[2] Toen de maaltijd na een uur beëindigd was en de wijn de tongen weer losser maakte, kwamen er een paar Samaritanen naar Mij toe die Mij eerst luid met welgekozen woorden uit naam van allen dank brachten voor de leer die hun was gegeven. Daarna vroeg de ene Mij, of zij als Mijn leerlingen in geval van nood ook in Mijn naam tekenen zouden kunnen doen.
[3] Ik zei tegen hen: 'Dat zal ten eerste afhangen van de sterkte van jullie geloof, en ten tweede heb Ik jullie toch al overduidelijk de volkomen ware verzekering gegeven dat jullie alles gegeven wordt, waar jullie de Vader in Mijn naam om zullen vragen.Welke verzekering moet Ik jullie nu nog meer geven?'
[4] Toen de twee dat hoorden, bogen ze diep voor Mij en gingen weer naar hun metgezellen.
[5] Na dit korte gesprek, waarna er verder niets van betekenis voorviel, begaven wij ons ter ruste en sliepen tot de ochtend, deze keer op goede rustbedden.
[6] Daarna bleef Ik met Mijn leerlingen nog zeven dagen in Kis. Ook de zeven Farizeeën bleven, samen met hun dienaren, en behalve hen ook de Samaritanen, en zij werden door Mijn leerlingen volkomen in Mijn leer onderwezen; alleen de vier Indo-joden vertrokken vroeg in de ochtend weer naar hun land langs een andere weg, die veel korter was.
[7] Om te zorgen dat ze niet konden verdwalen, wekte Ik het van tevoren al sterk ontwikkelde innerlijke gezicht van het meisje, en zei dat zij hun drieën als leider moest dienen, waar ze het ook helemaal mee eens waren; na het ochtendmaal vertrokken ze nog voor zonsopgang, nadat ze Mij eerst van ganser harte hadden bedankt voor de leer en voor de verleende genade en omdat ze van Kisjonah en ook van de zeven tempeldienaren, die veel goud bezaten, rijkelijk waren bedacht.
[8] Wat Ik daarna gedurende die zeven dagen in Kis deed zal Ik heel in het kort aanhalen, om te zorgen dat er geen lacune ontstaat in de vertelling over Mijn doen en laten op aarde.
[9] Zes dagen bracht Ik met Kisjonah en Philopold nu eens in Kane ( een grensplaats) in Samaria en dan weer in Kis door, bij welke gelegenheid Ik de mensen die naar ons toekwamen onderwees en verschillende zieken genas en met Mijn twee begeleiders ook over vele natuurlijke dingen sprak en hen onderwees.
[10] De zevende dag sterkte Ik eerst de zeven Farizeeën en ook hun dienaren, waarvan iedere Farizeeër er zeven had, en stuurde hen naar Opper-Egypte via Tyrus, waar ze zich in Mijn naam bij Cyrenius moesten melden; deze gaf hun een geleidebrief en verschafte hun een reisgelegenheid over water naar Egypte.
[11] Nadat de Farizeeën op deze manier gemakkelijk op weg gezonden waren, wendde Ik Mij tot de Samaritanen, die met dertig mensen waren, sterkte hen en stuurde hen naar hun eigen land om daar allen die nog blind en doof waren de ogen en de oren te openen. En toen vertrokken ze.
[12] Toen Ik Mij tegen de middag gereed begon te maken om verder te reizen, vroegen Kisjonah, onze Philopold en ook Maria Mij om nog tot de volgende morgen te blijven.
[13] Ik zei: 'Tegen de liefde moet men zich nooit verzetten; Ik zal dus weliswaar niet tot morgen bij jullie blijven - omdat Ik vóór alles de wil moet vervullen van Degene die Mij in deze wereld gezonden heeft -maar Ik wil toch wel tot na de middag bij jullie blijven; en dus, vriend Kisjonah, kun je nog een middagmaal voor ons laten klaarmaken!'
[14] Dat deed Kisjonah natuurlijk met het grootste genoegen van de wereld.
[15] Wij gingen aan tafel zitten, namen brood en wijn en versterkten ons.
«« 133 / 214 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.