Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

16678 resultaten - Pagina 669 van 1112

...  657 - 658 - 659 - 660 - 661 - 662 - 663 - 664 - 665 - 666 - 667 - 668 - 669 - 670 - 671 - 672 - 673 - 674 - 675 - 676 - 677 - 678 - 679 - 680 - 681 - 682  ...
[33] Verheug je dus nooit over de rijken van deze wereld, maar beklaag ze liever, want zij zijn arm in de geest. Verheug je des te meer over diegenen die zich net als jullie in allerlei beproe­vingen en nood bevinden! Want zij sterven iedere dag in Christus, om daarna aan het einde niet meer te sterven, maar op te staan tot het eeuwige leven in Christus.
Hoofdstuk 11: De verlossing van een arme man - Jakob Lorber - Over de drempel van de dood
[12] Als een mens op deze wereld maar heel weinig of vaak ook helemaal niets heeft gedaan om datgene wat zijn ziel in haar hart verborgen meedraagt, tot leven te wekken en te ontwik­kelen, maar alles alleen aan de ontwikkeling van zijn uiterlij­ke verstand besteed heeft en dat heeft benut om zorgvuldig de wegen te kiezen waarop hij zich wereldse schatten kon ver­schaffen -van welke aard die ook mogen zijn en welke naam ze ook mogen dragen -om daarmee voor zichzelf de meest verfijnde en in elk opzicht meest aangename genietingen en bekoringen te verkrijgen, dan is, als de ziel van zo'n mens aan gene zijde arriveert, haar goddelijke lichtkamer stevig versperd en afgesloten. Het licht van het aardse verstand echter is eigenlijk alleen maar een combinatie van uiterlijke, materiële lichtbeelden, die op de vele miljoenen lichtvlakjes van de her­senplaatjes*( * zie Het Grote Johannes Evangelie, deel IV / 226 -240 voor de bouw en functie van de hersenen. ) voor de ziel zichtbaar zijn. Aan de hand daarvan maakt de puur materieel ingestelde ziel altijd, op de manier van de domme astrologen, haar materiele berekeningen en voelt zich dan als het ware door de macht van dat bijgeloof gedrongen om daarnaar te handelen. Dat verstandslicht blijft natuurlijk in de wereld achter, net zoals een beeldengalerij achterblijft wanneer de beeldenliefhebber sterft. Het gevolg is dat zo'n ziel dan noodzakelijkerwijs totaal duister in de gees­tenwereld aankomt en niets anders overhoudt dan alleen het bewustzijn ofwel de uitdrukking van leven, en slechts enige herinnering aan haar aardse toestanden en omstandigheden voor zover die in de overeenkomstige hersenkamer van de ziel in overeenstemmende symbolen zijn opgetekend en die de nog altijd uiterst gevoelige ziel voelt en gewaar wordt, ook al kan ze de beelden als gevolg van haar duisternis niet helder bekijken­
Hoofdstuk 13: Over het weerzien in het grote hiernamaals - Jakob Lorber - Over de drempel van de dood
[11] Wie hier niet ten minste voor de helft in de geest wordt wedergeboren, komt aan gene zijde min of meer in de hierbo­ven beschreven toestand, waarin hij zichzelf evenmin kan hel­pen als een embryo in het moederlichaam, wiens activiteit en bewegingen afhangen van de noodzakelijke uiterlijke toestand van de moeder. Maar toch bestaat er een heel specifieke gesteldheid bij zulke zielen, die enigszins verschilt van de toe­stand van het embryo in het moederlichaam. En dat verschil is -om voor het verstand van de mensen begrijpelijk te spre­ken -dat het embryo, dat een zich nieuw ontwikkelend schep­sel is, in het moederlichaam volslagen lijdzaam is, terwijl een duistere ziel geheel vanuit zichzelf actief en passief tegelijk is en, omdat ze niet wil, niet inactief kan worden omdat zij daar­door niet-lijdzaam zou worden. Maar hoe komt dat?
