[2] Ik geloof nu wat jij gelooft en het is zo en zal nooit anders worden, aangezien te sterke en onloochenbare bewijzen van allerlei aard er maar al te zeer voor spreken en getuigen; wij kunnen openlijk evenwel nog niets voor deze zaak doen, behalve dat wij in de raad noch voor, noch tegen zijn, ons categorisch van iedere stemming onthouden en bij een goede gelegenheid duidelijk maken, dat in deze situatie iedere poging tot vervolging helemaal tevergeefs is. En ik geloof dat wij daardoor, alhoewel niet direct een bevorderlijke, toch geen belemmerende invloed op de goede zaak hebben, en dat kan tenslotte ook niet als geheel en al slecht worden beschouwd! Wat is jouw mening daarover, vriend Lazarus?'
[3] Lazarus zei: 'Vriend eerlijk gezegd, wanneer men in zichzelf volledig overtuigd is van zo 'n grote en al het zonlicht overtreffende waarheid, maar het niet aandurft om zich voor het oog van de wereld openlijk ten gunste van die waarheid uit te spreken -ongeacht de positie die men in deze wereld inneemt -dan is men daarin te vergelijken met een mens, die niet koud en ook niet warm is. Als ik nu bedenk en volgens de sterkste en meest onweerlegbare bewijzen gelovig moet bekennen: 'Dat is de Heer Zelf, door Wiens liefde, genade en wil ik leef]' -zoals alle profeten over Hem hebben voorspeld -dan betekent Hij alleen alles voor mij en de hele wereld en de hele tempel niets meer! Hij heeft nu vervuld wat Hij heeft beloofd; Hij, die op Sinaï aan Mozes en aan onze vaderen de geboden heeft gegeven, is nu lijfelijk onder ons en toont ons door woorden en daden, dat Hij het is, de eeuwig getrouwe, waarachtige Jehova. Hoe is het voor een mens nog mogelijk om zich bij zo'n belangrijke levenskwestie lauw te gedragen?
[4] Ik zou in jullie plaats, aangezien jullie inzien dat de tempel, zoals het daar nu mee gesteld is, het niet lang meer zal uithouden, mijn vermogen nemen en trachten een ware levensleerling van de Heer te worden. Van nu af aan kunnen jullie in de tempel niet veel meer winnen voor jullie aardse leven, omdat de offers om begrijpelijke redenen die jullie bekend zijn, van jaar tot jaar kariger worden. Bovendien zijn jullie langzamerhand aan het einde van jullie aardse levensjaren en moeten jullie tegen jezelf zeggen: met ons zal het op deze wereld waarschijnlijk niet al te lang meer duren! En wat dan?
[5] Over het leven aan gene zijde hebben jullie naar mijn beste weten wel vermoedens, maar nog lang geen zekerheid. De Heer, die nu onbegrijpelijkerwijs Zelf als mens onder ons verkeert, zou jullie het leven aan gene zijde kunnen tonen en jullie verzekeren van het toekomstige leven, en dat zou voor jullie toch zeker de grootste levenswinst zijn! Wat denken jullie daarvan?'
[6] De eerste spreker zei: 'Ja, ja vriend, je hebt heel goed gesproken, en met de Galileeër zal het ook wel zo gesteld zijn; maar men moet er ook over nadenken hoe men zich op een goede manier van de tempel kan vrijmaken, zonder dat het de overige ambtgenoten opvalt. Als we niet de oudsten van de tempel waren, konden we onder een of ander voorwendsel de tempel verlaten, bijvoorbeeld om als jodenapostelen heidenen tot het jodendom te bekeren; maar wij zijn daarvoor al te oud en bekleden de voornaamste posities in de tempel, en daarom is dat een moeilijke kwestie.
