De bekentenis van de rovers

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)

«« 46 / 214 »»
[1] Olgon en ook enkele van zijn metgezellen zeiden: 'ja, wij zullen zwijgen! Want ook wij zijn onverzoenlijke vijanden van de onverzadigbare Farizeeën! Vroeger waren wij allemaal eerlijke joden en stonden in dienst van de Farizeeën. Omdat wij sterke en moedige mensen waren en ook de Schrift begrepen, verklaarden zij ons de wetten van de naastenliefde als volgt: Er stond wel geschreven dat men niet moet stelen en roven en ook niet belust moet zijn op het bezit van zijn naaste -maar dat had alleen betrekking op de joden onder elkaar. Wie echter slim, moedig en sterk was, kon de schatten van de heidenen stelen en ook met geweld wegnemen, zoveel hij maar wil en kan, en dan zou hij in Gods ogen geen zonde bedrijven; integendeel, God zou alleen maar een heel groot welbehagen hebben in zo'n moedige en slimme jood, die van Gods vijanden schatten steelt en rooft en een deel daarvan aan de tempel offert. Maar men moest de beroofde heidenen niet zonder noodzaak doden, opdat ze zich niet met hun tirannieke wet op de joden zouden storten, die toch al buiten alle proporties door hen verdrukt werden, en hen helemaal tot stervens toe zouden onderdrukken.
[2] En kijk, omdat wij de stem van de Farizeeën als de stem van God beschouwden, werden wij dan ook dieven en rovers, zonder daar een gewetenszaak van te maken; want wij bestalen en beroofden de heidenen - zoals wij aanvankelijk geloofden - immers in opdracht van jehova, zoals ook de grote koning David in opdracht van God de Filistijnen en andere slechte heidense volkeren van de bodem der aarde moest uitroeien, en God hem dat zeker als een verdienste aanrekende omdat Hij hem de man naar Zijn hart noemde!
[3] Zo dachten wij dus lange tijd dat wij mannen naar Jehova's hart waren; maar toen wij mettertijd zelf ontdekten hoe de tempeldienaren zichzelf aan de goederen van de joden begonnen te vergrijpen en het vermogen van arme weduwen en wezen naar zich toe trokken, echtbreuk pleegden, jongens en meisjes onteerden en nog vele andere gruweldaden pleegden, lieten wij ons hele geloof in een God en in Mozes varen en gingen wij voor onszelf aan het werk -en toen waren ook de rijke joden niet veilig voor ons! Daarom hebben we ook kleren van Grieken en Romeinen aangetrokken, om als zodanig eerder rijke Farizeeën en andere rijke joden dan Grieken en Romeinen van hun schatten te kunnen bevrijden.Van de armen hebben wij echter nooit iets weggenomen, maar hun wel vaak wat geschonken, met name als wij zo'n echt rijke buit te pakken hadden gekregen.
[4] Daar jij met je wonderbaarlijke alwetendheid precies wist wie wij zijn, en ook mijn echte naam je niet onbekend was, zul je vast ook weten dat het inderdaad zo met ons gesteld was als wij je nu naar waarheid en openlijk hebben verteld; en als zeer wijze profeet zul je ook de reden begrijpen waarom wij in deze tijd en al verscheidene jaren ware aartsvijanden van de Farizeeën en alle rijke orthodoxe Joden zijn geworden. En als jij ons nu een teken van jouw almacht over alles in de hemel en op aarde wilt geven om ons geloof in God en in jou, Zijn buitengewone gezant en uitverkorene, weer tot leven te wekken, kun je er zeker van zijn dat wij je nooit aan de Farizeeën zullen verraden. Geef ons daarom een paar bewijzen van je godgelijke almacht in de hemel en op aarde!'
[5] Ik zei: 'Goed dan, omdat je nu de waarheid hebt gesproken en tegenover Mij eerlijk hebt verteld hoe het jullie is vergaan, valt al jullie schuld op de Farizeeën terug, en daarom zal er des te meer verdoemenis over hen komen maar jullie vergeef Ik de zonden die jullie tot nu toe begaan hebben, als jullie voortaan je huidige bezigheden volledig opgeven en als eerlijke Joden ook eerlijk jullie kost verdienen; en dat kunnen jullie gemakkelijk doen, aangezien jullie je tot nu toe al meer dan genoeg aardse middelen hebben toegeëigend, waarmee jullie echter ook de armen - of het nu Joden of heidenen zijn, dat is nu om het even -rijkelijk moeten bedenken. Als jullie Mij ook dat eerlijk en oprecht beloven, dan wil Ik jullie ook onmiddellijk de bewijzen geven van wat Ik tegen jullie over Mezelf heb gezegd.'
[6] Allen zeiden, terwijl ze zich op de borst sloegen: 'Heer, dat willen en zullen wij doen, zo waar wij ons met onze eigen handen op de borst slaan en zo waar wij, door u opnieuw daartoe aangespoord, in de God van Abraham, Isaäk en Jacob geloven en al Zijn geboden precies willen houden, ook in al onze kinderen en kindskinderen tot aan het einde der wereld, als God ons wil helpen!'
«« 46 / 214 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.