[2] Wat moet zo'n mens dan doen om op zo'n manier tot U te bidden, dat hij volledig gelooft dat U hem zult verhoren?'
[3] Ik zei: 'Die mens moet weten dat Ik ten eerste geen toornige en wraakzuchtige, maar een geduldige en liefdevolle, zachtmoedige God ben, zoals reeds door de mond van de profeten is gezegd en zoals Ik nu tot alle zondaars roep: 'Komt allen tot Mij, die vermoeid en met zonden beladen zijt; want Ik wil jullie allemaal verkwikken!'
[4] En ten tweede moeten de mensen zich altijd oefenen in het ware bidden en dat blijven volhouden; want een juist en vast vertrouwen wordt de mens ook eigen door de juiste oefening, die een leerling op wat voor gebied dan ook nog altijd tot meesterschap heeft gebracht.
[5] Iemand die welvoorzien is van alle goederen van deze aarde verleert het ware en gelovige bidden gemakkelijk. Als hij eenmaal in nood komt, dan begint hij ook wel hulp bij God te zoeken door te bidden; maar hij heeft er bij zichzelf te weinig vertrouwen in dat hij bij God verhoring zal krijgen, en dat komt duidelijk door een gebrek aan oefening in het levende, volle vertrouwen op God.
[6] En waardoor kan een mens zijn vertrouwen in God beter sterken dan door te oefenen, namelijk door onophoudelijk te bidden en te vragen? En waar dat onophoudelijke bidden en vragen hoofdzakelijk uit bestaat heb Ik jullie al duidelijk gemaakt.'
[7] Nu keken de leerlingen elkaar aan en Andreas zei: 'Heer, ik herinner mij nog heel goed het beeld dat U ons bij een soortgelijke gelegenheid hebt getoond, waarin sprake was van een bedelaar die 's nachts onbeschaamd ergens aan klopte, en aan wie de heer des huizes midden in de nacht tenslotte toch brood gaf, meer om van verder gejammer en gebedel af te zijn dan uit echte barmhartigheid.
[8] Ik heb voor mijzelf vaak nagedacht over dit enigszins merkwaardige beeld, maar ik kon het toch niet in overeenstemming brengen met Uw hoogste liefde en erbarmen. Nu pas begint het mij duidelijk te worden, nu U over het onophoudelijk bidden en vragen en ook over het oefenen in geloof en vertrouwen in U hebt gesproken.
[9] Met het 's nachts om brood vragen hebt U zeker het oefenen in geloof en vertrouwen in U bedoeld, terwijl U met de aanvankelijk wat hardhorige huisvader Uzelf en met de bedelaar ons mensen hebt weergegeven, en hebt laten zien dat wij niet moeten ophouden te bidden en te vragen, ook al worden wij niet onmiddellijk door U verhoord.
[10] U wilt Zelf dat wij met ons onophoudelijke bidden en vragen werkelijk tot uitentreuren bij U moeten komen, voordat U ons verhoort, want daardoor wilt U dat ons vertrouwen in U aldoor en in toenemende mate geoefend wordt, waardoor wij uiteindelijk zo sterk kunnen worden dat wij onze eigen dag des levens, die Uw rijk in onszelf is, kunnen bereiken; daarin dragen wij dan als Uw kinderen in Uw geest en wil in het hart van onze ziel zelf iedere hulp en kracht en zullen we U verder niet aldoor lastig hoeven te vallen met bedelen in de nacht van ons leven. Want nu moet de mens m zijn zwakheid van zijn levensnacht hulp zoeken; maar als hij eenmaal door Uw genade zelf sterk en machtig is geworden, dan kan hij zichzelf?elpen! - Heer, heb ik het beeld dat U destijds gegeven hebt overeenkomstig de waarheld begrepen?'
«« 87 / 214 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.