De tegenvragen van de arts

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)

«« 177 / 214 »»
[1] Hierop zei de arts vol verbazing over de wijsheid van Rafaël: 'Zeer voorname vriend, je hebt in mij nu vrijwel alle oude twijfels gedood, en in mijn ziel begin ik lichter, meer levend en moediger te worden, waarvoor ik je uit het diepst van mijn hart dank en ook de rest van mijn hele leven dankbaar zal blijven; maar één vraag moet ik je toch nog stellen met betrekking tot hetgeen je mij hebt uitgelegd over de onmogelijkheid van het niet-bestaan. Als je mij die even begrijpelijk en helder kunt beantwoorden, dan zijn al mijn oude twijfels met betrekking tot het niet-bestaan, dat voor ons kortzichtige mensen nog altijd voorstelbaar is, volkomen teniet gedaan.
[2] Mijn vraag is: Waar en wat waren alle wezens die nu bestaan, voordat ze ontstonden door Gods almachtige wil? Waar en wat was ik vóór mijn verwekking en geboorte? Was ik al ergens, en was ik ook al iets? Waarom is daaraan in mijn ziel geen herinnering bewaard gebleven?
[3] Zonder die herinnering beschouwt mijn verstand ieder in de toekomst te verwachten bestaan evenals een eerder bestaan als een niet-bestaan, vergeleken bij mijn huidige bestaan, waarvan ik mij helder bewust ben; want als ik niet meer ben wat ik was, en als mij bij een toekomstig bestaan iedere herinnering aan een eerder bestaan, welk dan ook, geheel en al ontnomen wordt, dan is ieder bestaan voor mij hetzelfde als helemaal geen bestaan.
[4] Zo kan bijvoorbeeld - zoals enkele van onze vele antropologen aannemen - de ziel die nu in mijn lichaam woont in een hert of ook in een ander dier gehuisd hebben, waarvan ik mij niet het minste kan herinneren. Maar omdat ik van zo'n eerdere bestaanstoestand, welke dan ook, niet de allerminste herinnering bezit in mijn huidige bestaan, is voor mij zo'n eventueel eerder bestaan een volkomen niet-bestaan of, kortweg anders gezegd: degene die ik nu ben, ben ik nog nooit eerder geweest, en dus was ik er ook niet.
[5] En als ik in een toekomstig bestaan weer heel iets anders zal zijn dan ik nu ben, en mij ook iedere herinnering aan dat bestaan wordt ontnomen, dan zal ik ook niet meer degene zijn die ik nu ben, en dus opnieuw niet bestaan! Want wat voor nut hebben vele duizenden bij elkaar behorende schakels voor een ketting, als ze nooit tot een elkaar ondersteunende samenhang worden gebracht? Zolang ze niet tot een in elkaar grijpende samenhang worden gebracht, bestaat geen enkele voorgaande schakel voor de schakel die erop volgt; en als dat kennelijk het geval is, dan is het bestaan van de keten ook van geen betekenis en precies evenzo het bestaan van iedere afzonderlijke schakel met betrekking tot de andere schakel, waarmee die in geen enkel verband staat.
[6] Kijk, zeer voorname vriend, deze vraag bevat veel wat van buitengewoon groot belang is voor de mens, die armzalig is in zijn bewustzijn van het volle leven en op deze aarde maar voortleeft, vaak helder denkt en daarbij door de vrees voor een steeds pijnlijke en spoedige dood gepijnigd wordt. En ik heb je deze vraag absoluut niet gesteld met de bedoeling om jouw grote wijsheid daarmee op de proef te stellen, maar enkel met de bedoeling om door jouw alles doorziende wijsheid zelf duidelijkheid te verkrijgen. Zeer voorname vriend, spreek nu alsjeblieft!'
«« 177 / 214 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.