[2] Toen onze Kisjonah dat had gehoord, werd hij wrevelig en zei: 'Ach, je hebt toch dag en nacht geen rust vanwege die mensen, die ik meer dan hinderlijk vind! Zij hebben niets anders te doen dan voortdurend van de ene plaats naar de andere te reizen, om de mensen met hun hoogmoed, driestheid en door hun onverzadigbare hebzucht op dikwijls onverdraaglijke wijze lastig te vallen. Heer en Meester, hebt U geen geweldige stormwind, die deze lastige gasten naar een andere plaats kan verjagen?'
[3] Ik zei: 'Maak je niet druk om die vijf tempeldienaren en neem ze maar op. Als ze bij ons binnen willen komen, weiger het hun dan niet; want Ik en wij allen zijn niet bang voor hen. Geef hun wat ze vragen, zodat ze geen reden zullen hebben om kwaad van ons te spreken! Ze kennen Mij niet, en wij zullen weldra het een en ander met hen over Mij te spreken krijgen. Ze moeten de waarheid horen!'
[4] Toen Kisjonah dat van Mij had gehoord werd hij wat bereidwilliger en zei tegen de dienaar, dat hij hen moest binnen laten, onderdak moest geven en overeenkomstig hun wens moest bedienen.
[5] Toen ging de dienaar naar buiten en zei tegen hen wat zijn heer hem had gezegd.
[6] Toen de tempeldienaren dat hoorden, begonnen ze te mopperen en vroegen de dienaar wat voor belangrijks de waard dan wel in huis te doen had, dat hij daardoor kon vergeten wat hij de priesters van God verschuldigd was.
[7] De dienaar zei: 'Er is al een flink aantal vreemde gasten in de herberg, waaronder Grieken, en de waard moet immers de eerst aangekomen gasten eer betonen, en kan niet wachten op degenen van wie hij niet weet of ze zullen arriveren. Kortom, sinds de waard een Romeins burger is maakt hij geen onderscheid meer tussen de gasten. Wie dat niet bevalt kan een andere herberg opzoeken. Maar als jullie hier willen blijven, zullen jullie naar behoefte redelijk bediend worden!'
[8] Hierna zei een Farizeeër erg korzelig: 'Nou, nou, Romeins gezinde dienaar van je Romeinse heer van een tolhuis - herberg, breng ons maar naar de grote gastenkamer!'
[9] Hierop bracht de dienaar hen naar ons in het grote gastenvertrek, waar aan de andere kant van het vertrek een tafel voor hen werd gedekt.
[10] Toen ze de gastenkamer binnenkwamen, stond Kisjonah wel op, begroette hen en bracht ze naar de voor hen gedekte tafel.
[11] Toen ze plaats hadden genomen, vroegen ze (de Farizeeën) aan onze vriend wie wij eigenlijk waren.
[12] Kisjonah zei: 'Ik doe hier het Romeinse politiewerk; het is voldoende dat ik de gasten ken en tegenover de Romeinen voor hun eerlijkheid borg moet staan. Als jullie deze goede gasten van mij echter nader willen leren kennen, wend je dan tot henzelf!'
[13] Toen de tempeldienaren dat antwoord van Kisjonah kregen, vroegen ze verder niets meer en lieten zich brood, wijn en vissen geven; want ze hadden al honger en dorst, omdat ze op een sabbat hadden gereisd en sinds zonsopgang niets gegeten en gedronken hadden vanwege het volk; thuis zouden ze zich om de nieuwemaanssabbat echter helemaal niet bekommerd hebben.
[14] Nu zei Maria met een zekere ongerustheid tegen Mij: 'Mijn geliefde Zoon Jezus, als deze grootste vijanden van Jou Je nu maar niet herkennen; want in Nazareth heb ik omwille van Jou van de plaatselijke overste veel kwade woorden en oordelen te verduren gehad en ik heb mij voornamelijk naar deze eenzame plek begeven om met rust gelaten te worden door de overste en zijn aanhangers. Dezen hier trekken zeker het land in om opnieuw inlichtingen in te winnen over Jou en wat Je doet. Twee van hen komen mij erg bekend voor, en ik heb hen vanwege Jou al verschillende keren in Nazareth gezien.'
[15] Ik zei: 'Wees er maar helemaal niet bezorgd om of ze Mij wat Mijn persoon betreft kennen of niet; in de geest zal dit soort Mij pas herkennen, als Ik gericht over hen zal houden. Maar dan zal hun herkenning te Iaat zijn en hun volledige ondergang bewerkstelligen. Maar laten ook wij nu eten en drinken; want we hebben nog vissen, brood en wijn!'
[16] Daarmee was Maria weer gerust gesteld en nam nog wat spijs en drank tot zich.
