[2] Eén van de dienaren van Kisjonah zei, dat Ik Mij met Mijn leerlingen sinds gisteravond in dit dorp bevond en waarschijnlijk in het grote hoofdgebouw verbleef.
[3] Dat maakte de Samaritanen buitengewoon blij en opgewekt, want ze hadden al heel veel over Mij horen vertellen, en ook dat Ik nog maar enkele dagen geleden door Samaria was getrokken. Maar zij hadden toch niet het geluk gehad Mij ergens te zien of te spreken. Ze lieten zich door de dienaar direct naar het huis brengen en brandden van verlangen om Mij eindelijk eens te zien, te spreken en te horen.
[4] Toen ze de grote zaal binnenkwamen, begroetten ze alle aanwezigen en vroegen meteen aan de eerste de beste waar Ik was, of wie van hen de grote Meester in alle volheid van goddelijke macht en kracht was.
[5] Thomas, aan wie het gevraagd werd, zei: 'Vrienden, lichamelijk bevindt de Heer en Meester zich op het moment niet onder ons, maar wel in de geest! Wat willen jullie dat Hij voor jullie zal doen?'
[6] De Samaritanen zeiden: 'Vrienden, wij hebben Zijn leer, en leven en handelen daar strikt naar, en sommigen van ons hebben al de alles tot leven wekkende kracht van deze leer in zichzelf gevonden en loven en prijzen God, omdat Hij Zich nu zo onmiskenbaar over Zijn volkeren heeft ontfermd! Maar er zijn er velen onder ons die, evenals wij, de grote Meester persoonlijk zouden willen zien en horen, zolang Hij nog op deze aarde rondwandelt; maar ze hebben de gelegenheid en ook de middelen niet om Hem achterna te reizen. Daarom hebben ze ons afgevaardigd om Hem uit aller naam te gaan zoeken en Hem de passende dank over te brengen en de alleen aan Hem toekomende eer te geven. Daarom zijn wij hierheen gekomen, en we zullen dit dorp niet verlaten voordat wij in Hemzelf de Heer en Meester aller meesters begroet zullen hebben!'
[7] Thomas zei: 'Heb dan even geduld; het zal niet zo lang duren tot Hij komt!'
[8] Daarop gingen ze aan tafel zitten, lieten zich wat brood en wijn geven en luisterden naar de gesprekken die onze Rafaël met de zeven tempeldienaren en ook met de vier Indo-joden voerde, en ze verbaasden zich over de grote wijsheid van de zogenaamde jongeman.
[9] Gabriël en Johannes spraken echter weer in stilte met de leerlingen. Ondanks hun steeds zeer matige leefwijze smaakte het brood en de wijn de Samaritanen heel goed; zij lieten zich daarom meer brood en wijn geven, aten en dronken en werden daarbij heel opgewekt.
[10] Daarbij zagen ze dat Rafaël aansluitend aan de verklaringen over verschillende dingen, die hij de zeven tempeldienaren en de vier Indo-joden gaf, ook menig wonder deed, zoals hij al eens eerder in Jeruzalem in het bijzijn van Joden en heidenen op de Olijfberg had gedaan, alhoewel nu niet in die grote mate, en ze begonnen elkaar over en weer te vragen wie die jongeman toch wel was, die daar zo wijs sprak als Salomo en wonderen deed als Mozes. Sommigen dachten dat hij familie van Mij, anderen echter dat hij een zeer goede leerling van Mij was. Met deze verdeelde mening namen ze voorlopig genoegen.
[11] Rafaël begon zijn eerdergenoemde toehoorders echter de hele aarde, de maan, de zon, de andere planeten, verder nog de kometen, de vaste sterren met hun planeten, het wezen van de centraalzonnen en tenslotte ook dat van hulsgloben, de talloze aantallen ervan in de eindeloze scheppingsruimte en het wezen van de Grote Scheppingsmens in slechts enkele, gemakkelijk te begrijpen woorden te verklaren, en hij maakte zijn verklaringen aanschouwelijk met beelden die hij onmiddellijk in de ruimte van de zaal deed verschijnen, wat er natuurlijk heel veel aan bijdroeg dat de toehoorders de verklaringen des te gemakkelijker en sneller konden begrijpen.