Hoofdstuk 13: Over het weerzien in het grote hiernamaals - Jakob Lorber - Over de drempel van de dood
[8] Dat onvolmaakte zielen na het verlaten van hun lichaam maar al te gauw steeds duisterder worden, komt door hun kwaadwilligheid. Zulke zielen zien dan natuurlijk niets meer van de wereld en dat is ook nodig, omdat ze in ziende toe­stand de wereld en met name diegenen die zij tot hun vijan­den rekenen, veel schade zouden toebrengen. Zulke zielen en de desbetreffende geesten zien alleen dat wat zich uit hun fan­tasie als een lage droomwereld ontwikkelt. Zij blijven vaak honderden jaren in die fantasiewereld, terwijl ze de voortdu­rend nieuw aankomende zielen aan gene zijde niet zien, ook al waren dat op aarde hun naaste verwanten en zien deze hen wél direct. Gedurende lange tijd nemen zij alleen hun eigen fantasiewereld waar en zijn zij alleen toegankelijk voor enge­len die hen onderwijzen middels zuivere overeenstemmende beelden, die ze in de fantasiewereld van zulke blinde zielen weten binnen te schuiven.
Hoofdstuk 13: Over het weerzien in het grote hiernamaals - Jakob Lorber - Over de drempel van de dood
[6] Maar omdat niet slechts één, maar alle volgens Mijn orde levende mensen naar hetzelfde volmaakte leven overgaan, is het zinloos te vragen of er ooit een weerzien zal zijn. Want als de mensen reeds in dit onvolmaakte marionettenleven het ver­mogen hebben elkaar te herkennen en in natuurlijk opzicht weer te zien -wat zij toch niet kunnen betwisten of betwij­felen -dan zullen ze dit vermogen des te meer hebben in het geheel volmaakte, zuiver geestelijke leven, waarin hun hele wezen de onvergankelijke uitdrukking en het fundamentele beginsel is van al het leven en van alle omstandigheden en gebeurtenissen daarvan! Op deze wereld herkent de ziel door de in haar wonende geest immers via het lichaam de haar bekende en verwante mensen; ze kan bevriend en volkomen verwant raken met anderen, die zij vervolgens als zodanig altijd herkent aan hun gestalte en karakter. Als nu de ziel en de geest dat kunnen door de kerkermuren van het op zichzelf dode lichaam heen, hoeveel te meer zullen zij dat dan kunnen in hun volledig vrije toestand! Dat is immers al heel dikwijls waargenomen bij veel mediamieke personen die met gesloten ogen niet alleen hun omgeving vaak tot in alle bijzonderheden zagen, maar desgevraagd ook mensen die zich ergens in verre landen bevonden en al hun toestanden en omstandigheden snel en precies herkenden! En toch is een ziel van zo'n medi­um, hoe helder ook, nog lang niet in die vrije toestand, waar­in zelfs een minder volmaakte ziel zich na het afvallen van haar lichaam bevindt!
Hoofdstuk 13: Over het weerzien in het grote hiernamaals - Jakob Lorber - Over de drempel van de dood
[31] Want een arme die zich aan de wil van de Heer overgeeft sterft constant, en als zijn doel bereikt is, is hij ook al helemaal klaar met de dood en kan hij dus niet meer sterven, maar enkel opstaan in Christus. -Heel anders is het echter met die mens gesteld, die voortdurend zijn lusten heeft nagejaagd. Zo iemand sterft bij de dood van zijn vlees werkelijk en volledig, en kan aan gene zijde slechts met veel moeite -of ook wellicht helemaal niet meer -opgewekt worden.
Hoofdstuk 11: De verlossing van een arme man - Jakob Lorber - Over de drempel van de dood
[23] De vrouw herstelt zich al gauw en zorgt er nu voor -terwijl ze Mij voor deze redding dankt -dat de man, wiens einde heel nabij is, warme soep krijgt. De soep is snel klaar en wordt onder duizend zegeningen aan de man gegeven die hem, ter­wijl hij Mij en de zijnen bedankt, met smaak verorbert.
Hoofdstuk 11: De verlossing van een arme man - Jakob Lorber - Over de drempel van de dood
[20] Met dit 'loffelijke' voornemen, in opdracht van het politie­bureau, gaan ze samen met het arme meisje de donkere kamer binnen. Zij eisen dat er onmiddellijk licht wordt gemaakt en sommeren de vrouw om alle inlichtingen over de bewuste man te geven, anders zal zij met hen mee moeten naar het politiebureau. Als de arme vrouw dat hoort, zakt ze van angst in elkaar. De oudste dochter, die ook trilt van angst, maakt het gevraagde licht en de twee gerechtsdienaren zten nu de half­naakte zieke man op de grond liggen, slechts bedekt met wat armzalige lompen. Zij schrikken aanvankelijk wel enigszins terug, maar vermannen zich al gauw en vragen de geschokte vrouw wie die bewuste man was en waar hij woont.
