De wensen van koning Abgarus van Edessa

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)

«« 173 / 220 »»
[1] (Kado:) 'Toen ik spoedig daarna alles in Athene in orde gemaakt had en dan ook zonder verder oponthoud de thuisreis aanving, nam ik vanuit Tyrus de weg langs het oude Nazareth en informeerde daar zorgvuldig naar de goede heiland Jezus. Men toonde mij toen al gauw een kleine woning heel dicht bij de stad. Deze woning heb ik direct bezocht en ik trof daar enkele vrome en rechtschapen timmerlieden aan, die mij voorstelden aan een vrouw met de naam Maria, die al weduwe was en de lichamelijke moeder van de gezochte heiland was, maar die mij toch niet wist te zeggen waar haar zoon Jezus zich in die tijd en op dat moment bevond.
[2] Ze vroeg mij evenwel zeer dringend om hem op te zoeken en, als ik hem ergens zou treffen, haar daarover te willen berichten -wat ik dan ook op mijn woord van eer beloofde te doen. Zij en ook de timmerlieden, die zich zijn broers noemden, wisten een heleboel wonderlijke dingen over hun geliefde Jezus te vertellen, en ik van mijn kant heb hun ook verteld wat ik op mijn reizen over hem gehoord had, wat hun zichtbaar groot genoegen deed.
[3] Wat die familie, die ik ook geschenken heb gegeven, mij over de geliefde heiland zei, stemde helemaal overeen met wat ik van de koning van Frygiƫ gehoord had en, voor ik nog naar Nazareth kwam, ook al in Tyrus en in verscheidene steden langs de oevers van de zee.
[4] Nu hangt het er enkel nog van af of deze wonderman die jij, lieve vader, mij getoond hebt, de geliefde heiland Jezus uit Nazareth is, voor wie ik die briefbij mij heb, en dan heb ik mijn heil gevonden!'
[5] Hierop boog Kado voor Mij en zei: 'Heer en grote meester, zeg mij toch, of u in waarheid degene bent voor wie ik deze brief bij mij heb!'
[6] Ik zei: 'Vraag het eerst aan deze genezen bedelaar en daarna ook aan al deze leerlingen van Mij; want zij zijn nu allemaal Mijn trouwe getuigen, en zij zullen je de waarheid zeggen en je die niet onthouden!'
[7] De bedelaar zei met grote vreugde: 'O Kado, zoek niet verder; want wie je zo ijverig zocht heb je al gevonden! Dit is de lieve en goede heiland Jezus uit Nazareth en als zodanig een zoon van David, zoals ook de oude profeten en vaderen hem allang geleden van tevoren genoemd hebben.'
[8] Toen de zoon dat van de bedelaar hoorde, informeerde hij niet meer verder, maar haalde de brief uit zijn zak en gaf hem aan Mij met de woorden (Kado): 'Heer en Meester, U bent inderdaad Degene die ik gezocht heb! Vergeef mij, dat ik U zo lang met mijn gepraat en verhalen heb vermoeid!'
[9] Ik zei: 'Ik zou vandaag ook niet hier zijn, als Ik niet geweten had dat jij nog deze avond hier zou aankomen, op zoek naar Mij. Maar maak het je nu gemakkelijk, aangezien je enigszins moe bent geworden van de lange reis; kom daarna terug, dan zullen wij nog heel wat met elkaar te bespreken hebben!'
[10] De zoon dankte Mij voor dit antwoord en ging toen direct met zijn vader en met de zijnen naar een grote aangrenzende kamer, waar hij andere kleren aantrok en de bagage die hij bij zich had in orde bracht; want al de vele andere dingen en schatten werden door zijn dienaren en ook door die van zijn vader in het grote naastgelegen huis ondergebracht, en ook werden de vele lastdieren verzorgd.
[11] De zoon kwam dan ook al gauw weer bij Mij terug met de zijnen en vroeg Mij of hij aan Mijn tafel mocht plaats nemen, wat Ik hem ook allervriendelijkst toestond. Natuurlijk moesten enkelen van Mijn leerlingen aan een andere tafel gaan zitten, omdat Mijn tafel maar klein was; maar dat gaf niets, omdat er toch een tweede tafel niet ver van Mij stond.
[12] Wij zaten nu heel opgewekt bij elkaar, en Kado vroeg Mij of Ik nu niet eerst de brief van de koning zou willen openen en inzien.
