In hoeverre de Joden de openbaringen opnemen

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)

«« 194 / 214 »»
[1] (De Heer:) 'Ja, ja, mettertijd zal er nog grote duisternis, ellende en nood over de mensen komen, zoals de mensen nog nooit eerder hebben meegemaakt; maar in die zeer diepe duisternis zullen heel velen het ware licht zoeken en ook vinden, en dat zijn degenen met wie Ik zal zijn en gericht zal houden over alle mensen der aarde!
[2] En zoals onze Henoch Rafaël nu getuige is van wat er nu gebeurt, zo zullen jullie er ook in die tijd getuige van zijn dat het gebeurt zoals Ik jullie nu heb voorspeld.
[3] Maar zeg niet in jullie hart, dat het niet netjes is om het al oude uitverkoren volk van God de macht en het licht te ontnemen en het aan de heidenen te geven!
[4] Ik zeg jullie: niemand neemt het de joden af en geeft het aan de heidenen, maar de joden zelf duwen tegelijk met het tot hen gekomen licht ook de macht van zich af. En als de heidenen met alle ijver aannemen wat de Joden verwerpen en verstoten -ben Ik het dan die de joden licht en macht ontneemt en die aan de heidenen geeft, of doen de blinde joden dat soms niet zelf?
[5] Ik zeg jullie: de joden hebben weliswaar de Schrift nog en houden daaruit voor het volk blinde preken vol van zelfzucht en overspelige onzuiverheid. In de Schrift staan de oude waarheden nog wel verhuld, maar ze worden niet volgens de geest van waarheid begrepen door de prediker, die geen innerlijk licht heeft, en nog minder door het volk; en zo leidt de ene blinde de andere, en als ze bij een kuil komen vallen ze er allebei in, en de een kan de ander niet helpen.
[6] Welk nut hebben Mozes en alle profeten dan nu voor de joden? De daarin aanwezige oorspronkelijke waarheden zijn voor hen niet eens zoveel waard als het verschijnsel van zojuist, dat voor jullie nauwelijks enige reële waarde kon hebben, aangezien het maar een vluchtig en voor het grootste deel verdraaid, door de lucht weerspiegeld beeld van dieper liggende werkelijkheden was.
[7] De huidige joodse priesters nemen af en toe nog wel eens zo'n tamelijk vergelijkbaar weerspiegeld beeld van de diepliggende waarheden van de Schrift waar; maar omdat hun hart en gemoed door de winden van alle wereldse zorgen maar al te gauw en gemakkelijk verscheurd wordt, wordt ook de spiegel van hun hart en gemoed, die de geestelijke dingen en waarheden uit de sfeer van het innerlijke, geestelijke leven op moet nemen, verscheurd en verstoord; zodoende kunnen ze de in de Schrift verborgen waarheden niet meer waarnemen en herkennen en werpen ze zich direct in de armen van iedere wereldse roes.
[8] Ze denken helemaal niet meer aan de lichte momenten die ze hebben gehad en drijven in al hun zwelgerij hun hele aardse leven maar zo verder; en als men hen waarschuwt dat ze zich op de weg van het verderf bevinden, dan raken ze vol ergernis en toorn en vervolgen ze Degene die vol nederigheid, liefde, zachtmoedigheid, geduld, deemoed en vol goedheid en erbarmen naar hen toe is gekomen.
[9] En als dat zo is -en jullie hebben je daar al herhaaldelijk van kunnen overtuigen - ben Ik dan degene die de Joden hun macht en licht afneemt en het aan de heidenen geeft, of doen ze dat zelf?
[10] Wie zoekt, vindt; aan wie komt vragen, wordt gegeven -al was hij ook een drievoudige heiden -en als er een heiden bij Mij aan de deur komt kloppen, wordt die voor hem opengedaan.
[11] En zo zal het gebeuren dat de oude kinderen van het licht des levens uit God door hun eigen doen en laten uitgestoten worden in de buitenste wereldse duisternis, waar ze als wolven en zwijnen zullen huilen en met hun tanden zullen klapperen; maar de kinderen van de wereld, namelijk de heidenen, zullen opgenomen worden in Mijn eeuwige rijk des levens.
