[2] En degene die zijn armen weer teruggekregen had, ( de genezene) zei luid: ' Alle dank, alle lof, alle eer en liefde zij God in den hoge, die nu aan een mens een dergelijke macht en kracht heeft gegeven! Vele duizenden verblijven hier rond de grote wonderburcht en hopen op hulp en troost; maar daar zullen zij niet geholpen worden. Hier is nu de ware wonderburcht, waar iedereen geholpen kan worden. Dank ook aan de jonge Arabier die ons de weg heeft getoond naar deze ware wonderburcht van God, de Heer en Meester, en ons langs deze rechte weg ook hierheen heeft gebracht!
[3] O, als die vele duizenden, die zich nu al maanden lang rond de grote burcht ophouden vanwege hun hoop op hulp, dat eens wisten -hoe haastig zouden ze dan die dode burcht verlaten en zich hierheen begeven, waar de grote Heer en Meester nu Zelf als mens onder de mensen woont en Zijn vrienden eeuwig leven geeft en de kracht om alle ziekten te genezen! Zou het voor die vele lijdenden en ontroostbaren niet een boodschap zijn die puur uit de hemelen komt, als wij, die genezen zijn, hun het bericht mogen brengen waar de ware, levende wonderburcht zich nu bevindt?!'
[4] Ik zei: 'omdat jij in jezelf de overtuiging hebt gevonden wie Ik ben, kun jij er samen met de andere genezenen wel heengaan en voorlopig alleen aan de armen en hulpbehoevenden onthullen waar zij geholpen kunnen worden, als zij geloof en een echt vertrouwen bezitten. Maar de rijken, die hun vele dode kinderen meestal in goed afgesloten kisten hiernaartoe gebracht hebben om hen weer tot leven te doen wekken, moet je het nog niet vertellen; want er is nog genoeg tijd om hen te helpen, en eerst zullen zij nog een preek te horen krijgen!'
[5] Toen Ik dat tegen hen die genezen waren gezegd had, bedankten ze Mij allemaal en haastten zich vervolgens naar het grote, open plein, dat door de grote burcht en de lange ringmuren werd omgeven en 'Het grote wachtplein' heette. Daar brachten zij de armen op de hoogte over de ware wonderburcht, wat heel gemakkelijk voor hen was, omdat dezen een eigen plek toegewezen hadden gekregen, die het verst van de burcht af lag, en nu dus het dichtst bij de ware wonderburcht waren.
[6] Toen de genezenen bij hen kwamen en allen ook weldra zagen dat zij genezen waren, werd hun ook onmiddellijk door al die vele armen en hulpbehoevenden gevraagd: 'Waar, waar, hoe en wanneer zijn jullie genezen? Nauwelijks een uur geleden waren jullie zelfs nog de laatsten en achtersten bij ons en wij hebben niet gezien dat iemand jullie naar de burcht heeft geroepen en je er naartoe gebracht en binnengelaten heeft! O, breng ons ook naar die plaats van heil!'
[7] Toen zei de jood: 'Geloof en vertrouwen geef alleen de enig ware éne God van de joden de eer; volg ons, zo goed en zo kwaad jullie kunnen dan zullen jullie geholpen worden! Want waar wij genezen werden , bevindt zich nu de ware, levende wonderburcht.'
[8] Toen de armen, die met allerlei kwalen, besmettelijke ziekten en vreselijke uitslag behept waren en de blinden, doven, stommen, jichtlijders en allerlei verlamden en kreupelen dat hoorden, begonnen ze zo goed ze konden het plein te verlaten; de blinden en degenen die te ernstig verlamd en te kreupel waren, werden vanzelfsprekend door hun begeleiders geleid en ook gedragen, om maar zo snel mogelijk op de plaats des heils te zijn.
[9] Na een uur waren er op het hele grote plein voor de herberg meer dan duizend gebrekkigen bijeen en onmiddellijk daarna kwam de genezen jood naar ons toe in de eetzaal om het Mij volontzag mee te delen.
[10] Daarop zei Ik tegen de overste Roclus: 'Ga nu naar buiten, strek je handen in Mijn naam in één keer over hen allemaal uit, wat even krachtig zal werken als wanneer je ieder afzonderlijk de handen opgelegd zou hebben -dan zullen ze allemaal genezen worden!'
[11] Roclus deed dat onmiddellijk, en zie, op hetzelfde ogenblik werden allen genezen!
[12] Toen deze grote genezing plaatsvond, ontstond er een gejuich onder de genezenen waar bijna geen einde aan kwam, en velen drongen naar de overste toe en zeiden: 'Je bent daar toch nooit toe in staat geweest, hoe komt het datje dat nu wel kunt?'
[13] Roclus zei: 'Mij moetje daar niet om prijzen; want de God van de joden, de ene en enig ware, heeft dat voor jullie gedaan! Geloof in Hem en prijs alleen Hem daarvoor!'
[14] Toen vroegen allen: 'Waar, waar is deze ene en enig ware God, opdat wij voor Hem kunnen neerknielen en alleen Hem kunnen aanbidden?!'
[15] Nu kwam Ik naar buiten naar Roclus toe en zei tegen hem: 'Zeg hun dat ze de God van de joden nu alleen maar in hun hart moeten danken, wat Hij zeker zal horen, en dat zij nu naar hun herbergen moeten gaan om zich met spijs en drank te sterken. Pas vanmiddag zullen deze armen Mij zien.'
[16] Toen Roclus dat tegen de genezenen gezegd had, gehoorzaamden zij, stonden zonder enige moeite op van het plein en gingen direct naar hun herbergen, waar ze door de herbergiers onder grote verbazing direct uitstekend bediend werden.
[17] De herbergiers konden er gewoon met hun verstand niet bij en zeiden: 'Er moet een machtiger persoon in deze plaats zijn gekomen; want zo'n genezing is hier nog nooit voorgekomen!'
«« 202 / 220 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.