[13] Ik zei: 'Vriend, dat is bij Mij niet nodig; want Ik kende de inhoud al veel eerder dan de koning er aan gedacht had Mij een brief te schrijven! Maar maak jij de brief maar open en lees hem ook aan de anderen voor; want er zullen er hier niet veel zijn, die de Griekse taal niet kennen! Hier is de brief, lees jij hem voor!'
[14] Kado zei: 'O beste, goede heiland, dat zou te brutaal van mij zijn; want wat U alleen aangaat hoeven wij niet van U te horen, en omdat de brief alleen aan U gericht is, hoeven wij de inhoud ervan ook niet te weten. Maar dat die koning, die U zo buitengewoon liefheeft en de grootste achting voor U heeft, in de brief dezelfde gevoelens heeft geuit als hij tegenover mij hardop heeft uitgesproken, dat kan iedereen zich wel voorstellen, en dus geef ik deze zeer waardevolle brief met alle respect weer aan U terug.'
[15] Nu nam Ik de brief, gaf hem aan de leerling Johannes met de opmerking dat hij die moest lezen en daarna in Mijn naam ook moest beantwoorden, wat Johannes ook deed, omdat hij goed in het Grieks kon schrijven.
[16] En reeds de volgende dag stuurde Kado het schriftelijke antwoord door middel van drie boden aan de koning en schreef hem ook zelf een brief, waarin hij hem meedeelde hoe hij mij gezocht en tot zijn grote geluk ook gevonden had.
[17] Nadat Ik nu de brief aan Johannes gegeven had, vroeg Ik aan Kado: 'En nu kun jij ter wille van de anderen nog voor het avondmaal in het kort iets vertellen over de dingen, waar die koning ten aanzien van Mij hoofdzakelijk met jou over gesproken heeft?'
[18] Kado zei: 'O beste, goede heiland! Als ik alles moest vertellen wat de koning mij aan goeds en verhevens over U gezegd heeft, dan zou ik wel dagenlang bezig zijn; maar alleen de hoofdzaak aan te roeren, waarvan ik in mijn inleidende woorden al iets naar voren gebracht heb, zal niet veel tijd vergen.
[19] Het grootste verlangen van de koning zou zijn om U, o Heer en Meester, samen met al Uw leerlingen en vrienden bij zich te hebben, en wel te meer daar hij uit betrouwbare bronnen vernomen heeft hoezeer de voorname joden en hun trotse en buitengewoon heerszuchtige en hebzuchtige priesters U haten en U in hun onbegrensde blindheid en razernij zelfs naar het leven staan. Deze koning heerst over een heel vreedzaam land en volk, dat U weldra zou erkennen en U samen met de koning uit louter liefde, hoogachting en dankbaarheid op handen zou dragen. In zijn land zou U veilig zijn voor iedere vervolging en zou U de rust hebben, die U die elders misschien wel nergens zou vinden.
[20] Zo heeft de koning ook een zoon, die van tijd tot tijd in meerdere of mindere mate met ziekte te kampen heeft. Dat hij graag zou willen dat U hem volkomen zou genezen, dat weet U, beste en goede heiland, vanzelfsprekend het best. Zo heeft hij tegenover mij ook eenmaal zijn vurige verlangen geuit, dat hij graag tenminste een getrouwe afbeelding van U zou willen hebben en zo mogelijk ook van enkelen van Uw beste leerlingen. En dat is volgens mij ook wel de voornaamste wens van de koning, omdat hij daar veel over gesproken heeft. Heer en Meester, vergeef mij, als ik mij zo hier en daar wat grof en ongepast heb uitgedrukt!'
[21] Ik zei: 'Jij hebt hier, heel kort samengevat, een buitengewoon goed verslag gegeven -en kijk: datzelfde, zij het in iets andere woorden, zoals dat in een brief gebruikelijk is, staat ook in de brief, en met name in de huidige brief, hoe en waarom hij Mij bij zich zou willen hebben! De wens van de koning verheugt Mij erg, en voordat er van nu af een jaar voorbij zal zijn, zal Ik die ook in de geest en in de volste waarheid realiseren; maar eerst moeten er nog heel grote dingen gebeuren, die Mijn leerling hem wel zal meedelen. Daardoor zal de koning dan ook zeer gerustgesteld en getroost zijn.
«« 173 / 220 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.