De ontmoeting van de Heer met Philopold (22.1.1862)

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)

«« 114 / 214 »»
[1] Toen wij Kana verlieten, was het nog anderhalf uur voor de middag, en door af en toe op onze snelle manier te reizen bereikten wij juist op het middaguur het Meer van Galilea, niet al te ver van het grote tolhuis, waar onze Mattheus vroeger als schrijver in dienst van de Romeinen was. Van daar was het ook niet ver meer naar Kis waar, zoals bekend, ook een groot tolhuis stond.
[2] Toen wij bij het meer kwamen, gingen wij zitten, rustten een uur uit en keken ,naar de flink bewegende golven; en de leerlingen kregen zin om te gaan vissen.
[3] Petrus zei: 'Jammer dat wij nu geen netten bij ons hebben! We zouden anders snel een goede vangst kunnen doen!'
[4] Ik zei: 'Denk je vandaag dan niet aan de sabbat? Wie honger heeft mag ook op een sabbat vissen, als hij zich daags vóór de sabbat geen voorraad heeft kunnen verschaffen; maar als het niet nodig is moet iedere Jood zich aan de oude wet houden, opdat de kleinen zich niet aan hem ergeren!
[5] Goed te doen, ook op een sabbat, is Mijn leer en Mijn wil; maar zonder noodzaak op een sabbat vis in het meer te vangen, is noch volgens de wet noch volgens Mijn leer juist. Laat jullie zin om te vissen dus voorbij gaan! Ik heb jullie tot vissers van mensen gemaakt, en als jullie tijd binnenkort komt, zullen jullie ook op sabbatten kunnen werken.'
[6] Terwijl Ik zo sprak, kwamen er verscheidene Grieken aan die van enige afstand naar ons keken. Onder elkaar gisten ze wie wij waren.
[7] Sommigen zeiden: 'Dat zijn Joodse vissers, die vandaag hun sabbat vieren!'
[8] Maar anderen zeiden: 'Het kunnen ook Grieken zijn; want wij zien immers ook Grieken onder hen, die de sabbat van de Joden niet hoeven te vieren, als ze dat zelf niet willen.'
[9] Hierop vatten ze moed en kwamen naar ons toe.
[10] Toen ze vlak bij ons waren, vroeg een van hen ons meteen: 'Wat doen jullie hier eigenlijk op een sabbat, waarop de meeste Joden toch gewoonlijk in een of andere synagoge bij elkaar komen? Of zijn jullie soms Grieken? Waarom dragen sommigen van jullie dan Joodse kleren?'
[11] Ik zei: 'Dat gaat jullie allemaal niets aan; want jullie zijn nog niet rijp om van Mij woorden van leven te horen, en Ik zal dan ook niet veel met jullie praten!'
[12] 'Jullie zijn dienaren van Kisjonah in Kis; ga daarom voor ons uit naar Kis, en zeg tegen Kisjonah dat de Heer met Zijn leerlingen naar hem toe zal komen! Kisjonah zal jullie dan wel vertellen wie wij zijn. En ga nu en stoor ons niet langer in onze rust en bespiegelingen!'
[13] Daarop werden de Grieken door vrees bevangen, en ze gingen snel bij ons weg en haastten zich verder.
[14] Toen wij hen uit het oog verloren, stonden wij ook op en liepen verder langs de oever. Na ongeveer twee uur kwamen wij in de buurt van het dorp Kis. Nu verlieten wij de oever en gingen op de brede weg lopen, waar op enige afstand voor ons langzaam een man wandelde, die diep in gedachten verzonken was. Hij merkte helemaal niet dat wij hem genaderd waren en liep gewoon verder. Pas toen Ik heel dicht bij hem kwam, keek hij om en schrok gewoonweg, toen hij merkte dat wij, die met velen waren, zo dicht bij hem waren.
[15] Ik sprak hem aan en zei: 'Philopold! Herken je Mij dan niet - en je hebt nog wel sinds vanmorgen vroeg in je hart aan niets anders dan alleen aan Mij gedacht!'
[16] Nu keek Philopold Mij heel verrast aan en viel Mij van blijdschap om de hals. Aanvankelijk kon hij nauwelijks spreken; maar Mijn liefde en vriendelijkheid gaf hem weldra de nodige moed, en wij spraken een uur lang met elkaar over veel dingen; de leerlingen verheugden zich daar erg over, en toen de nu helemaal gelukkige Philopold navraag bij hen deed over de dingen die Ik hem had verteld, gaven ze een trouw getuigenis.
[17] Wij bleven wel meer dan een uur op de plaats staan waar Ik Philopold uit zijn droom had gewekt, en onze Philopold kwam met steeds nieuwe vragen bij Mij, waar Ik hem graag antwoord op gaf; en we zouden nog langer op die plek zijn blijven staan, als vriend Kisjonah, die van de Grieken bericht ontvangen had van Mijn komst, Mij niet met een paar van zijn vrienden met open armen tegemoet gesneld was.