[12] Zoals een moederkip haar kuikentjes lokt en ze onder haar vleugels tracht te verbergen en te beschermen tegen de vijanden, zo heb Ik altijd de kinderen van Abraham met Mijn vaderstem gelokt en wilde Ik hen verzamelen onder Mijn vleugels van licht, waarheid en eeuwig leven; en kijk, als Ik door de mond van de profeten sprak, zeiden zij: ' Aan de manier van spreken herkennen wij wel dat dat het woord en de stem van Jehova is; maar waarom komt Hijzelf niet naar ons toe, zoals Hij vroeger naar Abraham, Isaak en Jacob toe is gekomen, om met ons, Zijn kinderen te spreken?'
[13] Daarna kwamen er beloften en nog eens beloften, dat Ik in deze tijd Zelf zou komen met al Mijn macht en kracht en Mijn gehele eeuwige rijk des levens met Mij.
[14] De voorspelde tijd is gekomen en Ik met deze tijd, precies volgens de voorspelling; waarom nemen ze Mij dan niet aan, waarom herkennen ze Mij dan niet, waarom geloven ze niet in Mij, terwijl Ik toch ter ondersteuning van de eeuwige waarheid van alle voorspellingen over Mijn persoonlijke komst in deze wereld voor hun ogen tekenen doe, die buiten Mij en Mijn wil niemand kan doen?
[15] Als dank voor al Mijn liefde, goedheid, zachtmoedigheid, deemoed, geduld en erbarmen haten ze Mij en vervolgen ze Mij met alle haast en woede!
[16] Zijn dat nu de hooggeprezen kinderen van het licht? O, absoluut niet! Dat zijn nu kinderen van de hel, en niet God, maar de duivel is hun vader.
[17] Is het onder zulke omstandigheden dan onrechtvaardig van Mij als Ik nu de heidenen tot Mijn kinderen maak en de kinderen van de duivel daarheen verwijs, waar het rijk van hun huidige vader en heer is?
[18] Zeg Mij nu, schriftgeleerde, of Ik onrechtvaardig handel als Ik de al te erge Joden overeenkomstig hun eigen vrije wil laat varen en de heidenen macht en licht doe toekomen!'
[19] Hierop zei de schriftgeleerde: 'Heer en Meester, wie kan met U in het gericht treden? Wat U zegt is eeuwig waar, en wat U doet is eeuwig goed!
[20] Ook de heidenen stammen af van Noach, net als de Joden. Als ze nu weer naar U terugkeren is dat hun heil en geluk, en U verstoot hen niet - en wie zou dan kunnen zeggen dat het niet rechtvaardig zou zijn als U hen aanneemt in plaats van de kinderen van het licht, die U niet willen erkennen en aannemen als Degene die U voor ons geheel naar waarheid bent?!
[21] O Heer en Meester, vergeef mij de domheid van mijn eerder uitgesproken woorden! Met Uw genade zullen ook wij nog met alle dingen van Uw rijk eenmaal volledig in het reine komen.'
[22] Ik zei: 'Dat zullen jullie ook; maar jullie moeten je er zelf over verbazen dat de heidenen, die kinderen van de wereld zijn, nu in heel veel dingen en opzichten verstandiger zijn dan jullie! - Maar nu zullen we daar niet verder meer over praten!
[23] Het verschijnsel is nu helemaal verdwenen, en het is al tamelijk donker geworden; we zullen dan ook weer naar beneden naar het huis gaan en een reeds klaargemaakt avondmaal tot ons nemen. De mensen uit Joppe wachten al met groot verlangen op ons, en zij moeten ook op de hoogte gesteld worden van Mijn aanwezigheid. Als ze dat weten, zullen ze daar vast een grotere vreugde aan beleven dan de Joden in Jeruzalem, als Ik weer naar hen toekom. Laten we nu dus aanstalten maken om naar beneden naar het huis te gaan!'
«« 194 / 214 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.