[17] Toen de tempeldienaren hun dikke buiken hadden gevuld, stonden de twee Farizeeën van hun tafel op en kwamen heel vrijpostig naar ons toe.
[18] Eén van hen, die een overste en schriftgeleerde was, zei tegen ons: 'Jullie zullen het ons godsdienaren wel ten goede houden dat wij volgens oud gebruik naar jullie toe zijn gekomen, om van jullie wat nieuws te horen. leder van jullie ziet natuurlijk meteen wie en wat wij zijn; maar daar tegenover zouden ook wij graag van jullie willen horen waar jullie vandaan zijn gekomen en wat jullie hier te doen hebben!'
[19] Nu zei Ik: 'Hoewel jullie verzoek aan ons buitengewoon aanmatigend is en iedere betere wellevendheid terzijde stelt, willen wij er toch aan tegemoetkomen, als jullie ons eerst vertellen wat jullie heeft gedwongen om zelfs op een nieuwemaanssabbat een reis te ondernemen - aangezien jullie dat iedere andere Jood, als die niet voor een grote som geld een vergunning bij jullie gekocht zou hebben, als een grote, nauwelijks te vergeven zonde zouden hebben aangerekend. Welke enorm belangrijke reden heeft jullie er dan toe kunnen brengen de sabbat te breken?Vertel ons dat eerst, dan zullen wij ons ook nader bekend maken!'
[20] De enigszins pijnlijk getroffen schriftgeleerde zei: 'Vriend, wij zijn priesters en hebben volgens de Goddelijke Raad ook op een sabbat het volste recht om in naam van de tempel in Jeruzalem te handelen, omdat wij eigenlijk de levende wet van Mozes zelf zijn. Bovendien zal het jullie niet onbekend zijn dat die zekere Nazarener, die zich voor de beloofde Messias uitgeeft en daarbij de tempel vervolgt, al sinds geruime tijd een nieuwe sekte opricht en door zijn tekenen groot en klein het volk verleidt en van ons afkeert. Wij hebben weer opnieuw bericht gekregen dat hij nu eens hier en dan weer daar optreedt en onderricht, heel uitzonderlijke tekenen doet en het volk overal tegen de tempelopzet; en daarom moesten wij volgens de Goddelijke Raad in de tempel ook de sabbat gebruiken om te weten te komen waar die volksverleider zich bevindt en wat hij doet. Nu weten jullie waarom wij ook op een sabbat een reis hebben ondernomen -en dus kunnen jullie ons nu ook vertellen waar jullie vandaan komen en welke reden jullie voor je reis hebben. Want jullie zijn onmiskenbaar ook reizigers, wat wij aan jullie gebruinde gezichten en handen zien.'
[21] Ik zei: 'En wat moeten jullie dan met de Nazarener doen, als jullie Hem ergens zouden treffen?'
[22] De schriftgeleerde zei: 'Wat we moeten doen? Hem in de eerste plaats gadeslaan, daarna hem grijpen en dan aan het gerecht overleveren!'
[23] Kisjonah zei nu: 'Zo! En verder niets? Weten jullie wel dat de Nazarener ook een vriend van de Romeinen is, en dat ook de heidenen in Hem geloven? Weten jullie dat Hij alle zieken enkel door de macht van Zijn wil geneest, de elementen gebiedt en doden opwekt? Als het hele volk in Hem de beloofde Messias herkent en Hem liefheeft en eert, waarom jullie dan niet? Zijn jullie soms wijzer dan Hij en machtiger dan Zijn wil?'
[24] De schriftgeleerde zei: 'Ben jij soms ook al verblind door die Nazarener?'
[25] Kisjonah zei: 'Waarachtig niet; want ik ben door Hem alleen maar wijs geworden, omdat ik pas door Hem de waarheid en het leven heb leren kennen! Maar jullie zijn verblind door jullie onverzadigbare hebzucht en heerszucht en jullie zijn blind en doof; daarom herkennen jullie de Nazarener niet en vervolgen jullie in je machteloosheid Degene die almachtig is.
[26] Hij is weliswaar hoogst geduldig en lankmoedig en laat Zich van jullie heel veel welgevallen; maar het duurt nog maar een heel korte tijd voor Zijn geduld met jullie ten einde is. Die tijd zal heel gauw voorbij zijn, en dan: wee jullie, hardnekkige vervolgers van de grootste Vriend der mensen! Dan zal het gericht over jullie losbreken, waarvan jullie enige tijd geleden de meest onbedrieglijke tekenen 's nachts aan het firmament hebben gezien! Ik, Kisjonah, nu een Romein, die geen vrees voor jullie koestert, zeg jullie dit geheel ronduit.'