Hoofdstuk 11: De verlossing van een arme man - Jakob Lorber - Over de drempel van de dood
[5] Door het bereiken van de wedergeboorte gaat het leven met al zijn in­ en uitwerkingen reeds aan deze zijde geheel over in de geest, die zich voor eeuwig in het hoogste en zuiverste zelf­bewustzijn bevindt en die boven alle materie verheven is. De materie is alleen een voor een bepaalde tijd gefixeerde gedach­te, een vastgehouden idee die tijdelijk een uiterlijk zichtbare vorm krijgt. Als dat zo is, dan zal het, denk Ik, voor iedereen die daar wat dieper over nadenkt wel volkomen duidelijk zijn -temeer daar hem voor dat inzicht talloze bewijzen ter beschikking staan uit het leven van zieners, profeten en mediamieke mensen -dat het zuiver geestelijke leven in het hiernamaals veel lichtvoller moet zijn en ook veel helderder bewust van zichzelf en van alle overige subjectieve en objec­tieve processen, toestanden en omstandigheden van het leven. En wel in de mate waarin de geest, die zelf licht, leven, kracht en volledig bewustzijn is, voor eeuwig staat boven de materie, die zoals gezegd niets anders is dan een gefixeerde uitdrukking van de gedachten en ideeën van de geest.
Hoofdstuk 13: Over het weerzien in het grote hiernamaals - Jakob Lorber - Over de drempel van de dood
[2] Bij veel mensen die hun hoofd en hart op de rechte plaats heb­ben, blijft, wanneer zij niet al te vast in hun geloof staan, de beklemmende vraag bestaan of er na dit korte aardse leven nog een verder leven zal zijn en hoe dat er dan wel uit zal zien. Zal de mens zichzelf nog herkennen als dat wat hij hier op aarde was en zal hij zijn bewustzijn en de volledige herinnering aan al zijn aardse toestanden behouden, of zal zijn bewustzijn en herinnering veeleer lijken op dat in een droom? Een droom, waarin de mens wel zichzelf herkent als degene die hij in het wakende aardse leven was en zich wel bewust is van zijn per­soonlijkheid, zij het onder steeds nieuwe levensomstandighe­den, maar waarin alle objectieve levensomstandigheden van déze zijde vrijwel alle realiteit verloren hebben, behalve de enkele dingen die diep in de gevoelswereld van de mens ver­ankerd liggen, zoals bijvoorbeeld zijn naaste verwanten en de eigen leef­ en woonomgeving, maar zelfs ook deze vrijwel altijd in vreemde omstandigheden en vormen? En is er in het grote hiernamaals onder zulke geestelijke omstandigheden wel een weerzien waarbij men elkaar over en weer herkent?
Hoofdstuk 13: Over het weerzien in het grote hiernamaals - Jakob Lorber - Over de drempel van de dood
[87] De arme man kijkt nu weer ingespannen naar alle kanten waar hij Jezus dan wel zou moeten zien; maar hij ziet niemand die hij voor Jezus zou kunnen houden. Daarom wendt hij zich weer tot de boodschapper en zegt: 'Het is toch vreemd! Jij zei dat ik Hem al zie, maar Hem alleen nog niet herken. Nu heb ik allen die ons volgen toch nauwkeurig bekeken, maar onder hen kan Hij niet zijn, want allen lijken diep geroerd te zijn en volontzag, en allemaal loven en prijzen ze als uit één mond Jezus, de Heer in eeuwigheid. De drie in het wit geklede man­nen doen dat ook, en dus valt het nauwelijks aan te nemen dat de Heer Jezus Jehova zich onder hen bevindt. En toch zei jij, dat ik Hem zie! O, ik smeek je, zeg mij toch hoe en waar ik Hem dan zie?'
