Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

16678 resultaten - Pagina 668 van 1112

...  656 - 657 - 658 - 659 - 660 - 661 - 662 - 663 - 664 - 665 - 666 - 667 - 668 - 669 - 670 - 671 - 672 - 673 - 674 - 675 - 676 - 677 - 678 - 679 - 680 - 681  ...
[33] Soms nemen enkelen zo'n aanwijzing ter harte en bekeren zich. Maar meestal worden ze na zo'n droomgezicht pas hele­maal dol en vallen ze terug in hun geestloze, pure zielenstaat, die dan nog veel slechter wordt dan de eerste. En zulke toe­standen zijn dan reeds de hel, waaruit het heel moeilijk is een uitweg te vinden! Wie dan niet het smalle pad door zijn eigen hart gaat, komt niet gauw meer goed terecht en kan triljoenen en deciljoenen aardse jaren in zo'n hel blijven zitten. ­ Er is nu dus getoond, hoe het zielenleven in het hierna­maals twee precies tegengestelde hoofdrichtingen en gesteld­heden kent: naar boven of naar beneden. Met dit alles is even­wel nog niet iedere bestaansvorm in de geestenwereld beschre­ven, maar alleen zoals gezegd de twee algemene hoofdrichtin­gen, dus het meest uitgesproken pro en contra.
Hoofdstuk 13: Over het weerzien in het grote hiernamaals - Jakob Lorber - Over de drempel van de dood
[31] Als zulke ongelukkige zielen eenmaal met verscheidene dui­zenden bij elkaar zijn -waarbij die massa's er in de geestenwe­reld voor het oog van zuivere geesten ongeveer uitzien zoals op aarde het gloeien van de lucht wanneer er ergens een huis in brand staat -kiezen ze diegene onder hen die het felst gloeit en die zij als de moedigste en wijste beschouwen, tot aanvoer­der. Deze leidt hen dan over een bodem die gewoonlijk over­eenstemt met de fantasie van zulke zielen en die er uitziet als een duistere zandsteppe of een onafzienbare vlakte, waarop niets anders groeit dan wat droog mos. Op zo'n bodem ont­dekken ze na lange omzwervingen, en door hevige honger en dorst gekweld, gewoonlijk niets anders dan nóg een soortge­lijke, rondtrekkende horde met een fel gloeiende aanvoerder. Wat er dan gebeurt is dat zij ofwel elkaar uit te grote wraak­zucht aanvallen, verscheuren en verminken, ofwel zij vereni­gen zich onder twee aanvoerders. Dat geeft echter voortdu­rend aanleiding tot wrijvingen, omdat elk van de twee aan­voerders de belangrijkste wil zijn, wat na korte tijd toch een oorlog tussen de twee horden teweeg brengt­
Hoofdstuk 13: Over het weerzien in het grote hiernamaals - Jakob Lorber - Over de drempel van de dood
[27] Voor zo'n ziel wordt haar eigen geest dan tot een onverbid­delijke rechter. Hij laat haar uiteindelijk de voorgespiegelde dingen en objecten bereiken en staat haar toe zich daaraan te verlustigen zoals haar onzuivere aard dat wil; maar dat verlus­tigen bezorgt de ziel altijd een hevige en brandende pijn en maakt haar voor lange tijd weer helemaal duister.
Hoofdstuk 13: Over het weerzien in het grote hiernamaals - Jakob Lorber - Over de drempel van de dood
[28] Vervolgens laat de geest toe dat de aldus duister geworden ziel in haar grote woede die haar doorgloeit en haar een boos­aardig licht geeft, waardoor zij soortgelijke zielen om zich heen begint waar te nemen, nu werkelijk zielen van haar soort ontmoet.
Hoofdstuk 13: Over het weerzien in het grote hiernamaals - Jakob Lorber - Over de drempel van de dood
[29] Dan ontstaan er onmiddellijk contacten en samenscholin­gen van zulke zielen, die elkaar hun woede kenbaar beginnen te maken. Ze verschansen zich tegen de vijanden, met wie ze in hun droomleven, dat zulke zielen echter voor werkelijkheid houden, op een voor hen weerzinwekkende manier in aanra­king komen en nemen het wraakzuchtige besluit om nog eer­der zichzelf hoe dan ook te doden dan zich ook maar de aller­minste goddelijke ordening te laten welgevallen.
