Maria van Magdala en de Heer

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)

«« 52 / 220 »»
[1] Nu kwam Maria van Magdala naar Mij toe en zei: 'O Heer en Meester, kan ook ik nog zalig worden en ooit het eeuwige leven ontvangen? Want ik ben een grote zondares, en in Uw zeer heilige nabijheid komt het mij steeds meer voor dat ik ook voor Uw allerminste genade te onwaardig ben!'
[2] Ik zei: 'Blijf jij maar steeds in de zuivere liefde, en zondig niet meer! Dat moet jouw zorg zijn; voor al het andere zal Ik in jouw plaats wel zorgen. Ik heb je bevrijd van je onreine geesten en heb ook tegen je gezegd: jouw zonden zijn je vergeven, omdat je de armen veelliefde bewezen hebt en nu ook Mij boven alles liefhebt. Tegen wie Ik echter zeg: 'Je zonden zijn je vergeven!', hem zijn ze ook werkelijk vergeven. Maar hij moet in het vervolg geen zonden meer begaan; want als hij weer opnieuw zondigt, begeeft hij zich in een nog ergere toestand dan de eerste. Maar Ik zie bij jou de ernstige wil om niet meer te zondigen, en dan zul je ook in Mijn liefde en genade blijven. Wie evenwel in Mijn liefde en genade blijft, heeft reeds het eeuwige leven in zich en daarmee de eeuwige zaligheid.
[3] Wie uit liefde tot Mij alles doet wat de naastenliefde vereist, voor diegene zal ook Ik alles doen wat in Mijn macht ligt. En in Mijn macht ligt niet alleen veel, maar alles. Als jij, lieve Maria, dat nu weet, wees dan opgewekt en doe voortaan het goede, dan zal Ik jou niet verlaten!'
[4] Hierop viel Maria van Magdala aan Mijn voeten, dankte Mij diep ontroerd en maakte Mijn voeten nat met haar tranen en droogde ze met haar haren. Mijn oude leerlingen vonden dit tafereel echter iets te lang duren en naar hun mening ook enigszins ongepast en ze mopperden heimelijk onder elkaar.
[5] Ik merkte dat echter en zei tegen hen: 'Waarom ergeren jullie je daar eigenlijk over? Ik ben al lange tijd bij jullie; jullie hebben Mij een dergelijke liefde nog nooit betoond en Ik heb die ook niet van jullie verlangd. Maar Ik zeg jullie nu ook: waar Mijn evangelie ook aan de mensen verkondigd wordt, moet deze Maria ook duidelijk vermeld worden; want zij heeft Mij een grote liefdesdienst bewezen. Onthouden jullie dat ook! Jij, Maria, sta nu weer op en wees verzekerd van Mijn volle liefde en genade!'
[6] Daarop stond Maria op en dankte Mij nogmaals, haar hart geheel vervuld van liefde.
[7] De leerlingen vroegen Mij en haar nu om vergeving voor hun kleine ongeduld.
[8] Ik zei: 'Leer de zwakken verdragen, dan zullen jullie daardoor in Mijn ogen meer kracht van jullie zielen aan de dag leggen, dan wanneer jullie alleen met helden strijden en hen overwinnen!
[9] De zon is nu echter al tamelijk hoog boven de horizon gestegen, en het ochtendmaal staat gereed; wij zullen het tot ons nemen en ons daarna van hier naar Bethanië begeven!'
[10] Daarop gingen wij vlug het huis binnen en gebruikten het ochtendmaal, waar ook onze Maria aan deelnam.
[11] Na het ochtendmaal maakte Lazarus met zijn waard de rekening op en nam de winst, evenals de andere schatten en kostbaarheden, met zich mee. Er waren zeven muildieren voor nodig om dat te dragen, aangezien ook de schatten van de diverse bekeerde priesters erbij waren, die Lazarus in bewaring nam.
[12] Nikodemus, Jozef van Arimatea en de oude rabbi bevalen zich in Mijn genade en liefde aan, bedankten voor alles en gingen samen met de magiërs de stad in, waar ze het een en ander te doen hadden. De magiërs begaven zich echter naar hun metgezellen, die reeds met groot verlangen op hen wachtten. De beide Romeinen, die in Emmaüs woonden, trokken met de zeven Egyptenaren naar Emmaüs, van waaruit vervolgens de laatstgenoemden na enkele dagen weer naar hun land trokken. Alle andere aanwezigen trokken nu met ons mee naar Bethanië.
[13] Hier hoeft niet verder in bijzonderheden aangegeven te worden welke mensen er nog waren, aangezien die in de loop van de verhaalde gebeurtenissen op de Olijfberg immers al verscheidene keren genoemd werden.
[14] Maria van Magdala vroeg Mij ook om ons naar Bethanië te mogen volgen, en ze vroeg Mij hoe lang Ik in Bethanië zou blijven.
[15] Ik zei: 'Ik zal daar drie dagen uitrusten; want Ik heb nu veel gewerkt, en na veel werk mag men zich wat rust gunnen. Wanneer jij thuis alles geregeld zult hebben, kom dan naar ons toe in Bethanië!'
[16] Daarop begaf ook Maria zich direct naar huis om daar snel alles in orde te brengen, en wel voor een paar dagen, omdat ze zich voornam die tijd bij Mij door te brengen.
«« 52 / 220 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.