[27] Dit verbaasde de twee Farizeeën heel behoorlijk en de schriftgeleerde zei: 'Nou goed,je zult wel gelijk hebben! Jij hebt gemakkelijk praten over de waarde, de waardigheid en het karakter van de Nazarener; want jij kent hem vast en zeker persoonlijk en hebt zeker al verschillende keren met hem te maken gehad. Maar wij kennen hem helemaal niet en hebben tot nu toe nog niets met hem te maken gehad; wat wij over hem weten, weten wij alleen door de naar hem uitgestuurde spionnen, en overal vandaan stemmen de berichten volkomen overeen over het feit dat hij zich tegenover de tempel steeds zeer vijandig opstelt. Maar laat ons weten waar wij hem kunnen vinden, dan zullen wij zelf met hem spreken, hem aan de tand voelen en zien wat voor iemand hij is!'
[28] Kisjonah zei: 'Jullie liegen als jullie zeggen dat jullie hem niet persoonlijk kennen; want ik weet zelf maar al te zeker dat Hij al herhaaldelijk in Jeruzalem het volk openlijk heeft onderricht en Zijn leer ook door tekenen als puur goddelijk heeft bevestigd. Toen werden er heidenen bekeerd -maar jullie tempeldienaren hebben stenen in de hand genomen en wilden Hem stenigen! Als dat zo is - hoe kunnen jullie dan zeggen dat jullie Hem niet persoonlijk kennen?'
[29] De twee zeiden: ' Daar hebben wij wel over horen praten, toen wij thuis kwamen uit Damascus, waar wij werk te doen hadden; maar zodoende hebben wij toch nog nooit de gelegenheid gehad de zo beroemde, maar in de tempel uitermate beruchte Nazarener persoonlijk te leren kennen.Aangezien wij echter door onze reizen wereldwijzer en verstandiger zijn geworden dan allen die constant in de tempel zitten, heeft de grote Raad in de tempelons al gauw uitgekozen als de meest geschikte spionnen om tegen een goede beloning navraag te doen naar de Nazarener en de tempel onverwijld bericht te sturen over zijn verblijfplaats en zijn activiteiten. Wij zijn er in deze toch wel lastige aangelegenheid al wel verschillende keren door de tempel op uitgestuurd, zijn zelfs enkele keren in Nazareth geweest en hebben daar zijn moe der en broers leren kennen -maar degene die wij zochten hebben wij tot nu toe nog niet gezien! Wij hebben dus geen onwaarheid gesproken, toen wij bekenden dat wij hem niet persoonlijk kennen en nog nooit contact met hem hebben gehad.
[30] Deel ons dus mee waar wij hem kunnen ontmoeten, horen en gadeslaan, dan zullen wij volgens onze eigen ervaring zelf kunnen beoordelen in hoeverre de grote beschuldigingen van de kant van de tempel tegen hem waar of vals en kwaadwillig verzonnen zijn. Wij zijn schriftgeleerden en weten alles wat er bij de profeten over de komende Messias geschreven staat; daarom nemen wij een nieuwe leer natuurlijk niet zomaar op het eerste gezicht aan, zoals het volk, dat meestal helemaal niet goed thuis is in de Schrift en door de heidenen al erg bedorven is.'
[31] Nu zei Ik weer: 'Maar wiens schuld is het, dat het volk zo slecht onderwezen is in de Schrift? Zie,jullie eigen schuld! Jullie onthouden het volk het woord Gods en kwellen het in plaats daarvan met jullie instellingen, die het vork als Gods woord moet aannemen. Is het dan een wonder dat het volk bij de heidenen bescherming tegen jullie zoekt en die daar ook vindt?
[32] Als God nu Zijn belofte heeft vervuld en Zijn Gezalfde de mensen nu weer het zuivere woord leert en door de kracht daarvan wonderen doet, zoals ook de profeten hebben gedaan -is dat dan in strijd met de tempel, als de tempel zou zijn zoals die volgens de gegeven regels zou moeten zijn? Als jullie schriftgeleerden zijn, oordeel dan zelf hoe ver de tempel zich in zijn handelswijze van het zuivere woord Gods verwijderd heeft!
[33] Ik zeg jullie: de heidenen staan nu veel dichter bij Gods troon dan d,e tempel met zijn meer dan egoïstische en heerszuchtige instellingen! Waar IS nu de oude Ark des Verbonds, waar de altijd groenblijvende staf van Aäron, waar het manna, en waar de allang door de motten opgegeten toonbroden?
[34] Jullie tonen dergelijke dingen nog wel aan het volk en houden daar lange toespraken over, maar jullie innerlijk zegt luid en duidelijk: 'Wij bedriegen het volk en zijn gedwongen het te bedriegen, opdat het niet opstaat, ons overvalt en ons vernietigt!'
[35] Kijk, dat is dan ook de voornaamste reden dat jullie de door God in deze wereld Gezondene met gloeiende ijver vervolgen en Hem nog erger vrezen en haten dan de dood, die jullie niet zal ontzien!'
«« 117 / 214 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.