[7] Wij zouden ons wel met pensioen kunnen laten sturen tegen betaling van een tiende deel van ons vermogen, maar daardoor zouden wij de goede zaak van de verheven Galileeër meer schaden dan goeddoen; want als wij onze posten in de tempel verlaten, worden die weldra bezet door anderen, die daar beslist al op loeren. Die plaatsvervangers zouden als nieuwe bezems de goede zaak van de Galileeër zeker nog vele malen woedender tegemoet treden dan wij, die nu via jou weten, wat wij tenminste voor onszelf van Hem moeten denken.
[8] Wij kunnen nu in de Hoge Raad matigend werken voor de Galileeër en zó menige belemmering bij zijn verheven leraarschap voor hem uit de weg ruimen, omdat wij als oudsten van de tempel toch wel een grote invloed hebben op de hogepriester, die voor zijn omgeving een ware tiran is. Bij een goede gelegenheid kunnen wij hem ook veel buitengewone dingen vertellen en hem laten zien, wie de door hem zo gehate Galileeër is, en dat het waanzin is om zich als zwak mens op te stellen tegenover iemand, wiens wil in staat is een hele wereld en één ogenblik te vernietigen.
[9] Wanneer wij dat de hogepriester duidelijk voor ogen houden, zal hij in zijn woeste ijver zeker bekoelen en niet dikwijls dag en nacht beraadslagen, hoe de Galileeër met zijn hele aanhang gegrepen en te gronde gericht kan worden. Wij zullen dan voor ons zelf wel een gelegenheid vinden om voortaan als ware vrienden en aanhangers van de Galileeër op de een of andere manier persoonlijk met hem samen te komen en ons door hem te laten onderwijzen. Ik denk, dat deze opvatting van mij ook de moeite waard is!'
[10] Lazarus zei: 'O, beslist; maar voor jullie zelf is daarbij eerlijk gezegd nog weinig heil te verwachten! Wat jullie ten gunste van Zijn taak van nu af aan in de tempel willen doen, heeft een goede menselijke bedoeling; maar als jullie bedenken dat Hij, die jullie nog steeds de beroemde Galileeër noemen, waarlijk de Heer zelf is, aan wie alle macht en wijsheid ten dienste staan, moet het jullie toch duidelijk zijn hoe onnozel en zinloos de gedachte is en hoe dom de inbeelding van de mens, om in zijn sterfelijke zwakheld en blindheid door middel van een advies of daad God te willen helpen. Hij heeft onze hulp eeuwig niet nodig, maar wij alleen die van Hem!
[11] Wanneer Hij ons mensen in Zijn naam goede dingen laat doen.,. dan gebeurt dat alleen vanwege ons eigen heil; want daardoor oefenen WIJ ons in de ware en levende liefde tot God en van daaruit tot de naaste. Hoe meer iemand echter in zijn hart in de liefde tot God en de naaste is gegroeid, des te meer vermogens zal hij van God ontvangen om Hem en de naaste steeds meer en meer te kunnen liefhebben!
[12] Maar daar heeft God onze werkzaamheid niet voor nodig, zoals wij mensen bijvoorbeeld de werkzaamheid van onze knechten en dienstmaagden nodig hebben; maar als wij volgens Zijn raad en volgens Zijn leer werkzaam zijn, zijn wij dat alleen maar tot ons eigen heil, echter eeuwig nooit tot heil van de Heer, die Zelf het eeuwige heil van alle schepselen is.
[13] Dat het met deze kwestie zo en niet anders gesteld is, zullen jullie zelf nu wel inzien, dat wil zeggen als jullie in je beroemde Galileeër datgene zien en erkennen wat ik allang gezien en erkend heb, namelijk dat Hij de Heer Zelf is.
[14] Houden jullie Hem echter nog steeds alleen maar voor een buitengewoon mens, die bij al zijn wonderbaarlijke vermogens niettemin ook nog af en toe de hulp van mensen nodig heeft, dan is datgene wat jullie voor Hem willen doen, beslist prijzenswaardig; want de naastenliefde gebied ons, dat wij mensen elkaar over en weer met raad en daad bijstaan.'
«« 7 / 220 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.