[12] Dat was onze Samaritanen echter toch teveel voor iemand van wie ze dachten dat hij alleen maar een zeer goede leerling van Mij was, en een van hen stond op van tafel, liep naar Thomas en vroeg hem: 'Vriend, vergeef mij dat ik zo vrij ben je te vragen hoe het met deze jongeman zit! Wie, wat is hij eigenlijk, en waar komt hij vandaan? De woorden van zijn mond zijn wijzer dan die van Salomo, en bovendien doet hij wonderen zoals Mozes vroeger in Egypte en in de woestijn deed!'
[13] Daarop zei Thomas: 'Vriend, heb maar geduld tot de Heer Zelf komt, dan zal niet alleen alles over deze jongeman jullie duidelijk worden, maar zullen jullie nog veel grotere dingen te weten komen! Maar jullie kunnen je wel voorstellen, dat zich rond de Heer allerlei belangrijke hemelse machten en krachten verzamelen en ons mensen op een onderrichtende en levenwekkende manier beïnvloeden. Want de Heer is immers het centrum van al het zijn en leven, van alle macht en kracht, alsook van alle liefde, waarheid en wijsheid!
[14] Als jullie in de Heer geloven, zullen jullie ook inzien dat dergelijke wezens voortdurend en altijd om Hem heen zijn -van tijd tot tijd zichtbaar, voor lichamelijk ingestelde mensen echter misschien niet altijd zichtbaar, maar dan toch voelbaar -en aan Zijn wil gehoorzamen; want zij zijn zelf Zijn altijd en eeuwig werkende wil.
[15] Bovendien staat er geschreven: 'In die tijd zullen jullie de machten der hemelen naar de aarde zien afdalen; die zullen Hem en de mensen die van goede wil zijn, dienen. De zon, de maan en alle sterren zullen zich buigen voor Zijn heerlijkheid!' Ja, vriend, als deze hemelse wezens ons blinde mensen niet de ogen zouden openen over de talloze wonderen van Gods hemelen wie anders zou ons dat dan kunnen doen?
[16] Wie God werkelijk lief wil hebben, moet ook weten hoe wonderbaar Hij ook in Zijn werken is.Wij mensen staan wel temidden van louter wonderen Gods, en wijzelf zijn daarvan nog het grootste wonder; als wij naar onszelf kijken, hoe wij geboren worden, dan zien we dat wij zwak zijn, hulpeloos, geen taal hebben en zonder enige gedachte zijn. Als een kind niet gedurende lange tijd zorgzaam verzorgd zou worden, zou het er veel slechter met hem voorstaan dan zelfs met het meest beklagenswaardige dier. Pas door de liefdevolle zorg van de ouders wordt een kind mens.
[17] En ga nu eens terug naar de eerste mens! Hoe zou die ooit verstandig, vervuld van inzicht en ook andere en hogere kennis kunnen zijn geworden, als God hem niet door hogere, hemelse wezens had opgevoed en Zichzelf aan hem had geopenbaard? Als God de Heer ons nu niet in alle dingen Zelf zou onderrichten en ons zou laten zien hoever wij ons al van de waarheid verwijderd hebben, zouden de mensen dermate verwilderen, dat ze ver beneden de dieren zouden komen te staan.
[18] Kijk naar die tempeljoden, de Farizeeën en schriftgeleerden! Hoe waren ze in de tijd van de eerste richters en ook nog in de tijd van de eerste koningen en hoe zijn ze in deze tijd? Ze zijn in alle dingen blind, dom en bovendien vol hoogmoed en alle mogelijke boosheid, en ze haten degenen die vanuit de hemelen het licht van het ware leven terugbrengen, en geen van hen gelooft in de Heer, maar haat en vervolgt Hem alleen maar waar en hoe hij maar wil en kan.
[19] En kijk, dat is toch al een hoge graad van slechte ontaarding en verwildering van de mensen! Maar als nu de leraren van het volk op zo'n lage trap van verwildering staan, waar moet het volk dan een hogere wijsheid vandaan krijgen, als niet de Heer Zelf zich over het volk zou ontfermen en het nu in alle dingen door onderricht en tekenen verlicht?
[20] Zo zie je nu dan ook deze jongeman door woorden en wonderbaarlijke tekenen, die hij in naam van de Heer heel gemakkelijk kan doen, de sterrenhemel verklaren voor de blinde mensen, opdat het duistere en kwade bijgeloof uit hun harten verdwijnt en het licht der waarheid hen verlicht! Als je daar nu eens goed over nadenkt, zal het wezen van die jongeman je ook weldra duidelijk worden!'
«« 123 / 214 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.