De Heer voorspelt Zijn einde in de omgeving van Caesarea Philippi

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)

«« 149 / 214 »»
[1] Daarna werd er tot de avond nog veel gesproken over de aarde, de vorm ervan, over de zon, de maan en de sterren en over de andere verschijnselen van de wereldnatuur, wat voor iedereen grote vreugde teweeg bracht.
[2] Onze bestuurder uit de inham zei: 'O Heer en Meester, U zij alle lof, alle eer, alle liefde en alle dank, omdat U dat ook voor ons hebt onthuld en wij nu weten hoe het grote huis -aarde genaamd -dat wij tijdelijk bewonen, er uitziet en hoe het in elkaar zit! Want de onwetendheid in deze dingen is meestal de bron van het kwade bijgeloof geweest, en dat weer een nagenoeg onuitputtelijke voedingsbron voor de luie en trage afgodenpriesters. Maar met Uw hulp zal het nu weldra anders worden!'
[3] Nu kwam er een dienaar die ons uitnodigde voor het avondmaal; want de zon was al een paar uur geleden ondergegaan. Wij stonden dan ook direct op van onze plaatsen op het terras en gingen naar het huis om het avondmaal tot ons te nemen.
[4] Na het avondmaal bleven wij nog wakker tot middernacht, en in die tijd legde op Mijn verzoek deze keer Mijn Johannes veel dingen uit aan de twintig vissers en de leider van de inham. Tegen middernacht begaven wij ons ter ruste en waren toch voor zonsopgang op de been.
[5] De vissers gingen naar huis, maar kwamen heel vroeg in de ochtend alweer naar Jesaïra met een lading van de beste vissen, die ook direct voor het ochtendmaal klaar werden gemaakt.
[6] Zoals gewoonlijk ging Ik voor zonsopgang naar buiten, vergezeld door allen die in dit dorp bij Mij waren. Op het mooie terras legde Ik de twintig vissers, de bestuurder van de inham, de waard, Kisjonah en Philopold de handen op en vervulde hen met de kracht om in Mijn naam allerlei zieken te genezen, en Ik gaf hun het recht om Mijn leer onder de mensen te verbreiden, en wel onder de blinde joden en heidenen.
[7] Ze bedankten Mij allemaal uit de grond van hun hart voor deze roeping en begaven zich toen met Mij naar het ochtendmaal.
[8] Tijdens het ochtendmaal zei Maria tegen Mij: 'Mijn geliefde zoon,je hebt toch overal zoveel tekenen gedaan, maar hier heb je niets van je waarlijk goddelijke macht laten merken. Doe hier toch ook een teken, voordat je verder reist!'
[9] Ik zei: 'Vrouw, praat met de vissers, dan zullen zij je wel zeggen of Ik hier geen tekenen heb gedaan! Maar Ik ben niet in deze wereld gekomen ter wille van de tekenen, maar ter wille van de waarheid en het leven van de ziel, opdat iedereen die in de Mensenzoon gelooft, het eeuwige leven in zich zal hebben.
[10] Geen mens zal vanwege Mijn tekenen zalig worden, maar wel iedereen die in Mij gelooft en volgens Mijn leer leeft en handelt. Bovendien heb Ik Mijn vrienden nu de macht verleend om in Mij naam goed te doen aan de arme, lijdende mensen, en dat is een groter teken dan wanneer Ik nu voor jullie ogen een wereld zou scheppen!
[11] Aan het einde van Mijn tijd op deze aarde, dat in de komende paastijd in Jeruzalem zal zijn, zal Ik echter voor alle mensen een zeer groot teken doen, waardoor velen tot het eeuwige leven en heel velen tot het gericht en de eeuwige dood zullen komen. Wie zich dan niet aan Mij zal ergeren, zal het leven van de ziel ontvangen.'
[12] Maria zei: 'Waar zal dat laatste grote teken uit bestaan? Want dan zal ik ook naar Jeruzalem komen om het grootste teken dat jij doet te aanschouwen!'
[13] Ik zei: 'Vrouw, je zult wel naar Jeruzalem komen en het laatste en grootste teken dat Ik zal doen, aanschouwen, maar je zult daarover geen blijdschap, maar een grote droefenis in je zuivere hart hebben! Ik zal verraden worden, door de Farizeeën gegrepen en aan het gerecht overgeleverd en wat Mijn lichaam betreft als een doodgewone misdadiger aan het kruis gedood worden; maar op de derde dag zal Ik vanuit Mijn eigen kracht en macht weer opstaan, naar al Mijn vrienden en broeders toekomen en hun de macht verlenen om de mensen in Mijn naam hun zonden te vergeven en de doden tot leven te wekken. Kijk, vrouw, daaruit zal het laatste en grootste teken bestaan dat Ik in Mijn lichaam zal doen!'
[14] Maria, en de andere vrienden met haar, zeiden: 'Maar Heer en Meester, dat zult U toch niet aan U laten gebeuren?!'
[15] Ik zei: 'De wil van de Vader in Mij ken Ik alleen, en Mijn ziel weet wat Ik tot stand moet brengen! Wie zich niet aan Mij zal ergeren, zal evenals Ik de dood overwinnen en tot het eeuwige leven doordringen.
[16] Wie het leven van dit lichaam liefheeft omwille van de wereld, zal het leven van zijn ziel verliezen; maar wie het om Mijnentwille niet liefheeft, zal het voor eeuwig in Mijn rijk behouden.'
[17] Na deze woorden van Mij werden alle aanwezigen bedroefd en dachten er over na, waar dit op uit zou lopen.
[18] En Ik zei: 'Waarom zijn jullie daar bedroefd over? Denken jullie soms dat Ik jullie na de dood van Mijn lichaam zal verlaten? O, geenszins! Dan zal Ik pas echt bij de Mijnen blijven tot aan het einde der tijden van deze aarde, en voor iedereen die in Mij gelooft de poorten tot het eeuwige leven in Mijn hemelen openhouden. Weliswaar zullen Mijn schapen verstrooid worden als Ik, hun Herder, gedood word -maar Ikzelf zal ze dan weer verzamelen, en dan zal er voor altijd slechts één kudde en één Herder zijn; de bokken en de wolven in schaapskleren zullen echter verwijderd en aan het gericht en de dood van de materie overgeleverd worden.'
[19] Toen Ik deze kleine toespraak beëindigd had, klonk er een Stem in de lucht van de zaal, die de volgende woorden sprak: 'Deze Jezus van vlees en bloed is Mijn geliefde Zoon, die alle geslachten der aarde moeten loven! Hij is de belichaamde uitdrukking van Mijn liefde, Mijn wijsheid en Mijn wil. Ik ben in Hem en Hij is in Mij; Wij zijn volkomen één. Wie Hem ziet en hoort, ziet en hoort ook Mij; en wie Mijn wil doet, heeft het eeuwige leven in zich.'
[20] Na deze woorden vielen allen voor Mij neer en wilden Mij aanbidden.
[21] Maar Ik zei tegen iedereen: 'Sta op van de grond; want in dergelijk eerbetoon vind Ik geen welbehagen, maar wel in jullie liefde en in het feit dat jullie trouwen met daden in Mijn leer volharden!
[22] De vrede zij met jullie -echter niet een vrede zoals de wereld die heeft en geeft, maar de innerlijke vrede van het hart, van de ziel in Mijn liefde, die het eeuwige leven is! Amen.'
[23] Na deze woorden van Mij stonden allen op, bedankten Mij voor deze troost en werden weer blij.
«« 149 / 214 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.