[2] Onze bootsman raakte helemaal verrukt van de prachtige aanblik van de omgeving, en hij zei: '0 Heer en Meester, wat zijn al Uw werken toch prachtig en wonderbaarlijk! Wie er met een zuiver gemoed acht op slaat beleeft er veel plezier en vreugde aan, en wel des te meer als hij in zichzelf voelt dat ze nooit verloren zullen gaan voor zijn ziel, die een eeuwig leven voor zich heeft. Wat vindt U, o beste Heer en Meester, van deze mening van mij, die misschien nog erg onrijp is?'
[3] Ik zei: 'Jouw mening is heel goed en ook waar; want een volmaakte, in Mijn geest van liefde en waarheid wedergeboren ziel zal door het afvallen van haar lichaam niet alleen niets verliezen -behalve haar last en zwaarte, die haar aan deze materiële wereld ketent -maar er alleen nog maar onuitsprekelijk veel bij winnen. Want waarlijk Ik zeg je: geen lichamelijk oog heeft ooit gezien, geen oor gehoord en geen menselijk zintuig ooit gevoeld wat diegenen die Mij liefhebben en volgens Mijn leer leven en handelen, in de grote wereld aan gene zijde allemaal aan zaligheden te wachten staat! Meer hoef Ik je niet te zeggen.
[4] Nu zei de bootsman weer: ' O beste Heer en Meester! Waar bevindt zich die grote, meer dan prachtige wereld aan gene zijde eigenlijk, waar een volmaakte ziel na de dood van haar lichaam wordt opgenomen? Is die boven alle sterren, of temidden van de sterren, of in het vrije luchtruim waar de wolken drijven?'
[5] Ik zei: 'Mijn vriend, je stelt nu nog vragen op een zeer aardse, menselijke manier, wat echter bij jou ook nog niet anders kan zijn! Kijk, de grote, zalige wereld aan gene zijde is het ware Godsrijk, dat vooral inwendig in de mens is, en wel in het diepste innerlijk van zijn ziel. Van daaruit is het dan verder ook boven de sterren overal in de eindeloze ruimte, naar alle richtingen, dus ook in en onder de sterren, in het vrije luchtruim, op en in deze aarde, en dus ook overal waar je je maar kunt denken. Want alles wat je ziet en voelt op deze wereld is ook op overeenkomstige wijze aanwezig in de geestenwereld, zonder welke niets materieels zou bestaan en zou kunnen bestaan.
[6] Want kijk, deze aarde, de maan, de zon en al die talloze sterren, die ook louter grote hemellichamen zijn en waar net als op deze aarde allerlei wezens en schepselen leven, zijn in feite immers ook alleen maar puur geestelijk, omdat ze enkel door Gods wil gefixeerde uitdrukking zijn van Zijn gedachten, ideeën en aanschouwingen in Hemzelf. Als God zo'n idee buiten het bereik van Zijn wil zou stoten en het niet meer in Zijn aanschouwing vast zou willen houden, dan zou het er ook niet meer zijn -wat God wel zou kunnen doen, als Hij dat in Zijn eeuwige orde wilde; maar God wil dat alles net als Hijzelf eeuwig voortbestaat, zij het ook onder vele veranderingen die door God zo bepaald zijn, opdat alles uit de eerste, door Gods wil vastgehouden toestand, waarin alle materie zich bevindt, overgaat in een vrije en als het ware op zichzelf staande toestand, die geestelijk en godgelijk is.
[7] Als je voleindigd zult zijn in de geest Gods in jouw ziel, zul je alles op kleinere schaal in jezelf kunnen aanschouwen en gebruiken, wat God sinds eeuwigheid in de meest eindeloze mate in Zich heeft. En dan zul je ook deze aarde, zoals ze nu is en zoals ze in alle eerdere bestaansperioden was en zoals ze in de toekomstige perioden tot aan haar materiële einde zal zijn en daarna eeuwig verder in haar onveranderlijke geestelijke en zuiverste toestand zal voortbestaan, en ook de maan, de zon en al die eindeloos vele andere hemellichamen van de kleinste tot de grootste onbeschrijflijk veel helderder zien en begrijpen, dan nu met je zwakke en onvolmaakte zintuigen. Die zintuigen zijn de mens daarom in een zwakke en onvolmaakte vorm gegeven om hem voortdurend te dwingen tot een innerlijk denken en zoeken, omdat voor de ziel, die verwant is aan het oerlicht van God, niets hinderlijker en onverdraaglijker is dan de ondoorzichtigheid en onduidelijkheid in alles wat ze alleen maar door de zwakke en onvolmaakte zintuigen van het lichaam waarneemt en waarvan ze ternauwernood de buitenste laag kan onderscheiden.
[8] De ziel verlangt dus voortdurend naar de volle waarheid en denkt en vraagt en zoekt dan ook onophoudelijk; en die werkzaamheid van de ziel heeft een voortdurend toenemen van het ontwaken en sterker worden van de innerlijke geestelijke vermogens tot gevolg, zowel met betrekking tot het zien, horen en waarnemen alsook het voelen en beleven.
[9] Als een ziel direct met een volledig ontwaakt innerlijk bewustzijn op deze wereld zou komen, zou ze onmiddellijk tot de grootst mogelijke traagheid en passiviteit vervallen, wat hetzelfde zou betekenen als wanneer ze geen leven zou bezitten.
[10] De zaligheid van het leven bestaat immers voornamelijk uit het handelen, en het is dus nuttiger voor de zielom zich te oefenen in allerlei werkzaamheid dan zich voortdurend in een toestand te bevinden waarin ze in alle helderheid alle kanten van het leven innerlijk waar kan nemen.
[11] Als je dat allemaal goed overdenkt, zul je daardoor al een grote helderheid in jezelf bereiken en veel begrijpen van wat tot nu onbegrijpelijk voor je was'.
«« 141 / 214 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.