[2] Roclus zei, zoals Ik hem in het geheim in zijn hart had gelegd: 'Mij is deze genade door God om niet verleend, en daarom verlang ik ook van niemand enig offer. Maar als iemand zelf uit vrije wil iets wil doen voor de armen, waaraan wij bij ons geen gebrek hebben, kun je dat aannemen en aan de instelling geven! Maar laat de ijzeren doodskisten onmiddellijk naar de burcht brengen, zodat die hier niet te lang voor iedereen zichtbaar blijven staan!'
[3] De waard zei: 'Maar als de vreemdelingen de doodskisten nu als herinnering weer mee naar huis willen nemen?'
[4] Roclus zei: 'Zeg dan tegen hen dat ik het zo bevolen heb! Maar zeg tegen degene die toch een doodskist mee wil nemen, dat zijn kind dan op onderweg naar huis zal sterven; dan zal niemand weigeren de doodskist hier te laten!'
[5] Toen de waard dat van Roclus gehoord had, boog hij voor ons en haastte zich het huis binnen om te zorgen dat alles wat Roclus hem bevolen had gebeurde.
[6] Daarop verlieten wij deze plaats direct, trokken ons terug in het plaatsje en begaven ons naar een andere poort, waarbuiten zich een reeds lang geleden door de Essenen opgerichte vrije herberg bevond. Het was, op de burcht na, wel het grootste gebouw ter plaatse, waar ook vele grote tuinen bij hoorden, die samen met het gebouw als één geheel door een hoge, sterke muur omringd waren, die om de honderd passen van een wachttoren was voorzien. In deze herberg, die vanuit Essea gezien tussen het oosten en het zuiden lag, bevonden zich behalve een groot aantal kreupelen ook nog een heleboel pleegkinderen, die volgens het vroegere, reeds bekende gebruik van de Essenen aan de ouders werden gegeven als hun opnieuw tot leven gewekte kinderen.
[7] Toen wij in deze herberg aankwamen, zei Roclus tegen Mij: o Heer en Meester! Kijk, dat is nu nog mijn grootste punt van zorg! Die vele kreupelen genezen en hen dan voor een of andere dienst te gebruiken, zou, vooral nu U aanwezig bent, gemakkelijk zijn; maar deze vele kreupelen waren in vroeger tijden in het bijzonder bij de grote ceremoniën ter opwekking van doden eensgezinde handlangers, en zij weten ook hoe de gestorven kinderen hier weer tot leven gewekt zijn! Als wij hen nu gezond maken en hun ergens anders in de wereld een betrekking geven, dan kan het gemakkelijk gebeuren dat de een of ander in een onbewaakt ogenblik onze oude burcht verraadt, en dan zouden wij wel eens in grote verlegenheid kunnen raken, waar noch wij noch iemand anders mee gediend zou zijn.
[8] Maar ik heb nu medelijden met deze mensen van beiderlei geslacht, die nu merendeels kreupel en ziekelijk zijn door de grote inspanningen die zij moesten leveren, en ik zou hen door Uw genade willen helpen. Maar als zij gezond zijn geworden, zullen zij zeker weer hun oude functie willen opnemen, die hun voorheen menig gewin opleverde, omdat zij als weder opgewekten door de vreemdelingen dikwijls rijkelijk bedacht werden. Maar deze functie bestaat nu niet meer, en wij zijn dus echt verlegen met hen. Alleen een advies van U zou ons daarin kunnen helpen.
[9] Met de pleegkinderen is gemakkelijker een goede regeling te treffen, omdat zij de reden niet kennen waarom zij daar zijn. Maar hun verzorgers en opvoeders kennen die wel; alleen, die horen bij ons en weten wel hoe de zaken er in deze plaats nu voor staan. Van hen hebben wij dus niets te vrezen; want zij zijn door Mij ook over U ingelicht en richten zich, alhoewel zij merendeels heidenen zijn, in alles naar U en Uw leer. Alleen de kreupelen en ziekelijken gaan ons, zoals gezegd, het meest ter harte!'
[10] Ik zei: 'De kreupelen en ziekelijken zijn puur heidenen en hangen nog hun oude goden aan. Maak hen tot belijders van de ene, ware God, en toon hun de kracht van Gods geest in de mens, wek het geloof en de liefde volgens Mijn leer in hen op en genees hen daarna, dan zullen jullie niets meer van hen te vrezen hebben; zij zullen jullie dan nog heel veel goede diensten bewijzen. En aangezien zij nu eenmaal reeds bij jullie horen, moeten zij ook bij jullie blijven! Jullie willen hier immers toch veel veranderen, zodat er van de oude, valse dingen niets meer aanwezig zal zijn; daarbij zullen jullie veel arbeiders nodig hebben en allen, die binnen deze muren leven, heel goed kunnen gebruiken. Bovendien hebben jullie een zodanige overvloed aan aardse goederen, dat jullie daarmee gemakkelijk tienduizend mensen gedurende duizend jaar kunnen onderhouden en voeden, en daarom kunnen jullie ook iedereen die hier binnen deze muren woont, wel voor een korte tijd goed onderhouden en voeden. -Ben jij het daar ook niet volkomen mee eens?'
[11] Roclus zei: 'O Heer en Meester, eeuwige liefde, goedheid en erbarmen! Dat was stilletjes ook allang mijn plan; maar mijn broeders wilden juist in dit opzicht mijn mening niet delen. Maar nu zij het helder en duidelijk uit Uw mond hebben gehoord, zullen wij met Uw genade en hulp ook deze dingen gemakkelijk goed in orde krijgen, en er is mij nu een last van duizend pond van de schouders gevallen. Wilt U, o Heer, Zelf deze herberg en de inrichting ervan in ogenschouw nemen?'
[12] Ik zei: 'Vriend, voor Mijzelf is dat niet nodig, aangezien Ik alles daarbinnen van het grootste tot het kleinste heel precies ken; maar ter wille van jullie zelf en Mijn leerlingen wil Ik ook deze instelling van jullie wel binnengaan en door de belangrijkste gedeelten ervan heenlopen!'
«« 218 / 220 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.