De wens van de commandant en de vervulling daarvan

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)

«« 203 / 214 »»
[1] Toen ze allemaal wat geestdriftiger waren geworden van de wijn en allerlei zeer goede woorden over Mij hadden gesproken en kwade woorden over Herodes, die ze steeds de slechte en domme Antipas noemden, zei de overste: 'Wij zijn nu allemaal hier als vrienden en broeders, de paar soldaten niet uitgezonderd, omdat ook zij evengoed mensen zijn als wij en het werkelijk bittere lot op het meer met ons hebben gedeeld en door hun inspanningen veel aan onze redding hebben bijgedragen.
[2] Weliswaar zijn wij nu - Jehova, de Heer, zij alle lof en alle eer! - heel opgewekt en vol goede moed, en ik ben ook van mening dat wij er tegenover een Romeinse rechter van deze plaats heel goed vanaf kunnen komen - maar het lijkt nu nog niet de tijd te zijn om ons al te zeer door goede hoop in beslag te laten nemen.
[3] Het zou derhalve toch raadzaam zijn om nader te bespreken wat wij de rechter, voor wie wij morgen vast en zeker geleid worden, voor antwoorden zullen geven op zijn vragen over onze onderneming in deze streek, die per slot van rekening zonder toestemming van Rome totaalonrechtmatig is; want ik vertrouw de landelijke rust van deze nacht echt nog niet volkomen, ondanks de goede hoop die jij, mijn vriend (d.i. de commandant) zojuist onder woorden hebt gebracht.
[4] Ik heb de indruk dat wij morgen een niet minder erge storm te verduren zullen krijgen -zij het ook niet op het meer. Daarom zou het ons nu echt niet schaden als wij met ons nog tamelijk heldere verstand overleggen hoe wij onszelf uit deze fatale toestand kunnen helpen.'
[5] De commandant zei: 'Maar vriend, wat kan zo'n overleg en bespreking ons nu baten en helpen? Is het dan nog niet dieper tot je doorgedrongen, dat daar in het herenhuis mensen zijn die ook onze meest geheime gedachten wellicht al weten, nog voordat wij ze in onszelf hebben gedacht?
[6] Kijk, mensen die men morgen voor een strenge rechtbank willeiden, trakteert men bij de harde Romeinen nooit op zulk brood en dergelijke wijn, maar op heel armzalig brood en slecht water, op boeien en donkere kerkers en nog andere huiveringwekkende dingen; want tegenover misdadigers kennen de Romeinen nooit ook maar het minste vonkje menselijkheid. Laten we nu dus ook geen woord meer spreken over wat wij voor geen geld ter wereld meer kunnen veranderen.
[7] Het zou mijn wens zijn om die beroemde Nazarener te ontmoeten en met hemzelf over deze kwestie te praten; alleen hij zou ons allemaal het beste kunnen helpen! Ik stel al mijn vertrouwen op hem!'
[8] De overste zei: 'Ja, dat zou natuurlijk heel goed zijn, als hij hier inderdaad ook aanwezig zou zijn! Maar wat, als hij uiteindelijk toch niet aanwezig is?'
[9] De commandant zei: 'Dan zal er zonder mankeren een ander als zijn afgezant aanwezig zijn, die in zijn geest handelt en rechtspreekt. En met hem zal zeker een verstandig en waarachtig woord te spreken zijn. Laten we nu dus maar zo vrolijk en opgewekt mogelijk zijn; want vandaag hebben we toch al meer dan genoeg doorstaan en zijn in de storm waarlijk zo goed als tien keer gestorven! ,
[10] Toen de commandant dit had gezegd kwam er, door Mij gezonden, nogmaals een dienaar van Marcus naar de gezanten van Herodes toe, maar deze keer zonder brood en wijn.
[11] Toen hij bij de verblufte dienaren van Herodes aankwam, zei hij op vragende toon tegen hen ( een dienaar) : 'Wie van jullie is de moedige commandant, die de naam Leander draagt?'
[12] De commandant zei: 'Vriend, dat ben ik! Wat is er aan de hand? Wat moet er gebeuren?'
[13] De dienaar zei: 'Luister! Degene op wie jij je vertrouwen stelt en met wie jij graag zou willen spreken, is hier en Hij wil dat je naar Hem toe komt en dat Hij met jou spreekt! Volg mij dus naar het herenhuis!'
[14] Aanvankelijk was de commandant zeer verrast door deze uitnodiging.
[15] De overste wist zich van louter angst geen raad en zei halfluid bij zichzelf 'O, ik had wel gedacht dat onze zaak slecht zou aflopen!'
[16] De dienaar zei: 'Wat maak je je bang voor niets voor de grootste en hoogste Weldoener van de mensen?! Wie in Hem gelooft, op Hem bouwt en Hem vertrouwt, gaat nooit verloren! Kom nu met mij mee, commandant Leander; want de Heer wil alleen maar met je spreken!'
«« 203 / 214 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.