Hoofdstuk 13: Over het weerzien in het grote hiernamaals - Jakob Lorber - Over de drempel van de dood
[23] De oergeest werkt nu in het hart van de ziel tegen de begeerten van de ziel en schept nu steeds meer beelden voor haar, die enerzijds datgene bevatten wat de egoïstische, heers­zuchtige en genotzuchtige instelling van de ziel aanspreekt. Maar zodra zij die dingen in haar droom, die zij natuurlijk voor de werkelijkheid houdt, vol begeerte wil grijpen, worden ze teniet gedaan of wijken ze terug en vluchten weg. Anderzijds worden voor de zielook beelden geproduceerd die nuttig voor haar zijn en, als ze die aangrijpt en tot haar best­wil aanwendt, blijven bestaan en dan begint zich uit de droom een hechte en blijvende wereld voor haar te ontwikkelen.
Hoofdstuk 13: Over het weerzien in het grote hiernamaals - Jakob Lorber - Over de drempel van de dood
[22] Deze activiteit (van de oergeest uit God) brengt de woeste activiteit van de ziel tot bedaren, zodat de ziel tenslotte in zichzelf gewoon in slaap valt en dus rust. Tijdens deze rust is ze meer verenigd met haar oergeest uit Mij en komt ze tot een échte droom, waarin ze ook blijft, omdat ze zich in die toe­stand heel behaaglijk voelt; deze toestand noemden de oude zielen­ en levensonderzoekers de 'zielenslaap'.
Hoofdstuk 13: Over het weerzien in het grote hiernamaals - Jakob Lorber - Over de drempel van de dood
[24] Hoe meer de ziel datgene aanneemt wat haar door haar oer­geest wordt aangeboden, des te meer verenigt zij zich met hem en gaat ze zo ongemerkt in haar oergeest op en daarmee in het oerlicht en alle daaruit voortvloeiende waarheid. Dan herkent ze weldra zichzelf weer helemaal en al haar bekenden en ver­wanten, door wie ze dan gewoonlijk naar Mij toe wordt geleid, en tijdens die ontwikkeling wordt haar, al naar de mate van haar voleinding en eenwording met haar geest, steeds meer licht en wijsheid gegeven alsook het vermogen om vol­ledig in de natuurlijke werelden te kunnen zien en daar op vruchtbare wijze actief te kunnen worden. Dat in dit geval een weerzien met velen het volkomen natuurlijke gevolg is van haar geestelijke voleinding, hoeft verder eigenlijk geen betoog.
Hoofdstuk 13: Over het weerzien in het grote hiernamaals - Jakob Lorber - Over de drempel van de dood
[20] Als nu in een overleden ziel op die manier het zojuist beschreven gloeiende schijnsel zich ontwikkelt, begint ze daar­door de in haar hersenen aanwezige geestelijke indrukken heel zwak te zien en herkent ze weldra veel kwaads en weinig goeds in haar wezen. In dat schemerlicht ziet ze ook niet zelden een mug voor een olifant aan, en omgekeerd een olifant voor een mug. Uit zulke waarnemingen ontwikkelen zich in de ziel ver­volgens allerlei luchtige en doorzichtige -je zou kunnen zeg­gen 'vormloze' vormen, die lijken op de luchtkastelen van een verliefde jongeman in de wereld, die bij een heel levendige fantasie niet zelden gedurende enkele ogenblikken tot een werkelijk zichtbare realiteit worden, maar bij de minste verstoring van het gemoed in het niets verdwijnen.
Hoofdstuk 13: Over het weerzien in het grote hiernamaals - Jakob Lorber - Over de drempel van de dood
[13] Dat een dergelijke toestand maar al te gauw ondraaglijk wordt voor een ziel die aan alle bekoringen van het leven gewend is, is gemakkelijk te begrijpen en aan te voelen. Zo'n ziel wordt weldra heel vreesachtig en angstig en tenslotte geër­gerd en kwaad, waardoor zich in haar een soort gloeiend schijnsel ontwikkelt.
