Natuurfilosofische opvattingen (12.6.1861)

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)

«« 181 / 220 »»
[1] Toen de oude dienaar bij Mijn tafel stond, vroeg hij direct aan Kado wat er aan de hand was, en of hij iets zou moeten doen.
[2] Kado zei: 'Oude vriend! Je weet waarom ik in het eigenlijke Griekenland alles verkocht heb, met uitzondering van mijn bezittingen op Patmos, en je weet ook dat ik daar voornamelijk toe gebracht werd door die verschijnselen en de droom van onze oude priester. Wij hebben die bepaalde godsmensen dan ook met alle ijver gezocht, waarvan jij ook een trouwe getuige bent; we hebben ook wijd en zijd over hen horen praten, en speciaal over één -de goede heiland uit Nazareth in Galilea, wiens moeder en broers wij gezien en gesproken hebben. Kortom, wij hebben duizend en nog eens duizend getuigen gevonden -alleen hem zelf niet!'
[3] Hier viel de oude dienaar Kado in de rede en zei: 'Ja, alleen hemzelf hebben wij nog niet gevonden, en dat is eigenlijk het treurige van de hele zaak! Het lichtwolkje, dat wij op Patmos drie avonden hebben gezien en waarmee wij zelfs tweemaal op wonderlijke wijze hebben gesproken, is ook in dit land van waaruit het naar ons toe kwam, nergens te vinden of te zien!
[4] Ja, beste vrienden, de hele aarde is vol wonderen en heerlijkheden en getuigt daarmee op talloze manieren dat er maar één uiterst goede, wijze en almachtige God als Schepper en Regeerder moet zijn! Met zijn ijver, zijn liefde en met zijn verstand vindt de mens alles, alleen de Schepper, die toch overal thuis schijnt te zijn, vindt hij niet; en als hij Hem roept, geeft Hij geen antwoord, hoewel alles wat men ziet Zijn voortdurende aanwezigheid schijnt te verkondigen. En zo, vriend Kado, zullen ook wij die godsmens wel zoeken maar niet vinden, zoals het ons tot nu toe vergaan is. Maar daarom moeten wij het zoeken toch niet opgeven; want uit het lichtwolkje hebben wij gehoord dat we moeten zoeken om ons heil te vinden!
[5] Toch moet ik heel openlijk iets vertellen wat ik hier duidelijk gevoeld heb. Je weet dat het lichtwolkje op Patmos in ons een eigenaardig gevoel van onsterfelijkheid opwekte, dat helaas langzamerhand weer verdween en nu, toen ik deze kamer binnenkwam, maakte datzelfde gevoel zich van mij meester. Het wolkje kan daarom niet ver van ons vandaan zijn! Wat voel jij, vriend Kado, en wat denk je?'
[6] Kado zei: 'Ja, dat heb je heel juist beoordeeld. Wij voelen allemaal hetzelfde en zullen het van nu af aan ook voortdurend voelen; want wat wij gezocht hebben, hebben wij hier ook gevonden! Kijk eens naar de man die hier rechts van mij zit - hij heeft klaarblijkelijk het wolkje naar ons toe gestuurd! '
[7] Toen de oude dienaar dat hoorde, keek hij Mij vol ontzag aan en zei: 'O grote genade en ontferming over ons arm, zwak en zondig menselijk geslacht! Als Kado, de getrouwe en altijd waarachtige, dit niet tegen mij gezegd had, zou ik het maar nauwelijks geloofd hebben; maar nu geloof ik het en ik begrijp nu het gevoel van onsterfelijkheid, dat opnieuw in mij ontwaakt is.
[8] U bent het dus, die ons met Uw geest, liefde en wil op dat afgelegen eiland drie keer in de gedaante van een lichtwolkje bezocht hebt? Wie anders dan alleen U kunnen wij ervoor danken dat U Zich eindelijk door ons hebt laten vinden?! En omdat wij Uzelf nu gevonden hebben, hebben wij ook het belangrijkste, grootste, gelukkigste en meest verlangde gevonden wat een mens maar vinden kan. Ik kan nu niets meer zeggen, want mijn hart is te gelukkig en zalig geworden.'
[9] Deze woorden van de oude dienaar baarden groot opzien en alle aanwezige Grieken en Joden begonnen Mij met heel andere ogen te zien, en zeiden onder elkaar: 'Daar is meer dan een machtige nakomeling van David!'
[10] Daarop richtte Kado zich weer tot Mij en zei: 'O beste Heiland, Heer en Meester, hoe zit het nu met dat lichtwolkje?'
[11] Ik zei: 'Daar hoef Ik jullie nu geen uitgebreide verklaringen meer voor te geven, want jouw oude dienaar heeft het je al verklaard. Ook al ben Ik hier nu lichamelijk onder jullie, toch ben Ik door Mijn liefde en Mijn wil overal in de geest tegenwoordig.
