De reizigers voor de herberg (5.1.1862)

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)

«« 104 / 214 »»
[1] Ik zei: 'Vriend, het derde uur van de nacht is nu voorbij, en ziel en lichaam zijn nu verzadigd; maar buiten op de weg bivakkeren twee arme reizigers, omdat ze geen geld hebben om in deze herberg een onderkomen te kunnen zoeken. Laat hen binnenbrengen en geef hun brood en wijn en daarna een slaapplaats, nadat Ik ter wille van jullie enkele woorden met hen gewisseld zal hebben!'
[2] Toen de waard dat van Mij hoorde, ging hij onmiddellijk met de opperknecht naar buiten; maar bij de twee mannen trof hij ook een vrouwen een kind aan, en hij stuurde de knecht naar Mij toe met de vraag of hij ook de vrouw met het kind moest opnemen.
[3] Ik zei: 'Een man en een vrouw zijn één lichaam! Maar de tweede man is de broer van de vrouw; daarom moet de waard hen allemaal opnemen!'
[4] Toen ging de knecht weg en bracht het over aan de waard, en deze bracht hen allemaal naar de kamer en gaf hun brood en wijn.
[5] Toen de vier personen zich gesterkt hadden, zei Ik tegen de man, die de vrouwen het kind, een meisje van twaalfjaar, had: 'Luister, vriend, jij bent wat je afstamming betreft een Jood, maar je bent ten tijde van de Babylonische gevangenschap - natuurlijk in je voorvaderen - met nog tweehonderd mannen, vrouwen en kinderen helemaal naar het verre India gevlucht.
[6] Meer dan vijftig dagen lang waren je voorvaderen op reis, en ze vonden eindelijk in de wijd uitgestrekte bergketens een eenzaam dal dat rijk was aan malse weiden, allerlei vruchtbomen die ze niet kenden en kudden geiten en gazellen. Ook ontbrak het in het genoemde dal niet aan bronnen en beken, en ook niet aan edele vissen.
[7] Jullie voorvaderen, die zich op die verre reis met vruchten en wortels hadden gevoed, onderzochten het dal, dat vele uren reizen lang was, in alle richtingen en troffen alles aan wat nodig was om te leven, alleen geen mensen of een of ander soort woonhutten, waaruit ze hadden kunnen afleiden dat dit dal al eens door mensen bewoond was geweest.
[8] Nadat ze het dal onderzocht hadden zei jouw voorvader, die een van de oudsten van de tweehonderd gevluchten was: 'God de Heer zij alle lof en eer! Ook dit dal heeft Hij gebouwd en heeft de velden ervan beplant met allerlei gras en kruiden en wortels en bomen die veel vruchten dragen, waarvan wij er al enkele hebben gegeten en die ons niet hebben geschaad. En ook is dit mooie dal rijk aan allerlei goedaardige dieren, die niet bang voor ons zijn, omdat ze zeker nog nooit door roofdieren en nog minder door op buit beluste jagers achtervolgd zijn. Wij zijn zeker de eerste mensen die in dit dal zijn gekomen.
[9] Hier zullen wij woningen voor onszelf bouwen en zonder vervolging in alle vrede samen leven, gezamenlijk voor het noodzakelijke levensonderhoud zorgen en altijd God de Heer danken voor de genade en Hem alleen de eer geven, omdat Hij ons op zo'n wonderbaarlijke wijze behouden naar dit mooie dal heeft geleid!
[10] Toen Hij vroeger onze vaderen uit Egypte door de woestijn naar Kanaän leidde, kwamen velen die Egypte hadden verlaten niet in het Beloofde Land, en degenen die er binnenkwamen, moesten eerst veel strijd en noodlottige gebeurtenissen doorstaan; maar wij zijn met Zijn hulp gelukkig ontkomen aan de goddeloze tirannie van Nebukadnezar en hebben allemaal behouden dit verre dal bereikt, dat aan alle kanten door zulke hoge bergen omringd is, dat men daar niet overheen kan. Wijzelf kwamen hier alleen door een zeer smalle en nauwelijks begaanbare kloof, die wij gemakkelijk zodanig kunnen versperren, dat ook daar doorheen geen mens meer bij ons kan komen. Dan hoeven wij geen trotse en liefdeloze koningen van de aarde meer te vrezen.
[11] Wijzelf willen en zullen de ons welbekende geboden van God onder elkaar altijd strikt in acht nemen zonder ooit nalatig te zijn, en ons iedere dag van ons leven zeer dankbaar herinneren, dat God ons dit dal heeft laten vinden.Wij zullen ook de dagen tellen en de zevende dag als de sabbat vaststellen en op die dag God alle eer geven. De Ark des Verbonds, waarvan wij niet weten waar die zich bevindt, zullen wij in dit dal wel nooit onder ogen krijgen; maar in plaats daarvan willen wij in ons hart een nieuwe ark voor God bouwen door Zijn heilige geboden op te volgen, en door onze liefde voor Hem zullen wij Hem in ons hart een offer brengen, dat Hem meer welgevallig zal zijn dan de brandoffers van de priesters, die de profeten stenigden en zich vetmestten van de tienden en rijke offers!'
[12] Toen jouw voorvader die goede toespraak tot de anderen had beëindigd, vielen allen op hun aangezicht ter aarde en loofden God bijna een vol uur lang en baden Hem om Zijn verdere hulp, liefde en genade.
[13] God had echt een welbehagen in die vluchtelingen en gaf jouw voorvader wijsheid, en toen vond hij in dat dal veel dingen die nodig waren om beter in hun levensonderhoud te kunnen voorzien. Enkele noodzakelijke werktuigen en gereedschappen hadden ze al meegenomen op de rug van hun lastdieren, waarmee ze in het begin de nodige hutten en voorraadkamers konden bouwen; al het overige had Gods geest hun getoond en met enige moeite van hen zelf ook verschaft.
[14] Binnen een korte tijd van enkele jaren waren ze reeds heel goed van alles voorzien, hadden ze grote kudden van de edelste berggeiten met fijne wol, en gazellen en lama 's en een grote hoeveelheid zeldzaam en tam gevogelte en reeën en herten, die ze allemaal tam wisten te maken, om er nuttig gebruik van te maken.
[15] En nu zijn jullie uitgegroeid tot een volk en in aards opzicht welvarend geworden; maar jullie zijn teveel op aardse winst gaan letten en daardoor zijn jullie al veel van jullie innerlijke wijsheid verloren!
[16] Door wat Ik jullie nu naar volle waarheid heb gezegd zullen jullie wel gezien hebben, dat Ik al jullie levensomstandigheden heel goed ken, en Ik zou jullie nog heel veel andere dingen over jullie land en levensomstandigheden kunnen zeggen; maar nu is het jullie beurt om te vertellen om welke reden jullie uit je verre morgenland hierheen zijn gekomen. Maar spreek de zuivere waarheid zonder terughoudendheid; want uit Mijn woorden zullen jullie wel hebben opgemaakt dat Ik geen genoegen neem met een leugen of met bedekte woorden!'
«« 104 / 214 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.