[2] Ik zei: 'Vriend, er zijn nog heel veel blinden en doven van hart en van ziel; Ik moet ook bij hen komen en hen helpen. Zoals het jullie goed heeft gedaan dat Ik bij jullie kwam, zo zal het nog velen goed doen als Ik bij hen zal komen. Maar Ik zal toch nog enkele uren in jouw huis blijven; en in die tijd zullen we nog over het een en ander kunnen spreken. Maar laat nu nog een frisse, zuivere wijn op onze tafel zetten!'
[3] De waard zei: 'O Heer en Meester, een wijn, die redelijk fris, zuiver en goed is heb ik in al mijn kelders niet! Wat moet ik nu doen?'
[4] Ik zei: 'Ga maar naar de kelder die zich onder deze zaal bevindt, daar zul je wel wat wijn vinden!'
[5] De waard zei: 'O Heer en Meester, hier onder deze zaal is wel een oude kelder; maar daar bevinden zich alleen maar oud, vrijwel onbruikbaar geworden keldergerei zoals wijnzakken, kruiken en nog andere vaten. Maar wijn is daar absoluut niet te vinden!'
[6] Ik zei: 'Je moet juist uit die kelder wijn voor ons halen, opdat jij en allen die hier in jouw huis zijn, nog meer dan tot nu toe zullen merken dat geen enkele Esseen ooit in staat is om dergelijke dingen te doen, zoals de schriftgeleerde nog bij zichzelf denkt!'
[7] Hierop zei de waard: 'O Heer en Meester, behalve onze schriftkenner denkt nu vast en zeker niemand in mijn hele huis dat meer! Ik geloof dat in U de volheid van Gods geest lichamelijk woont! Uw wil is Zijn wil en Uw woord is Zijn woord, en daarom is alles wat U zegt een eeuwige waarheid, licht, liefde, leven en even goed als een volbracht werk. En zo geloof ik dan ook dat zich in die oude kelder wijn bevindt, en wel van de allerbeste soort!'
[8] Ik zei: 'Ga dan naar beneden en breng ons die!'
[9] Hierop nam de waard twee grote karaffen, evenals de opperknecht, gingen naar de genoemde kelder en troffen daar tot hun grote verbazing alle oude zakken, ongeveer honderd vijftig stuks, alle kruiken en andere vaten, die nu in goede staat verkeerden, vol met de beste wijn. Allebei proefden ze de wijn en vonden die buitengewoon goed en heerlijk van smaak. Ze vulden de vier meegenomen karaffen, brachten de wijn naar de tafel en vulden onze bekers, die al leeg waren.
[10] De Farizeeër was de eerste die zijn beker tot de laatste druppel leegdronk en daarna tegen zijn metgezel, die niet zo goed wijn durfde te drinken die misschien wel betoverd was, zei: 'Jij moet die wijn ook proberen, opdat ook jij inziet dat de geloofsbelijdenis van onze waard waar is!'
[11] Toen nam ook de schriftgeleerde zijn beker, begon de wijn te proeven, en omdat die hem maar al te goed smaakte, dronk ook hij zijn beker tot de laatste druppelleeg.
[12] Toen hij zijn beker helemaal leeggedronken had, zei hij (de schriftgeleerde): 'Werkelijk, dit is een van die tekenen die zich op geen enkele natuurlijke manier laten verklaren! Allerlei soorten zieken enkel door een meer dan vast geloof en een onbuigzame wil te genezen, dat heeft volgens oude sagen en overleveringen onder de mensen al eens bestaan; want er zijn, al is het ook sporadisch, hier en daar nog geheel en al onbedorven mensen, die een meer dan grote en even sterke levenskracht bezitten. Als zulke mensen met hun geloof en wil op een zieke willen inwerken, wordt de zieke als het ware doordrongen en vervuld van een stroom levensvuur en kan in één ogenblik gezond worden; over dergelijke genezingen weet men veel uit de oude geschriften van bijna alle ons bekende volkeren. Zo weet men ook dat er mensen bestaan hebben die al naargelang hun goede of kwade goeddunken bij klaarlichte dag allerlei dingen konden toveren en ook andere dingen konden doen, die een natuurlijk mens wonderbaarlijk moesten voorkomen. Maar oude, lege wijnzakken en andere vaten enkel door de wil ten eerste in een bruikbare staat te brengen en ze vervolgens ook met de zuiverste, beste wijn te vullen, dat is iets waar geen enkele van alle kronieken en oude sagen iets over kan vertellen. Dit beschouw ik dan ook als een bovenmenselijk teken, dat zonder een grote overvloed aan echt goddelijke kracht niet tot stand gebracht zou kunnen worden -en nu begin ook ik te geloven dat U werkelijk de Gezalfde Gods bent!'
[13] Ik zei: 'Daar doe je goed aan, als je dat gelooft; degenen die in hun geloof 'Heer, Heer en Meester' tegen Mij zullen zeggen, zullen Mijn rijk des levens echter niet geheel en al binnengaan, maar alleen diegenen die volgens Mijn leer zullen handelen en leven. Want Mijn woorden zijn leven en goddelijke kracht, als ze metterdaad door een mens worden uitgevoerd; maar bij mensen die de woorden wel horen en ze ook in hun herinnering bewaren, maar er niet naar handelen en leven, hebben ze geen nut voor het eeuwige leven van hun ziel, - maar zullen daarentegen voor hun tot een gericht zijn, wat de andere dood in het andere leven is. Ik heb het jullie nu gezegd, opdat niemand zich kan verontschuldigen dat hij het niet zou hebben geweten!'
[14] Daarop zei de schriftgeleerde: 'Heer en Meester, dat te geloven is voor ons niet moeilijk en wij zijn er door de tekenen die U hier hebt gedaan er volkomen van overtuigd dat Uw woorden de volle waarheid zijn; maar hoe zullen diegenen van de waarheid overtuigd worden, die Uw leer van ons zullen horen en voor wie wij geen tekenen zullen kunnen doen als definitieve bevestiging van de waarheid die Uw leer bevat?'
«« 82 / 214 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.