De bedenkingen van Nojed over de goddelijkheid van de Heer

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)

«« 24 / 214 »»
[1] Nu zei Nojed volkomen verbaasd: 'O grote en onbegrijpelijk wijze vriend! Deze woorden klonken wonderlijk in onze oren en ons hart! Uit je woorden hebben we begrepen dat jij meer bent dan een profeet; want behalve Mozes en Elia heeft geen profeet het zover gebracht, en zelfs zij spraken nooit over hun eigen heerlijkheid, maar altijd alleen maar over de heerlijkheid van God. Maar jij zei dat je een geheel eigenmachtig heer bent, dat je kunt doen wat je wilt en dat geen God en nog minder een mens jou ter verantwoording kan en mag roepen en vragen: 'Waarom doe jij dit of dat?' Luister, als dit getuigenis dat jij ons over jezelf geeft zonder twijfel waar blijkt te zijn, dan bestaat er tussen jou en God geen ander verschil meer dan dat jij net als wij een in de tijd ontstane God bent, en Jehova daarentegen sinds eeuwigheid God is! Welnu, dat is voor ons verstand toch echt wel wat te hoog gegrepen, ofschoon ook wij wel weten dat God door de mond van de grote profeet tot de toenmalige vrome Joden heeft gezegd: 'Jullie zijn goden, als jullie Mijn geboden nauwkeurig houden en zodoende Mijn wil tot die van jullie maken! ,
[2] Sindsdien hebben er tot in onze tijd heel veel Joden geleefd die Gods geboden van kind af aan heel strikt hebben opgevolgd; maar onder hen was er niet één die ook maar in de verste verte had durven beweren dat hij net als God een eigenmachtig heer was, die noch tegenover God en nog minder tegenover de mensen ooit verantwoording schuldig is voor al zijn doen en laten. Vriend, hoe moeten wij dit naar waarheid eigenlijk opvatten?'
[3] Ik zei: 'Dat is heel gemakkelijk en duidelijk! Heb Ik dan niet gezegd dat een mens die God en Zijn wil volkomen heeft leren kennen, daar onwrikbaar naar handelt en zo Gods wil geheel tot de zijne maakt, aan God gelijk is?! En als God door Zijn liefde, wijsheid en macht een Heer is, dan is iedereen die in alles aan God gelijk is geworden dat in de geest toch ook?
[4] Ik denk dat dat toch niet zo moeilijk te begrijpen is. Want waarover zou hij verantwoording van welke aard dan ook moeten afleggen tegenover God of zelfs tegenover een mens, als hij alleen maar vanuit Gods wil en geest denkt, wil, spreekt en handelt?
[5] Is Gods zuivere wil in de mens soms een minder goddelijke. wil dan in God Zelf, en heeft hij misschien minder zelfstandige macht dan m God, die juist door Zijn wil overal en dus heel zeker ook in de mens aanwezig is en werkt? Daarom moet een echte mens dan ook even volmaakt worden en zijn als zijn Vader in de hemel. En als de mens dat is, is hij dan niet ook een heer vol wijsheid, macht en kracht?!'
[6] Daarop zei Nojed: 'Grote en werkelijk meer dan wijze vriend! Je hebt levende en lichtend ware woorden gesproken, en ik kan daar niets tegen in brengen. Maar één ding blijft daarnaast ook nog waar, en dat is het volgende: de mens kan het via de weg van absolute zelfverloochening wel zover brengen dat hij op God gaat lijken en zodoende ook machtig wordt, zoals dat met name bij de grote profeten overduidelijk is gebleken; maar toch is en blijft de mens in een bepaald opzicht slechts een in de tijd ontstane en dus met al zijn op God lijkende volmaaktheid onderdanige en beperkte, heel kleine God, terwijl Jehova eeuwig, dus zonder begin, oneindig in tijd en ruimte en derhalve door niets beperkt is. En dit meer dan eindeloos grote verschil tussen de ene en eeuwig enig ware God en de in de tijd ontstane menselijke God zal eeuwig nooit weggevaagd kunnen worden.'
«« 24 / 214 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.