[12] De oude priester heeft er goed aan gedaan om de afgodendienst met veel ijver af te schaffen en de mensen getrouwen waarachtig te leren in slechts één ware God te geloven; daarvoor zal hij het grote loon in de hemel ontvangen. Maar zoals jullie Mij nu lichamelijk zien en spreken, zo ziet en spreekt de oude priester Mij nu ook in de geest, en hij schrijft de woorden op in een boek. Als jullie weer op Patmos komen, zullen jullie het uit zijn mond horen, en dan kunnen jullie hem bekend maken dat Ik dit hier tegen jullie gezegd heb. Wie in Mij gelooft en volgens Mijn leer handelt, zal het eeuwige leven oogsten.
[13] Er is nu weliswaar veel ellende en allerlei nood onder de mensen op deze aarde. Er zijn allerlei lichamelijke ziekten, die de mensen vooral zelf veroorzaakt hebben doordat ze de levensweg hebben verlaten die God hun getrouw geopenbaard heeft. Door hun almaar toenemende liefde voor de wereld en haar gericht en dood begonnen zij ook op de wegen van de wereld en haar gericht en dood te wandelen, en zodoende riepen zij dan ook noodzakelijkerwijs al die vele ellende en alle nood over zich.
[14] Er waren en er zijn van die wijsgeren -en ze zullen er in de toekomst ook zijn -die zeggen: 'Er is geen God! God is niets anders dan een oude fabel, die bepaalde verstandiger mensen lang geleden eens verzonnen hebben, om de andere mensen dienstbaar en onderdanig aan hen te maken. De wereld, en alles wat daar in is, is weliswaar verstandig en wijs en goed ingericht; maar als een of andere God door mensen bedacht alsof hij in werkelijkheid zou bestaan, dat allemaal geschapen zou hebben en Hij de mens, die zonder meer Zijn edelste schepsel is, alleen in het leven zou hebben geroepen om hem vanaf zijn geboorte alleen maar te laten lijden en alles te laten verdragen, dan zou dat Gods wijsheid, Zijn daarmee zeer nauw verbonden goedheid en zodoende ook Hemzelf ontkrachten; want zonder wijsheid is er geen macht en zonder liefde en goedheid geen wil om ooit iets tot een gelukkig leven te brengen.'
[15] Alles zou derhalve door de kracht van de aarde, de zon, de elementen en de planeten en alle andere hemellichamen ontstaan zijn. Deze zijn volgens hen in zichzelf nog heel grof en ruwen nemen pas in hun voortbrengselen een soort verzachting en ontwikkeling aan; maar zelfs de meest voegzame voortbrengselen zouden uiteindelijk nog veel te zwak zijn om zich tegenover de grote grofheid en ruwheid van de eerder genoemde oerkrachten te handhaven, en ze zouden zich tenslotte moeten laten welgevallen om door die krachten vernietigd te worden. Alleen die mens zou gelukkig en wijs genoemd kunnen worden, die de tijd dat hij leeft voor zichzelf zo aangenaam mogelijk weet te maken en als een wereldwijs mens zijn grootste geluk in het eeuwige niet-bestaan te zoeken. En dat is dan ook de achtergrond van waaruit één van jullie filosofen zei: 'Ga heen, eet, drink en doe maar raak; want na de dood bestaat er geen genoegen meer!'
[16] Zien jullie, Mijn geliefde vrienden, dat Ik ook de wereldse wijsheid van jullie filosofen heel goed ken en al heel lang maar al te goed gekend heb ? En Ik zeg jullie dat er onder alle ellende en alle nood van de mensen niets ergers bestaat dan hun geestelijke blindheid. Want daaruit ontspringen onvermijdelijk alle andere kwaden onder de mensen en deze zullen net zo lang bestaan als er Epicurussen zullen zijn in alle mensengemeenschappen; want de wereldse geest van zulke wijzen bederft door zijn verleidelijke voorbeeld maar al te gauw vele duizenden.
[17] Want een deel van de mensen begint alle middelen aan te wenden om zelf een leven te kunnen leiden op Epicurus manier; een ander en nog groter deel moet daarbij echter ontegenzeglijk in de grootste lichamelijke en nog grotere geestelijke nood ten onder gaan, en dan is op de aarde de ellende en de nood onder de mensen compleet.
[18] Maar wanneer dat zo is, kan God er dan iets aan doen als de mensen, die in het bezit zijn van hun volkomen vrije wil, zich van God afkeren en een leven leiden volgens hun wereldse liefde? Of zou God ten gevolge van Zijn liefde, goedheid, wijsheid en macht soms voortdurend al die ellende en nood onder de mensen niet moeten laten bestaan? Luister, als God die niet zou toelaten, dan zou het er onder de mensen al heel gauw nog afgrijselijker uitzien dan nu! Wat zou er in de loop van de tijd van de mensen worden? Niets anders dan een uiterst grof en volkomen geestloos en levenloos onbehouwen werkstuk, net als de heidense afgoden van steen, metaal en hout!'
«« 181 / 220 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.