[2] Maar de waard, die zelf bang werd vanwege de zo plotseling opgestoken storm, zei: 'Hoe kunnen jullie, dienaren van God, dat aan mij vragen? Anders weten jullie toch altijd alles en zeggen dat God zonder jullie, die Zijn enige plaatsvervangers en Zijn dienaren en knechten zijn, niets op deze wereld kan doen. Dan zullen jullie nu ook wel het best weten waarom God deze geweldige storm zo plotseling heeft laten ontstaan en hoe het af zal lopen. Wat moet Ik, die door jullie nog steeds als een halve Samaritaan word beschouwd, dan weten, als jullie, die zo dicht bij God staan, zelf vol vrees en angst vragen beginnen te stellen?'
[3] Eén van de Farizeeën zei:'Nou, nou, blaas maar niet direct zo hoog van de toren, omdat je een burger van Rome bent! Misschien weet die wonderbaarlijke Nazarener, die zeker goed ingewijd is in alle geheimen van de natuur, ons iets te vertellen? Want zoiets hebben we werkelijk nog nooit meegemaakt! Een storm, zoals die nu steeds erger begint te woeden, begint toch altijd met een tamelijk zachte wind, die steeds heviger wordt, net zo lang tot hij in een orkaan overgaat. Aan deze storm is echter niet het minste zuchtje voorafgegaan, maar hij kwam volkomen plotseling, als een machtige vloed, en loeit en raast nu met almaar toenemende hevigheid voort; in dat geval mag men toch wel vragen hoe dat moet aflopen?'
[4] Terwijl de Farizeeër zo nog verder wilde praten, ontlaadde zich buiten een heftige bliksem, waar onmiddellijk een geweldig dreunende donder op volgde. Toen renden de twee Farizeeën van schrik en angst naar ons toe om bij ons bescherming en troost te zoeken. Maar het duurde niet lang, of een tweede bliksem ontlaadde zich met een nog grotere hevigheid, die ook de overige Farizeeën en de schriftgeleerde naar ons toe bracht. Iedereen in het hele huis was vervuld van vrees en hevige angst en drong onze zaal binnen, en de Farizeeën kropen weg onder de tafel waar ze eerder aan hadden gegeten.
[5] Toen vroeg de waard aan Mij: 'Heer en Meester, het is moeilijk 's nachts de tijd te bepalen, wanneer je geen sterren ziet; maar naar mijn gevoel te oordelen zou het intussen wel eens bijna middernacht kunnen zijn. De meeste mensen hebben zich, moe van hun dagelijkse werk, zeker al twee uur geleden ter ruste begeven en zouden 's nachts rust moeten hebben; maar deze storm zal zeker niemand zijn rust gunnen, aangezien het razen ervan zo hevig is dat zelfs een halfdode wakker moet worden en geheel van angst en vrees vervuld moet raken. Waarom is deze storm nu zo plotseling ontstaan? Kijk, ik ben toch iemand die niet zo gauw bang wordt; maar ik beken eerlijk dat ik nu, ondanks Uw almachtige tegenwoordigheid, behoorlijk bezorgd raak door het razen en woeden van deze storm, die absoluut niet wil gaan liggen. Kunt of wilt U deze storm niet gebieden te gaan liggen? Want de nacht is toch een tijd van rust voor de hele natuur en niet een tijd van geweldige onrust. Waarom moeten zeker vele duizenden mensen en dieren door zo'n nachtelijke storm eigenlijk de grootste angst en vrees voelen?'
[6] Ik zei: 'Zie je ook bij Mij soms vrees en angst? Laat die uiterlijke storm maar woeden en razen; want geen enkel rechtvaardig mens zal daardoor een haar gekrenkt worden!
[7] Veel erger is de innerlijke storm van een grote zondaar, wanneer zijn einde nadert en hij de eeuwige dood voor zich ziet en vreest dat Gods toorn over zijn hoofd zal komen. Zal hij nog wel kunnen hopen bij God genade en ontferming te verkrijgen, terwijl hij nooit aan een arme ook maar de kleinste barmhartigheid heeft bewezen, maar wel heel veel mensen in de grootste ellende en de zwaarste nood heeft gedreven? Kijk, vriend, zo'n zielenstorm is onuitsprekelijk veel verschrikkelijker dan zo'n natuurlijke storm, waardoor de aarde een grote weldaad ontvangt en er daarnaast hier en daar maar een heel klein beetje schade wordt berokkend. Daarom laten wij deze natuurlijke storm dus maar een poosje woeden en razen, waarbij wij vol vertrouwen en goede moed kunnen zijn!'
