De arts vraagt naar het manna in de woestijn

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)

«« 190 / 214 »»
[1] Onze inwoners van Joppe bekeken de oever van het meer en spraken voortdurend over Mij. Ze bekeken ook het badhuis en verbaasden zich buitengewoon over de vele grote, zeer doelmatig ingerichte ruimten en de reinheid ervan; ze bekeken ook de hele grote tuin en roemden de eigenaar van het bad, de bouwmeester en de tuinman, die dat eens gemaakt moesten hebben. Ze vroegen ook aan deze en gene bediende van het badhuis hoelang die prachtige inrichting al bestond, wie de bouwmeester ervan was en waar hij vandaan kwam.
[2] Maar de dienaren mochten dat aan niemand vertellen, en ze gaven de vraagstellers ten antwoord dat ze dat wel van de eigenaar van het bad zouden horen, als het voor hun heil nodig zou zijn.
[3] Toen het veertigtal in de tuin tot bijna tegen de avond alles had bekeken en zich erg verwonderd had, gingen ze weer naar buiten en overlegden met elkaar waar ze zouden overnachten; en toen ze op de berg verscheidene tenten en een groot, overdekt terras dat aan een tempel deed denken, in het oog kregen, vroegen ze aan een dienaar, die zich in hun buurt bevond, of zij in de tenten op de berg de nacht mochten doorbrengen, aangezien zij arme mensen waren.
[4] Maar de dienaar zei: ' Als het tijd wordt voor de nachtrust, zullen jullie dat net als iedere andere gast mogen; heb nu echter geduld tot de heren die al bijna de hele dag aangenaam op de berg doorbrengen, naar huis komen!'
[5] Daar waren de genezenen ook weer mee tevreden en ze gingen aan hun tafels zitten, waar zich nog wat brood en wijn bevond, versterkten zich daarmee en spraken opnieuw met elkaar, met name over Mij.
[6] Wat gebeurde er echter intussen bij en onder ons op de berg, terwijl de armen beneden volgens Mijn wil werden behandeld, verzorgd en genezen?
[7] Onze Rafaël vertelde de aanwezigen alles wat er beneden gebeurde, en de schranderheid van de dienaar werd geprezen, evenals later die van de visser uit Joppe vanwege zijn optreden tegenover de schippers uit Tiberias. De leerlingen van Johannes zagen nu nog meer en duidelijker in dat de inwoners van Joppe niet zonder geloof in Mij door Mij van hun kwalen waren genezen.
[8] Toen Rafaël klaar was met zijn verhaal en de zon al sterk naar de horizon begon te neigen, liep de arts uit Melita nogmaals naar Rafaël toe en zei: 'Voorname vriend, sinds mijn geest hier door de woorden van de Heer uit jouw mond steeds wakkerder en helderder wordt, komt alles wat ik ooit heb gedaan, gezien en in boeken gelezen zo levendig terug in mijn herinnering, dat ik nu in staat zou zijn om alle boeken van Mozes, de profeten en nog veel andere dingen uit de boeken van de Joden woord voor woord voor je op te zeggen; en daarbij stoot ik nu op iets eigenaardigs in de tijd dat de Israëlieten in de woestijn verbleven en zich moesten voeden met het manna, dat met uitzondering van de sabbat dagelijks rijkelijk uit de hemelen op de aarde viel.
[9] Ik heb er nu niet de minste twijfel over dat die mannaregen een puur wonder was, en wat ik zo eigenaardig vind is dan ook niet het onmiskenbare wonder, maar het feit dat geen enkel mens op één dag voor zichzelf en de zijnen meer van het manna mocht verzamelen dan precies wat hij volgens het voorschrift voor één dag nodig had. Alleen op vrijdag mocht iedereen ook voor de sabbat, waarop er geen manna uit de hemel viel, de voorgeschreven voorraad manna voor zichzelf verzamelen; als iemand echter op een andere dag een voorraad voor de volgende dag verzamelde, raakte die bedorven, vol wormen en begon te stinken en was derhalve voor mensen noch dieren te eten.
[10] Welnu, in die merkwaardige verordening van Jehova, gegeven door Mozes en Aäron, kan ik de eigenlijke wijsheid van de Heer en de reden ervan niet ontdekken. Gebeurde het nu inderdaad zo, of is het alleen maar een allegorische, hiëroglyfeachtige weergave van een geheime, diep geestelijke waarheid, die pas in de mens onthuld wordt als zijn geest volledig in zijn ziel is gaan heersen?
[11] Als het echter inderdaad zo was, begrijp ik werkelijk niet waarom niemand een voorraad mocht verzamelen, behalve op vrijdag enkel voor de sabbat en niet voor een andere dag. En als het manna op de sabbat niet bedorven raakte, wormen kreeg en begon te stinken - waarom gebeurde het met een voor een andere dag verzamelde voorraad dan wel zoals dat beschreven is? Voorname vriend, zou je wat dat betreft ook niet een goed lichtje in mijn ziel willen ontsteken?'
«« 190 / 214 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.