Hoofdstuk 13: Over het weerzien in het grote hiernamaals - Jakob Lorber - Over de drempel van de dood
[10] Beteren zij zich echter niet, dan blijven ze ondenkbaar lange tijd in hun steeds boosaardiger wordende droomwereld. Dan is er geen sprake van een vreugdevol weerzien en herken­nen, evenmin als iemand zich in een droom zijn uiterlijke omstandigheden en levenstoestanden kan herinneren, maar enkel ziet wat zijn fantasie hem in beelden voorschotelt. Evenmin en eigenlijk nog veel minder kan een duistere ziel zich aan gene zijde iets herinneren of iets herkennen; want in haar droomwereld is ze nooit actief, maar altijd alleen maar passiet: en daarom kan ze zich, naar aardse begrippen gedu­rende een eeuwig durende tijd, niet meer uit zichzelf bevrij­den!
Hoofdstuk 13: Over het weerzien in het grote hiernamaals - Jakob Lorber - Over de drempel van de dood
[4] Als iemand reeds hier op aarde de ware, volledige wederge boorte van zijn geest heeft bereikt, wat voor iedereen met enige inspanning mogelijk is, en hij als een volledig wederge­boren mens hier zodanig leeft dat hij de geestenwereld en al haar omstandigheden en ook haar daarmee overeenstemmen­de invloed op de materiële wereld, evenals de materiële wereld zelf, volledig kan doorzien -dan zal bij hem het afleggen van het stoffelijke lichaam onmogelijk een verandering in zijn denken, zijn willen, zijn herinneren en zijn levende subjectie­ve en objectieve bewustzijn teweeg brengen; het lichaam op zich bezit immers geen bewustzijn en is ook niet in staat zich iets te herinneren.
Hoofdstuk 13: Over het weerzien in het grote hiernamaals - Jakob Lorber - Over de drempel van de dood
[89] De arme zegt: 'O vriend, waar zou ik de woorden vandaan moeten halen om de pracht en majesteit van deze stad te beschrijven! Ontelbaar is het aantal grote en prachtige palei­zen, en ze schijnen allemaal bewoond te zijn! O God, deze glans, deze pracht en deze oneindige majesteit! De schoonheid ervan is onbeschrijfelijk en voor geen mens te vatten! Maar nu we eenmaal in de stad zijn, vraag ik je: waar is nu Emmaüs, en waar is de Heer Jezus, die zich nog altijd niet aan mijn ogen wil vertonen?'
Hoofdstuk 11: De verlossing van een arme man - Jakob Lorber - Over de drempel van de dood
[72] De boodschapper zegt: 'Dat kan wel zijn, maar ze zijn ook heimelijk erg verheugd over jou, zoals over iedereen die hier­heen komt met zoveel liefde als jij. Zie daar in oostelijke rich­ting, waar zich een glooiend gebergte verheft, waarboven een prachtig morgenrood straalt -daar loopt onze weg overheen en die zullen we heel gemakkelijk en snel afgelegd hebben! Vanaf die hoogte zul je dan het nieuwe, heilige Jeruzalem voor je zien, de eeuwige stad van God, en daar zul je eeuwig wonen!'
Hoofdstuk 11: De verlossing van een arme man - Jakob Lorber - Over de drempel van de dood
[56] De arme zegt: 'Dan zou alleen mijn overgrote liefde voor Hem misschien wel mijn tong, maar nooit mijn moed kun­nen verlammen. En werkelijk, er is niet veel moed voor nodig om tegenover God te bekennen, dat men zich tegenover Hem oprecht als een nutteloze knecht voelt, die daarom Zijn gena­de en erbarmen nodig heeft.
Hoofdstuk 11: De verlossing van een arme man - Jakob Lorber - Over de drempel van de dood
...  656 - 657 - 658 - 659 - 660 - 661 - 662 - 663 - 664 - 665 - 666 - 667 - 668 - 669 - 670 - 671 - 672 - 673 - 674 - 675 - 676 - 677 - 678 - 679 - 680 - 681  ...