Hoofdstuk 11: De verlossing van een arme man - Jakob Lorber - Over de drempel van de dood
[67] De arme staat nu onmiddellijk op en voelt zich helemaal vrij en sterk en vol kracht. Hij zegt tegen de boodschapper, die er heel eenvoudig en sober uitziet: 'Verheven afgezant van de almachtige God, een onbegrijpelijk gevoel van geluk trok door mijn hele wezen toen je mij de hand gaf. En dat is het zekers te bewijs voor mij dat je werkelijk als boodschapper van de Allerhoogste naar mij arme zondaar bent gezonden. Niet alleen omdat deze drie broeders dat hebben gezegd, die mij grote angst en vrees voor jou wilden aanjagen, maar omdat mijn eigen onbedrieglijke gevoel mij zegt dat het zo is. 0, wees dan zo goed en zeg mij wat ik van de uiterst rechtvaardi­ge rechterstoel van God te verwachten heb? Verdiensten heb ik niet en zal ik ook nooit hebben, maar zeg mij of ik op gena­de en erbarmen mag hopen, want ik voel dat ik in Gods ogen een grove en grote zondaar ben; zeg mij of ik op genade en erbarmen mag hopen?'
Hoofdstuk 11: De verlossing van een arme man - Jakob Lorber - Over de drempel van de dood
[64] Ik weet ook werkelijk niet wat wij als schepselen tegenover de almachtige God voor verdiensten zouden kunnen hebben die het belonen waard zouden zijn. Heeft God onze hulp ooit nodig gehad? Hebben wij God, de Heer, soms geholpen de hemelen en de aarden te scheppen -of de verlossing helpen volbrengen? Of is iemand God, die alleen heilig is, soms van dienst geweest door de voor zijn bestwil gegeven wetten in meerdere of mindere mate in acht te nemen? Ik denk dat God ook zonder ons even volmaakt God zou zijn als Hij nu is, aan­gezien wij toch alleen maar de bestemming hebben Zijn ein­deloze genade, erbarmen en liefde in ons op te nemen, en niet om Hem deze of gene eeuwig onnodige diensten te verlenen. Kijk, zo heb ik altijd gedacht en zal ik eeuwig denken, voor­opgesteld dat ik een eeuwig voortbestaan zal hebben! Om deze reden zie ik dan ook niet in waarom ik voor de boodschapper van de Heer bang zou moeten zijn, omdat ik immers geen reden kan vinden om voor de Heer Zelf bang te zijn. Ja, ik vrees de Heer ook wel, maar niet als een misdadiger, maar als een liefhebbend mens, die zich veel te zondig en onwaardig voelt om de Heer met zijn onreine hart uit al zijn kracht lief te hebben! Wat denken jullie, beste vrienden, heb ik gelijk of niet?'
Hoofdstuk 11: De verlossing van een arme man - Jakob Lorber - Over de drempel van de dood
[15] De politieman wil de weldoener arresteren voor dit dreige­ment; maar de vreemdeling trekt onmiddellijk een geladen pistool uit zijn borstzak en richt het op de gerechtsdienaar, die het nu natuurlijk raadzamer acht zich snel te verwijderen dan zich te laten schieten door deze man, die er nu ontzettend ern­stig uitziet.
Hoofdstuk 11: De verlossing van een arme man - Jakob Lorber - Over de drempel van de dood
[16] Als de politieman uit het gezicht verdwenen is, gaat ook deze man heel stil en bedaard zijns weegs. De moeder en de drie kinderen kijken hem nog lang dankbaar na. Dan haast zij zich, ondersteund door haar drie dochters, die hun pijn door deze weldoener snel vergeten zijn, onmiddellijk naar de dichtstbijzijnde herberg om brood, wat wijn en vlees te kopen. De bediende trekt wel een wat bedenkelijk gezicht als hij van dit arme volkje een bankbiljet van 10 gulden te wisselen krijgt. Maar hij denkt bij zichzelf: geld is geld, of het nu gestolen of op een eerlijke manier verkregen is, en hij wisselt het bankbiljet van de armen en geeft hun wat ze verlangen.
Hoofdstuk 11: De verlossing van een arme man - Jakob Lorber - Over de drempel van de dood
...  657 - 658 - 659 - 660 - 661 - 662 - 663 - 664 - 665 - 666 - 667 - 668 - 669 - 670 - 671 - 672 - 673 - 674 - 675 - 676 - 677 - 678 - 679 - 680 - 681 - 682  ...