben steeds alleen uit naam van Jehova gesproken en gehandeld; maar deze spreekt en handelt helemaal uit eigen macht, en zoals gezegd bevestigt de benaming 'zoon van David' deze geheime opvatting van mij nog meer, want zo noemen de oude profeten meerdere malen de Messias die moet komen. Maar dat is nu ook wel alles wat ik je over hem kan zeggen!'
[14] De waard zei: 'Ik ben weliswaar te weinig thuis in jullie geloofsleer, maar sommige dingen weet ik toch wel, en zo weet ik ook van de beloofde Messias die ooit zal komen. Maar die wordt nu immers door alle joden als een grote oorlogsheld gezien en zij verwachten hem ook als zodanig, en denken dat hij hen van de Romeinse overheersing zal bevrijden en vervolgens een groot, onoverwinnelijk rijk zal stichten. Maar jij schijnt die Messias eerder goddelijke dan menselijke waardigheid toe te schrijven?'
[15] De man zei: 'Maar dat is ook de wijze waarop hij door de profeten en door David zelf wordt aangeduid; en als hij de joden echt van het juk van de Romeinen wil bevrijden, zal hij voor een dergelijk werk ook wel met meer dan alleen wereldse, menselijke heldenkracht toegerust moeten zijn.
[16] Maar dat is allemaal nog altijd in grote duisternis gehuld, en geen enkele jood kan met enige zekerheid verklaren in wat voor vorm en met wat voor eigenschappen de Messias zal komen. En aangezien dat niet te bepalen is, kan de Messias ook heel goed in deze wereld komen in deze vorm en met deze eigenschappen, op de manier zoals wij nu juist deze wonderman voor ons zien!
[17] Dat is zo mijn mening. Maar jij kunt nu nog meer brood en wijn laten halen; want ik zie dat de gasten wat er op tafel gezet is weldra op zullen hebben!'
[18] Daarop beval de waard direct zijn dienaren om te doen wat de man hem gezegd had, en wij kregen dan ook al gauw meer brood en wijn.
«« 170 / 220 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.