[2] Maar Ik zei tegen hem: 'Vriend, kom maar helemaal bij ons aan land, dan zal Ik je iets heel bijzonders zeggen!'
[3] Toen keerde de bootsman weer om, stootte tegen de vaste oever, bond de boot met een touw aan een meerpaal vast, stapte kordaat naar Mij toe en vroeg Mij: 'Goede man, hier ben ik! Wat voor bijzonders heb je mij dan te vertellen? Spreek, want ik heb geen tijd om lang te wachten, aangezien de dag al ten einde begint te lopen en wij de hele dag nog maar weinig vis hebben gevangen!'
[4] Ik zei: 'Als je in Mij zou geloven, zou Ik jou en je metgezellen aan een rijke vangst kunnen helpen! Maar dan zou je morgen naar Mij toe moeten komen en Mij volgen!'
[5] De visser zei: 'Goede man, waarom zou ik nu in jou moeten geloven, en wat moet ik van je geloven? Ik kan me toch niet herinneren dat ik je ooit ergens heb gezien, en weet dus ook niet wie je bent. Maak je eerst aan mij bekend, dan zal ik je geloven. Maar of ik morgen naar je toe kom en je dan zal volgen waar je ook heengaat, dat hangt niet van mij af, maar van degenen voor wier levensonderhoud ik moet zorgen. Wat is het, dat ik van je moet geloven?'
[6] Ik zei: 'Heb je nog niets gehoord over die man die in Nazareth is opgestaan en nu alle mensen het eeuwige Godsrijk brengt en het uit eigen macht ook geeft aan allen die in Hem geloven en Zijn leer als een volkomen zuiver, levend Godswoord willen aannemen?'
[7] De bootsman zei: 'Beste man, over de grote Heiland Jezus van Nazareth heb ik al veel gehoord en ik geloof ook in Hem, hoewel ik Hem nog nooit ergens heb gezien! Als jij het misschien bent, zeg het mij dan, dan zal ik voor je knielen en je aanbidden; want met die Heiland is God de Heer als het ware in één persoon zichtbaar verenigd, zoals ik heb gehoord van mensen die met Hem te maken hebben gehad en ook Zijn leerlingen zijn geworden.'
[8] Ik zei: 'Als je dan in Jezus van Nazareth gelooft, en dat in Hem de volheid van Gods geest lichamelijk woont, keer dan nu rustig naar je vissers terug en werp jullie net nog een keer in het water; en als jullie dan een rijke vangst hebben gedaan, zal je wel een licht opgaan, waaruit je gemakkelijk kunt opmaken wie Ik ben, en dan zul je vandaag nog naar Mij toe komen en je door Mij met de geest der waarheid en des levens laten dopen. Maar vraag nu niet verder, maar doe wat Ik je heb aangeraden!'
[9] Daarop boog de visser voor Mij, stapte snel in zijn boot, voer behendig terug naar zijn makkers, die al aanstalten begonnen te maken hun netten binnen te halen, en vertelde hen wat Ik hem aangeraden had.
[10] Toen riepen ze allemaal luid, zodat wij het op de oever konden horen: 'Heil Degene die jou die raad heeft gegeven! Hijzelf is Degene in wie wij geloven! Wat hij jou heeft aangeraden willen wij doen! Hosanna de hoge Zoon van David, die tot onze redding gekomen is in de naam van de Heer! En nu veel geluk in Zijn naam -laten wij de netten uitgooien!'
[11] Toen gooiden ze hun netten uit en binnen enkele ogenblikken werden die met zoveel vissen gevuld, dat de netten ze nauwelijks konden bevatten, en de vissers, die met zo'n man of twintig waren, hadden meer dan een uur werk om alle vissen uit de netten in de draagvaatjes over te brengen.
[12] Toen ze klaar waren met het werk, begonnen ze te juichen en ze prezen God, die Zijn naam in de Zoon van David zozeer verheerlijkt had, en met hun rijke vangst voeren ze naar hun kleine dorpje, dat vlakbij het plaatsje Jesaïra lag.