[18] Het spreekt vanzelf wat een grote vreugde Ik Kisjonah bezorgd had door dit onverwachte bezoek, en het is dus niet nodig daar nu een uitvoerige beschrijving van te geven. Kortom, wij verlieten die plek en trokken heel opgewekt en gelukkig naar het grote woonhuis van onze vriend, terwijl het nog ruim een uur voor zonsondergang was, en Kisjonah gaf zijn bedienden onmiddellijk opdracht om voor een uitstekend avondmaal te zorgen.
[19] In die tijd woonde echter ook de moeder van Mijn lichaam in Kis, samen met Joël, een zoon van Jozef, in een huis dat Kisjonah voor haar ingericht had; en Kisjonah vroeg Mij of hij haar van Mijn aanwezigheid op de hoogte moest stellen.
[20] Maar Ik zei tegen hem: 'Laat dat nog maar even; want Ik zal vanavond Zelf met jou, Johannes en Jacobus naar haar toegaan en haar samen met haar vriendinnen hierheen halen voor het avondmaal. Maar laat ons nu voorlopig wat brood en wijn geven, omdat Mijn leerlingen al honger en dorst hebben!'
[21] Dat gebeurde onmiddellijk, en wij laafden ons, terwijl Ik veel over Mijn reizen en de resultaten ervan vertelde.
[22] Kisjonah en zijn vrienden en ook zijn kinderen verbaasden zich bovenmate over hetgeen Mijn reizen teweeg hadden gebracht.
[23] Onze Philopold zei steeds maar: 'Ja, groot is de Heer, de leeuw van Juda, en vol heerlijkheid is Zijn naam! Alleen de Heer kan zulke dingen doen! De waarheid van de hemelen, uit Uw mond aan de mensen verkondigd en bewezen met daden die alleen aan God mogelijk zijn, moet zelfs de stenen wel bekeren en ziende maken!'
[24] Allen prezen die uitspraak van Philopold, en Kisjonah zei tegen Mijn leerlingen, die Philopolds woorden ook erg prezen: 'Ja, beste vrienden, Philopold is de leraar van ons allemaal! Hij heeft ons veel duidelijk gemaakt wat voor ons een raadselleek, ondanks alles wat wijzelf hadden gehoord en gezien; daarom is hij ook ons aller meest geliefde en hooggeachte vriend en zal dat ook altijd blijven.'
[25] Ik zei: 'Daarom heb Ik hem ook aan jullie gegeven en hem verlicht, en jullie doen er goed aan om deze wijze uit Kane in Samaria in Mijn naam bij je te houden; in de toekomst zal hij nog grotere dingen kunnen verrichten dan tot nu toe.'
[26] In de loop van deze gesprekken zei Petrus tegen Mij: 'Heer, toen wij vandaag Kana verlieten, hebt U eerst de Perzen gezegend en ook de waard en zijn hele huis in woord en daad; maar de vier Indo-joden schijnt U, uiterlijk gezien tenminste, toch vergeten te zijn! Zij hebben toch omwille van U zo'n verre reis gemaakt!'
[27] Ik zei: 'Wat gaat jou dat aan? Toen wij vertrokken waren zij er niet bij, aangezien ze de synagoge waren gaan bekijken. Maar toch heb Ik uitstekend voor hen gezorgd. Ze zijn vandaag na het middagmaal toch nog uit Kana vertrokken en zullen hier over een uur aankomen, en dan zal de door jou veronderstelde nalatigheid toch nog wel goedgemaakt kunnen worden, daarom kun je helemaal gerust zijn. Bovendien zijn ze door de waard en door de Perzen meer dan voldoende van alles voorzien met betrekking tot hun terugreis, en dat allemaal door Mijn verborgen zorg, en dat is meer waard dan een uiterlijke afscheidsgroet!'
[28] Daar was Petrus tevreden mee, en allen verheugden zich erop deze familie ook in Kis te zien, te spreken en goed te verzorgen.
[29] Kisjonah wilde hun zelfs direct boden tegemoet sturen en vroeg Mij om hem te beschrijven hoe ze eruit zagen. Dat vertelde Ik hem ook, met daarbij de opmerking dat ze op vier muildieren zouden komen, die hun door de waard geschonken waren om hun terugreis naar huis te vergemakkelijken.
[30] Met deze beschrijving stuurde Kisjonah hun langs de weg, die Ik hem gaf, twee boden tegemoet, met de opdracht dat ze zich door die familie geen tolgeld moesten laten betalen. De boden gingen direct op de aangeduide weg de vier tegemoet die na een uur behouden en wel bij ons in Kis aankwamen, waar Kisjonah, Philopold, Mijn leerlingen en ook alle andere vrienden van Kisjonah heel blij om waren.
«« 114 / 214 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.