[8] Toen Ik de waard daarmee had getroost en gerustgesteld, ontlaadden zich weer een paar geweldige bliksems waar zo'n machtig dreunende donder op volgde, dat het stevige huis van de waard er helemaal van trilde.
[9] Toen de Farizeeën, die onder een tafel bij elkaar waren gekropen, voelden dat het hele huis schudde, begonnen ze met trillende stem hardop te roepen: 'Jehova, God van Abraham, Isaak en Jacob, ontferm U over ons en laat ons niet te gronde gaan vanwege deze toverende en misdadig brutale Essenen, die' zich Joden noemen, maar met Samaritanen, heidenen, tollenaars en andere zondaars omgaan en zich boven ons, Uw echte dienaren, verheffen en ons overal bij de mensen in een kwaad daglicht stellen, Uw naam ijdel gebruiken en, zoals wij weten, ook herhaaldelijk de sabbat schenden!'
[10] De Farizeeën hadden dit nog maar nauwelijks gezegd, of opnieuw ontlaadden er zich een paar hevige bliksems met een luid geknetter, en één bliksem was zelfs ingeslagen in de synagoge die tegenover het huis van de waard stond en had het houtwerk, het dak en de banken, tafels en kasten in brand gezet.
[11] De waard zag dat direct door het raam van de zaal en zei tegen de Farizeeën: 'Sta op en ga blussen; want de laatste bliksem is in jullie synagoge ingeslagen en heeft het houtwerk in brand gezet! Kortom, de synagoge staat in brand; ga er dus heen en probeer jullie schatten en heiligdommen te redden!'
[12] Toen de Farizeeën dat hoorden sprongen ze direct op, maakten groot spektakel in het huis en wilden Mij en Mijn leerlingen ertoe brengen het vuur te blussen.
[13] Maar Ik zei ernstig: 'Wat heb Ik met jullie brand en jullie synagoge te maken! Jullie hebben jullie God toch al aangeroepen. Waarom verhoort Hij jullie bede dan niet? Werkelijk, als Ik, van wie jullie blinde Farizeeën denken dat Ik een Esseen ben, de God van Abraham, Isaak en Jacob zou vragen om de storm te gebieden op te houden, zou de storm ook onmiddellijk gaan liggen! Maar dat zal Ik nu niet doen; want jullie houden Mij voor een ketter en zondaar tegen jullie God, in wie jullie zelf in je hart nog nooit hebben geloofd. Wend je nu dus maar tot jullie God, en kijk of Hij jullie zal verhoren en helpen!'
[14] Hierop drongen de Farizeeën nog sterker aan en smeekten ons hen te helpen, als er bij die reeds grote uitslaande brand nog hulp mogelijk zou zijn.
[15] Ook de waard vroeg aan Mij: 'O Heer en Meester, als U deze blinde .Farizeeën niet wilt verhoren, wil dan toch mij verhoren! Want zie, mijn huis is maar zeventig passen verwijderd van de brandende synagoge; als de hevige wind zou draaien, zou ook mijn huis gevaar lopen in brand te vliegen, en dat kan des te gemakkelijker, omdat de storm niet met regen gepaard gaat!'
[16] Ik zei: 'Ik heb je al een keer de verzekering gegeven dat de rechtvaardige geen haar gekrenkt zal worden, en al zou de wind tien keer draaien, dan zal jou en jouw huis daardoor nog geen onheil overkomen. Maar dergelijke winden draaien niet zo gemakkelijk, wat Ik goed weet, daarom heb je dus niets te vrezen.
[17] Maar in de synagoge liggen een hele hoop onrechtmatig verkregen schatten waar arme weduwen. en wezen ronddwalend in den vreemde om jammeren en weeklagen, terwijl deze blinde Farizeeën, die zich door de Joden als dienaren Gods laten eren, zich hier totaalonbezorgd vetmesten, zonder zich te bekomnieren om het ware heil van de mensen. Daarom is het ook niet jammer van die schatten, waar God eeuwig nooit een welbehagen in kan hebben. Maar dezen hier, die nu terecht schade lijden, zullen in de toekomst nog een even goed leven leiden als ze tot nu toe hebben gedaan!'
«« 75 / 214 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.