[13] Toen ze met hun rijke buit thuis aankwamen en hun verwanten zagen met wat voor grote hoeveelheid vissen ze thuis waren gekomen, kwam er geen eind aan de verbazing. En de verwanten zeiden: 'Luister, zoveel vissen, en voor het merendeel enkel edele vissen, hebben jullie zelfs in de meest gunstige tijd nog nooit gevangen! Er moet een wonder voor jullie zijn gedaan door een of ander vroom en God zeer welgevallig mens, zoals er nu verschillende schijnen te zijn, sinds de grote Heiland uit Nazareth rondtrekt en met goddelijke kracht en stem de mensen de waarheid leert!'
[14] De vissers gaven hun verwanten gelijk en vertelden hun hoe het gegaan was; en de verwanten begonnen toen ook God te loven en te prijzen, omdat Hij aan een mens zo'n macht had gegeven.
[15] Maar de visser, die tevoren in een boot bij ons aan land was gekomen, zei: 'Luister, deze mens Jezus van Nazareth is niet zoals een profeet die alleen maar kan zeggen en doen wat hem door Gods geest gegeven en toegestaan wordt, maar Hij is iemand in wie de volheid van Gods geest, kracht en macht lichamelijk woont; want Hij zegt niet net zoals de profeten: 'De Heer heeft tot mij gesproken: 'Open je mond en verkondig het volk Mijn wil en spreek zo tot degenen die Mij vergeten zijn - en doe dit en dat!" Want onze Jezus zegt: 'Ik ben de Heer en jullie zijn allemaal broeders, en niemand, van jullie moet zich boven de ander verheffen!' En tegen de zieken zegt Hij: Ik wil het - wees genezen!', en dan wordt de zieke op hetzelfde ogenblik genezen. Wie blind was, ziet scherper dan een adelaar, en wie verlamd was, springt als een hert. En als Hij tegen een dode zegt: 'Sta op en wandel!', dan richt de dode zich vol nieuw leven op en wandelt opgewekt en blij rond.
[16] Zie, dat en nog veel meer getuigen nu duizenden mensen, die het met hun eigen ogen hebben gezien en met eigen oren .hebben. gehoord, en daarom geloof ik dat in de mens Jezus uit Nazareth lichamelijk de volheld van Gods geest woont; maar vele, vele duizenden storen zich aan het feit dat Hij zichtbaar mens is, en ze noemen Hem een grote profeet uit de stam van David, die Hem in de geest toch zelf zijn Heer noemde!
[17] Maar als er in de Schrift staat dat God de mens naar Zijn evenbeeld heeft geschapen en dat Abraham God in de gestalte van een man heeft gezien, evenals Jacob Israël, waarom zou iemand zich dan nu aan de volle mannelijke gestalte van de Heer Jezus uit Nazareth moeten stoten en niet volkomen geloven dat in Hem dezelfde Heer woont die Mozes op de Sinaï riep en hem de wetten voor Israël gaf?!
[18] Maar omdat ik volkomen zonder enige twijfel geloof dat het met Jezus uit Nazareth inderdaad zo is, ga ik nu onverwijld op weg om snel naar Jesaïra te lopen, waar Hij persoonlijk verblijft bij de waard die jullie allemaal goed kennen vanwege zijn rechtschapenheid. Daar wil ik Hem voor de eerste keer persoonlijk nog beter leren kennen; en als ik terugkom, zal ik niets voor jullie verborgen houden.'
[19] Nog enkele vissers zeiden: 'Ook wij willen Hem persoonlijk leren kennen - en omdat wij Hem vanaf het schip luid roepend ons woord hebben gegeven om nog vanavond, in plaats van morgen in alle vroegte naar Hem toe te komen, gaan ook wij met je mee naar Jesaïra! Maar laten we een paar van de mooiste en beste edelvissen meenemen, die de waard voor de Heer moet klaarmaken!'
[20] Dat beviel iedereen, en twaalf vissers, ieder van hen beladen met drie vissen, gingen meteen nadat de zon helemaal onder was gegaan in de vallende schemering direct op weg en kwamen zonder moeite en snel bij ons in Jesaïra aan.
«« 136 / 214 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.